ECLI:NL:RBZWB:2025:5408 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 7 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436962 / FA RK 25-3265
Datum uitspraak: 7 augustus 2025
beschikking betreffende provisionele voorziening ex artikel 223 Rv
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.P.J. Brouwers te Tilburg,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J. Nederlof te Tilburg.
Over de minderjarigen:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2018 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige 1] ,
-[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2020 in [geboorteplaats] , hierna [minderjarige 2] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
1. Het procesverloop
1.1 Het procesverloop bestaat uit de volgende stukken:
-
het op 24 juni 2025 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
-
het op 4 augustus 2025 ontvangen verweerschrift.
1.2 Bij voormeld verzoekschrift is (ook) de hoofdzaak aanhangig gemaakt, welke procedure bij de rechtbank geregistreerd staat onder kenmerk C/02/436961 FA RK 25-3264. In de hoofdzaak ligt een verzoek tot gezamenlijk gezag ten aanzien van [minderjarige 2] en het vaststellen van een zorgregeling ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ter beoordeling voor.
1.3 Op 7 augustus 2025 heeft de rechtbank het verzoek tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat, en de advocaat van de vrouw. Daarnaast was aanwezig een medewerkster namens de Raad. Tevens was met bijzondere toestemming aanwezig
mr. Essenstam, een kantoorgenoot van mr. Nederlof.
1.4 Bij aanvang van de mondelinge behandeling meldt mr. Nederlof de rechtbank dat de vrouw niet in persoon naar de rechtbank kon komen. Zij is net teruggekeerd in Nederland en staat op dit moment op een vliegveld. De rechtbank besluit daarop de mondelinge behandeling voort te zetten bij afwezigheid van de vrouw. De overige aanwezigen hebben hiertegen geen bezwaar.
2 De feiten
2.1 Partijen hebben een relatie met elkaar gehad, uit welke relatie de thans nog minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn geboren, hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
2.2 De minderjarigen zijn door de man erkend.
2.3 Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] wordt uitgeoefend door beide partijen.
2.4 Het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de vrouw.
2.5 De minderjarigen wonen bij de vrouw.
2.6 Onweersproken staat vast dat partijen afspraken met elkaar hebben gemaakt over de gevolgen van de beëindiging van hun relatie. Onderdeel van die afspraken was dat de man de minderjarigen minimaal een volledig weekend in de veertien dagen bij zich zou hebben. Na 2022 zijn de omstandigheden van de man gewijzigd, waardoor er aan die regeling geen uitvoering meer kon worden gegeven. In 2024 zag de man de minderjarigen gemiddeld twee keer per maand, zonder overnachting.
2.7 Partijen hebben in ieder geval de Nederlandse nationaliteit.
3 Het verzoek
3.1 De man verzoekt bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), in afwachting van de beslissing in de hoofdzaak: I. Tussen de man en de minderjarigen een voorlopige omgangsregeling vast te stellen waarbij de minderjarigen bij de man zullen zijn:
- eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school (als het geen schooldag is vanaf 12.00 uur) tot de daarop volgende maandagochtend aanvang school (als het geen schooldag is tot 17.00 uur);
- eenmaal in de veertien dagen op de woensdagmiddag uit school tot 18.00 uur; II. Althans een zodanige omgangsregeling te bepalen als de rechtbank in goede justitie juist acht.
3.2 De vrouw verweert zich tegen het verzoek van de man en verzoekt de rechtbank om, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: a. het provisionele verzoek van de man gedeeltelijk af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen.
3.3 Bij wijze van verzoek in reconventie verzoekt de vrouw de rechtbank bij beschikking, bij wijze van provisionele voorziening, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: a. tussen de man en de minderjarigen een voorlopige omgangsregeling vast te stellen van eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school (als het geen schooldag is vanaf 12:00 uur) tot zondagavond 18:00 uur.
4 De standpunten
4.1 Ter onderbouwing van zijn verzoek voert de man, samengevat, het volgende aan. Tot 2022 zagen de man en de minderjarigen elkaar minimaal een volledig weekend in de veertien dagen. De omstandigheden van de man wijzigde, waardoor er geen uitvoering kon worden gegeven aan die regeling. Inmiddels beschikt de man weer over een woning, waar hij de minderjarigen kan ontvangen en waar zij kunnen overnachten. In 2024 zag de man de minderjarigen gemiddeld twee keer per maand, zonder overnachting. De man wil meer tijd en op structurele basis contact hebben met de minderjarigen. Hoewel er is afgesproken weer uitvoering te geven aan de weekendregeling van eens in de veertien dagen, is daar nooit gevolg aan gegeven. Op het moment van indiening van het verzoek heeft de man de minderjarigen enkele weken niet gezien. Er zijn geen contra-indicaties aanwezig voor contact. De man heeft belang bij een voorlopige voorziening, zodat het contact met de minderjarigen spoedig kan worden hervat.
