Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
ECLI:NL:RBZWB:2025:4568 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 juli 2025
Uitspraak
ECLI:NL:RBZWB:2025:4568•11 juli 2025
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaaknummer: 11659426 OV VERZ 25-1873
beschikking d.d. 11 juli 2025
inzake het verzoek van:
**[verzoekster] , voorzitter Raad van Bestuur van Stichting Jeugdbescherming west,**gevestigd te 's-Gravenhage, in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2012 (hierna: de minderjarige),
in de nalatenschap van:
[de erflaatster] ,
overleden te [plaats] op [datum] 2025,
geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1970,
nader te noemen erflaatster.
- Het verzoek en de beoordeling
1.1. Ter griffie van deze rechtbank werd op 17 april 2025 een verzoekschrift met bijlagen ontvangen. Het verzoek strekt ertoe de termijn als bedoeld in art. 4:193 lid 1 BW te verlengen, alsmede van de kantonrechter machtiging tot inzage en het verlangen van afschriften van alle gegevensdragers en administratie van erflaatster te verkrijgen.
1.2. Uit het verzoekschrift volgt dat de minderjarige tot de nalatenschap van erflaatster is geroepen, maar dat de termijn van drie maanden te kort is om de wettelijk vertegenwoordiger in de gelegenheid te stellen om voldoende inzicht te krijgen in de kosten en baten van de nalatenschap. Het opvragen van informatie duurt enkele weken, waarna een afweging zal moeten worden gemaakt of beneficiaire aanvaarding dan wel verwerping de voorkeur geniet. Verzoekster stelt dat hiervoor meer tijd nodig is. Daarnaast dient verzoekster als wettelijk vertegenwoordiger het recht te verkrijgen relevante informatie op te vragen over de overledene, zodat er een inventarisatie kan worden gemaakt van de baten en lasten van de nalatenschap van erflaatster.
1.3. De kantonrechter overweegt als volgt.
Verlenging termijn
1.4. De wettelijk vertegenwoordiger van een (minderjarige) erfgenaam is in beginsel verplicht een verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping af te leggen binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop de nalatenschap de erfgenamen toekomt. De nalatenschap van erflaatster is de minderjarige toegekomen op het moment van overlijden van erflaatster, te weten op [datum] 2025. Dit brengt met zich dat de wettelijk vertegenwoordiger in beginsel uiterlijk op 27 juni 2025 een verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping dient af te leggen.
1.5. Een door de kantonrechter gestelde termijn voor het maken van een keuze tot (beneficiaire) aanvaarding of verwerping van een nalatenschap op verzoek van de erfgenaam voor afloop daarvan kan een of meerdere malen verlengd worden. Gelet op het onderlinge verband tussen artikel 4:193 BW en artikel 4:192 lid 2 BW, kan de termijn van drie maanden zoals opgenomen in artikel 4:193 BW voor de afloop daarvan eveneens een of meer malen verlengd worden op verzoek van de wettelijk vertegenwoordiger van een (minderjarige) erfgenaam.
1.6. Het verzoek tot verlenging van de termijn van drie maanden is voor de afloop hiervan ingediend. Deze termijn loopt namelijk af op 27 juni 2025, terwijl het verzoekschrift op 17 april 2025 ter griffie is ingekomen. De kantonrechter zal de termijn dan ook verlengen met zes maanden, en wel tot 27 december 2025.
Machtiging inzage
1.7. De wet schrijft in artikel 4:185 lid 1 BW voor dat schuldeisers gedurende een termijn van drie maanden na het overlijden van een schuldenaar geen verhaal kunnen nemen op goederen van de nalatenschap. Deze bepaling beoogt potentiële erfgenamen de tijd te bieden om de nalatenschap te inventariseren teneinde een weloverwogen keuze uit te kunnen brengen. Gedurende deze termijn kan de kantonrechter voorts de maatregelen voorschrijven die zij geboden acht. Deze termijn kan worden verlengd.
1.8. Hoewel de bevoegdheid tot het voorschrijven van maatregelen hoofdzakelijk lijkt te zijn ingegeven door de belangen van de schuldeisers, kent deze bepaling – met het oog op het belang van potentiële erfgenamen om een afgewogen keuze te kunnen maken rondom de vererving van een nalatenschap – een discretionaire bevoegdheid aan de kantonrechter toe wat betreft het voorschrijven van maatregelen.
1.9. De kantonrechter zal bij wijze van maatregel als bedoeld in artikel 4:185 lid 2 BW verzoekers machtigen tot inzage in en het verlangen van afschriften van alle gegevensdragers en administratie van erflaatster. Voor alle duidelijkheid merkt de kantonrechter op dat verzoekers op grond van deze machtiging van derden/instanties (waaronder Loket Slapende Tegoeden, banken, verzekeringsmaatschappijen, de belastingdienst en dergelijke), inzage dienen te verkrijgen in alle bancaire gegevens en (belasting)administratie van erflaatster en dat eventuele schuldeisers van de nalatenschap op verzoek van verzoekster hun vorderingen op de nalatenschap aan hen dienen op te geven en desgevraagd met bescheiden dienen te onderbouwen. De kantonrechter stelt verzoekster hiermee in staat de samenstelling en omvang van de nalatenschap nader te inventariseren. Dit gedurende een termijn van vijf maanden, ingaande na heden en derhalve tot en met 11 december 2025.
- De beslissing
De kantonrechter:
verlengt de termijn waarbinnen verzoekster, in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2012, beneficiaire aanvaarding dan wel verwerping van de nalatenschap van erflaatster dient af te leggen tot en met 27 december 2025,
machtigt verzoekster tot kennisneming (waaronder te verstaan: inzage in en voor zover nodig afschrift) van alle boeken, bescheiden en andere gegevensdragers ten name van erflaatster en kent uitsluitend daartoe voor zover nodig aan verzoekster het beheer over de nalatenschap toe, een en ander tot en met 11 december 2025.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van der Lende-Mulder Smit, kantonrechter, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.