Burgerlijk Wetboek Boek 4

1. Gedurende drie maanden na het overlijden van de erflater kan op goederen van een nalatenschap die niet door alle erfgenamen zuiver is aanvaard, geen verhaal worden genomen, tenzij de schuldeiser hiertoe ook in geval van faillissement van de erflater had kunnen overgaan.

Dit lid bepaalt dat, gedurende een periode van drie maanden volgend op het overlijden van de erflater, er op goederen die behoren tot een nalatenschap die niet door alle erfgenamen zuiver is aanvaard, geen verhaal kan worden genomen door schuldeisers. Een uitzondering hierop geldt indien de schuldeiser ook in het geval van een faillissement van de erflater bevoegd zou zijn geweest om tot verhaal over te gaan.

2. Gedurende die tijd kan de kantonrechter op verzoek van een belanghebbende de maatregelen voorschrijven die hij in diens belang nodig acht.

Dit lid stelt dat gedurende de voorgenoemde periode, de kantonrechter de bevoegdheid heeft om, op verzoek van een belanghebbende, die maatregelen voor te schrijven die de kantonrechter in het belang van die belanghebbende noodzakelijk oordeelt.

3. De termijn kan voor de afloop daarvan door de kantonrechter ten aanzien van bepaalde schuldeisers een of meer malen op grond van bijzondere omstandigheden worden verlengd. De verlenging wordt in het boedelregister ingeschreven.

Dit lid specificeert dat de kantonrechter de eerdergenoemde termijn, nog voor het verstrijken daarvan, ten aanzien van specifieke schuldeisers een of meerdere keren kan verlengen. Dit kan alleen op grond van bijzondere omstandigheden. Een dergelijke verlenging wordt vervolgens ingeschreven in het boedelregister.