Uitspraak inhoud

Cluster I Civiele kantonzaken

Tilburg

zaak/rolnr.: 11720643 OV VERZ 25-2889

beschikking d.d. 18 juli 2025

inzake een verzoek van

1 [verzoeker 1] ,

2. [verzoeker 2] , beiden wonende te [plaats] , verzoekende partij in de hoofdzaak en het incident, verder te noemen: [verzoeker] c.s. (mannelijk enkelvoud), procederend in persoon,

tegen

de besloten vennootschap [gedaagde] B.V., gevestigd te [plaats] , verwerende partij in de hoofdzaak en het incident, verder te noemen: [gedaagde] , gemachtigde: mr. T. Quist-Koppelaar, advocaat te Waalwijk (onttrokken per 19 juni 2025).

1 Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:

2 Het geschil en de beoordeling

In de hoofdzaak en het incident:

2.1 [verzoeker] c.s. verzoekt in de hoofdzaak:

  • het vonnis van 21 mei 2025 met zaaknummer 11273987 CV EXPL 24-4222 te herroepen;

  • de zaak opnieuw in behandeling te nemen;

  • de door [verzoeker] c.s. gedane buitengerechtelijke vernietiging van het winkelverbod van 21 maart 2025 te erkennen;

  • vast te stellen dat de winkelontzegging van 21 maart 2025 geen zelfstandige juridische grondslag heeft en daardoor als onrechtmatig moet worden aangemerkt;

  • te verklaren dat met het winkelverbod van 21 maart 2025 sprake is van een verboden dubbele sanctionering op identieke gedragingen;

  • het winkelverbod te toetsen aan het discriminatieverbod, het evenredigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel;

  • te bepalen dat het ontbreken van de griffier en de niet-verwerkte processtukken een zodanige aantasting van de rechtsorde opleveren, dat op grond van artikel 21 Rv en artikel 6 EVRM het vonnis als ondeugdelijk moet worden herzien;

  • [gedaagde] in de proceskosten te veroordelen.

In het incident verzoekt hij de uitvoerbaarheid bij voorraadverklaring van het vonnis te schorsen en [gedaagde] te verbieden om over te gaan tot executie van het vonnis, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

2.2 De kantonrechter overweegt dat uit artikel 385 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) volgt dat het beroep op herroeping een vordering is. De overige verzoeken zijn verklaringen voor recht, die volgens artikel 3:302 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ook vorderingen zijn. Dit betekent dat [verzoeker] c.s. de procedure niet aanhangig kan maken met een verzoekschrift. Hij had een dagvaarding uit moeten brengen. De kantonrechter zal hem, gelet op het bepaalde in artikel 69 Rv, in de gelegenheid stellen om de inleidende processtukken te verbeteren in die zin dat hij op zijn kosten [gedaagde] bij deurwaardersexploot dagvaardt tegen de hierna genoemde roldatum.

2.3 De kantonrechter wijst [verzoeker] c.s. erop dat hij bij het opstellen van de dagvaarding rekening dient te houden met de bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering met betrekking tot de betekeningsvoorschriften en de inhoud van de dagvaarding. Ook wijst de kantonrechter erop dat van [verzoeker] c.s. wordt verwacht dat hij zijn stellingen, thans opgenomen in de stukken onder a. tot en met cc., voor zover hij daarin persisteert, opneemt in de dagvaarding. De individuele stukken, zoals in deze verzoekschriftenprocedure ingediend, zijn geen processtukken in de dagvaardingsprocedure, omdat de verzoekschriftenprocedure met deze beschikking wordt afgesloten.

2.4 Ook wijst de kantonrechter [verzoeker] c.s. er alvast op dat in de dagvaardingsprocedure stukken kunnen worden ingediend op het moment dat daarom wordt verzocht door de behandelend kantonrechter, behoudens bijvoorbeeld aktes vermeerdering of vermindering van eis en producties in de aanloop van een mondelinge behandeling. Ongevraagde inhoudelijke reacties op stukken van de wederpartij of verdere inhoudelijke aanvullingen van stellingen door één van partijen zijn in het kader van de goede procesorde niet toegestaan. Deze stukken zullen retour worden gestuurd zonder deze in behandeling te nemen.

2.5 Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3 De beslissing

De kantonrechter:

In de hoofdzaak en het incident:

3.1 stelt [verzoeker] c.s. in de gelegenheid om op zijn kosten over te gaan tot verbetering van de inleidende processtukken;

3.2 verwijst de zaak hiertoe naar de rolzitting vanwoensdag 6 augustus 2025 te 10.00 uur;

3.3 stelt [verzoeker] c.s. in de gelegenheid om [gedaagde] met inachtneming van de wettelijke termijnen tegen de hiervoor genoemde datum en tijd te dagvaarden onder betekening van deze beslissing en van het inleidend verzoekschrift en vervolgens het exploot van dagvaarding uiterlijk één dag eerder dan voornoemde roldatum ter inschrijving op de rol aan de griffie aan te bieden;

3.4 beveelt dat de procedure in de stand waarin deze zich bevindt zal worden voortgezet volgens de regels die gelden voor de dagvaardingsprocedure;

3.5 stelt [verzoeker] c.s. in de gelegenheid haar stellingen aan te passen aan de voor de dagvaardingsprocedure toepasselijke procesregels;

3.6 houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025