ECLI:NL:RBZWB:2025:4796 - Loonstop zonder inschakelen van bedrijfsarts en eis tot contante betaling onterecht - 24 juli 2025
Uitspraak
Essentie
Een werkgever mag het loon van een ziekgemelde werknemer niet stopzetten op grond van onvoldoende reïntegratie zonder eerst een bedrijfsarts in te schakelen. De werkgever mag de werknemer evenmin dwingen het loon contant op te halen als girale betaling is overeengekomen.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 11730514 \ VV EXPL 25-25
Vonnis in kort geding van 22 juli 2025
in de zaak van
[eiser], te [plaats], eisende partij, hierna te noemen: [eiser], gemachtigde: mr. drs. S.M. Krens, ARAG Rechtsbijstand,
tegen
[gedaagde] B.V., te [plaats], gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde], vertegenwoordigd door haar statutair [directeur].
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding- de mondelinge behandeling van 8 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2. Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.
2 De feiten
2.1. [eiser] is sinds 1 april 2018 in dienst van [gedaagde] in de functie van schoonmaakster voor vijf uur per week. Het salaris bedraagt € 356,74 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Het loon dient voor het einde van de maand te worden uitbetaald. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Banden- en wielenbranche van toepassing.
2.2. [eiser] is sinds 13 juni 2024 arbeidsongeschikt.
3 Het geschil
3.1. [eiser] vordert - samengevat -, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot:
Daarnaast vordert [eiser] de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. [eiser] legt – samengevat – aan de vordering het volgende ten grondslag. Ondanks sommaties daartoe heeft [gedaagde] het loon over de maanden februari, maart en april 2025 niet uitbetaald. [eiser] vordert betaling hiervan en zij maakt aanspraak op de wettelijke verhoging daarover, de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. Ook vordert [eiser] [gedaagde] te veroordelen tot tijdige betaling van het toekomstige loon. [gedaagde] heeft namelijk eerder loon niet tijdig uitbetaald en loonspecificaties niet (tijdig) overgelegd. [gedaagde] heeft wederom loonspecificaties over de maanden maart en april 2025 niet overgelegd. [eiser] vordert afgifte hiervan en ook met betrekking tot de toekomstige salarisbetalingen. Ook vordert [eiser] hieraan een dwangsom te verbinden als [gedaagde] de loonspecificaties niet overlegt.
3.3. [gedaagde] heeft op de mondelinge behandeling verweer gevoerd. Zij heeft aangevoerd dat [gedaagde] een kleine onderneming is en dat er geen bedrijfsarts is ingeschakeld om deze kosten te besparen. [gedaagde] heeft [eiser] aangepast werk aangeboden, maar zij heeft dit geweigerd. [eiser] heeft nog een andere werkgever waar zij wel werkzaamheden verricht. Daarnaast wil [eiser] bepalen wat [gedaagde] moet doen. Dat is niet de bedoeling. [gedaagde] heeft daarop besloten het loon niet uit te betalen. [gedaagde] is bereid om het loon te betalen en [eiser] kan het loon contant op het kantoor van [gedaagde] ophalen. [eiser] kan de salarisspecificaties ook op kantoor ophalen. [eiser] heeft ervoor gekozen om dit niet te doen en daardoor heeft ze geen loon.
4 De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1. Aangezien het geschil een loonvordering betreft stelt de kantonrechter vast dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
Loonvordering
4.2. [gedaagde] voert aan de ene kant aan dat zij het loon niet heeft uitbetaald, omdat [eiser] niet meewerkt aan re-integratie en aan de andere kant voert [gedaagde] aan dat [eiser] haar loon op het kantoor in contanten kan ophalen. Wat [gedaagde] heeft aangevoerd klopt niet. Indien [gedaagde] van mening is dat [eiser] niet aan de re-integratie meewerkt, zal zij eerst een bedrijfsarts moeten inschakelen. De bedrijfsarts dient namelijk vast te stellen of [eiser] weer werkzaamheden kan verrichten in het kader van re-integratie. Zolang dat niet door de bedrijfsarts is vastgesteld mag [gedaagde] het loon niet zomaar stopzetten
Wettelijke verhoging
4.3. [eiser] vordert betaling van de wettelijke verhoging. Deze vordering wordt toegewezen. [gedaagde] heeft namelijk zonder rechtsgeldige reden het loon niet (tijdig) betaald. De kantonrechter ziet geen aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen en stelt deze vast op het maximum van 50%. Dit betekent dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van 481,60 bruto.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.4. [eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft hiertegen geen inhoudelijk bezwaar gemaakt. De gevorderde vergoeding is in overeenstemming met het tarief volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en is daarom redelijk. Daarom zal een bedrag van € 216,72 worden toegewezen. Dit is minder dan gevorderd omdat [eiser] in haar berekening ten onrechte is uitgegaan van 100% loon in plaats van 90%.
Salarisspecificaties
4.5. Op de mondelinge behandeling is gebleken dat [gedaagde] de salarisspecificaties tot en met mei 2025 inmiddels heeft verstrekt aan [eiser]. [eiser] heeft aangevoerd dat zij voor de maand juni 2025 nog geen salarisspecificatie heeft ontvangen. De kantonrechter zal gelet hierop de vordering tot het verstrekken van salarisspecificaties van toekomstige salarisbetalingen toewijzen. De gevorderde dwangsom zal ook worden toegewezen, maar zal worden beperkt tot een maximum zoals opgenomen in de beslissing.
4.6. [gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
4.7. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 963,20 bruto wegens achterstallig loon over de periode februari, maart en april 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 11 juni 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 481,60 bruto wegens verlate betaling van het loon, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag, met ingang van 11 juni 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen het overeengekomen loon (en conform de cao) voor het einde van de desbetreffende maand, tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd,
5.4. veroordeelt [gedaagde] tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto salarisspecificaties over toekomstige salarisbetalingen conform artikel 7:626 BW op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [gedaagde], na betekening van deze uitspraak, hieraan niet voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.5. veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 216,72 aan buitengerechtelijke kosten,
5.6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 990,02, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.9. wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2025.
Zie ook artikel 7:629 lid 3, onderdeel c, BW, artikel 7:658a BW en artikel 14 Arbeidsomstandighedenwet.