Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/7191

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. L.A. Pronk),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, (het college).

Inleiding

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van 10 september 2024, over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het realiseren van drie appartementsgebouwen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening.

Verzoeker heeft zijn verzoek om voorlopige voorziening op 15 april 2025 ingetrokken en heeft de voorzieningenrechter verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter dat verzoek. De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Het college heeft hierop niet gereageerd.

De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.[1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

  1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?

  1. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.[2]

Is (het college) aan het verzoek tegemoetgekomen?

  1. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het college niet tegemoetgekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, omdat het college (nog) geen nieuw besluit heeft genomen waarbij aan de bezwaren van verzoeker geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen.[3] In een brief van 20 februari 2025 heeft het college aan de rechtbank medegedeeld dat het bestreden besluit in de nog te nemen beslissing op bezwaar zal worden herroepen en dat een nieuw besluit genomen zal worden. Het college verwacht de beslissing op bezwaar uiterlijk op 25 augustus 2025 te kunnen nemen. Omdat dit besluit op het moment van de intrekking nog niet was genomen, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.

  2. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om het griffierecht aan verzoeker terug te laten betalen[4], omdat vergunninghoudster in een brief heeft aangegeven voorlopig geen plannen te hebben om te beginnen met de werkzaamheden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 7 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.

ABRvS 25 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW3843, r.o. 2.3.

Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, onder b, van de Awb.


Voetnoten

Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.

ABRvS 25 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW3843, r.o. 2.3.

Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, onder b, van de Awb.