4.2 De vrouw verweert zich gedeeltelijk tegen het verzoek. Zij voert daartoe, samengevat, het volgende aan. De vrouw onderkent dat het belangrijk is dat de man en de minderjarigen omgang met elkaar hebben. Echter, omgang gedurende een schoolweek sluit niet aan bij de belangen van de minderjarigen. Doordeweekse schoolactiviteiten en zwemles moeten bijvoorbeeld door kunnen gaan. Ook de wisselmomenten moeten beperkt zijn. De vrouw heeft geen bezwaar tegen een weekendregeling, eenmaal in de veertien dagen, echter deze dient niet voort te duren tot maandagmorgen maar tot zondagavond, zodat de minderjarigen zich bij de vrouw in alle rust kunnen voorbereiden op een nieuwe schoolweek.
5 De beoordeling
Ontvankelijkheid
5.1 Ingevolge artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat de vordering moet samenhangen met de hoofdvordering.
5.2 In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
5.3 Naar het oordeel van de rechtbank hangt het onderhavige verzoek in deze zaak samen met het verzoek in de hoofdzaak, zodat de man kan worden ontvangen in zijn verzoek.
5.4 De rechtbank stelt voorop dat voor toewijzing van een verzoek in het kader van artikel 223 Rv slechts plaats is, indien er naar het oordeel van de rechtbank voldoende belang bestaat in die zin dat van partijen niet gevergd kan worden dat zij de afloop van de hoofdzaak afwachten. Daarnaast dient de rechtbank de belangen van partijen af te wegen tegen de achtergrond van de te verwachten resterende duur van de hoofdzaak en van de proceskansen daarin.
Inhoudelijke beoordeling
5.5 Bij aanvang van de mondelinge behandeling berichten partijen de rechtbank dat zij met elkaar overeenstemming hebben bereikt over een voorlopigeomgangsregeling.
5.6 De overeenstemming tussen partijen houdt het volgende in:
-
op zondag 10 augustus 2025 hebben de man en de minderjarigen contact met elkaar van 12.00 uur tot 19.00 uur;
-
vanaf vrijdag 22 augustus 2025 hebben de man en de minderjarigen contact met elkaar eenmaal per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur. Mochten de minderjarigen vrij hebben van school, dan zal de regeling ingaan vanaf vrijdag 12.00 uur.
5.7 Beide partijen verzoeken de rechtbank om de regeling, zoals tussen hen is overeengekomen, vast te stellen als een voorlopige zorgregeling, dit in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure.
5.8 Nu partijen in onderling overleg met elkaar overeenstemming hebben bereikt, de afspraken niet in strijd zijn met de belangen van de minderjarigen en ook niet strijdig met de wet, zal de rechtbank, mede gezien het positieve advies van de Raad, dienovereenkomstig beslissen. Bovengenoemde afspraken zal de rechtbank in het dictum van deze beschikking opnemen en uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
5.9 Samen met de Raad complimenteert de rechtbank partijen dat zij in het belang van de minderjarigen overeenstemming met elkaar hebben bereikt. Dit geeft een hoopvol signaal richting de toekomst.
5.10 Volledigheidshalve meldt de rechtbank nog het volgende. Bij de mondelinge behandeling is nog besproken dat indien en voor zover partijen met elkaar overeenstemming hebben bereikt over de verzoeken die voorliggen in de bodemzaak, zij daarover de rechtbank schriftelijk kunnen berichten. Zo nodig kunnen zij daarbij de rechtbank verzoeken om een beslissing te geven zonder een mondelinge behandeling.
5.11 Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6 De beslissing
De rechtbank:
6.1 bepaalt bij wege van provisionele voorziening, totdat in de hoofdzaak definitief is beslist, in het kader van de omgang tussen de man en de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2018 in [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2020 in [geboorteplaats] , de navolgende voorlopigeregeling:
-
op zondag 10 augustus 2025 hebben de man en de minderjarigen omgang met elkaar van 12.00 uur tot 19.00 uur;
-
vanaf vrijdag 22 augustus 2025 hebben de man en de minderjarigen omgang met elkaar eenmaal per twee weken van vrijdag van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur. Mochten de minderjarigen vrij hebben van school, dan zal de regeling ingaan vanaf vrijdag 12.00 uur;
6.2 verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3 compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
6.4 weigert het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2025 door mr. Toekoen, rechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 14 augustus 2025.
Mededeling van de griffier: Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.