Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2024:519 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 22 januari 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2024:51922 januari 2024

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummers: BRE 23/2492 en 23/3938

(gemachtigde: mr. N.M.C.H. Crooijmans),

en

1. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland (23/3938)

(gemachtigde: mr. L.P. Koster-Braat)

2. de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland (23/2492)

(gemachtigde: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

(vertegenwoordigd door: [vertegenwoordiger] ).

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de vergunningen voor het omzetten van een woning in horeca en het vergroten van het terras op het [adres 1] te [plaats] . Eiser woont op het [adres 2] te [plaats] .

2. De rechtbank beoordeelt of het college en de burgemeester de vergunningen op de juiste gronden hebben verleend. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond*.* Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De rechtbank zal eerst ingaan op de verleende omgevingsvergunning en daarna op de verleende exploitatie- en terrasvergunning.

Wettelijk kader

4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Inhoudelijke beoordeling omgevingsvergunning (23/3938)

Toetsingskader omgevingsvergunning

5. Het college heeft, voor zover hier van belang, een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’.[1]

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kent in artikel 2.10 een verplicht toetsingskader voor de activiteit ‘bouwen’. Kort gezegd betekent dit dat het college moet toetsen of het bouwplan voldoet aan het bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Indien er geen sprake is van strijd met één van deze weigeringsgronden moet het college de vergunning verlenen. Indien er zich één van deze weigeringsgronden voordoet, is het college in beginsel verplicht de omgevingsvergunning voor het bouwen te weigeren.

14 De beroepen zijn ongegrond. De bestreden besluiten kunnen in stand blijven. Wel heeft de rechtbank geconstateerd dat de bestreden besluiten onvoldoende zijn gemotiveerd. Die onvoldoende onderbouwing zit hem vooral in het feit dat niet voldoende is aangetoond dat voldaan wordt aan de beleidskaders en met name het bestemmingsplan ‘Parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland’. Ook was naar eiser toe onvoldoende onderbouwd dat zijn vrees voor geluidsoverlast ongegrond is. De rechtbank heeft deze motiveringsgebreken gepasseerd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, omdat eiser hier uiteindelijk niet door is benadeeld. Deze aspecten zijn wel degelijk meegewogen door het college en de burgemeester en leiden niet tot een ander besluit.

De rechtbank:

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 23 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a. het bouwen van een bouwwerk,

b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet, [. . .]

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:

2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:

a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening: 1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking, [. . .]

Bestemmingsplan ‘Parapluplan parkeernormen Schouwen-Duiveland’

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

a. de openbare orde; b. de openbare veiligheid; c. de volksgezondheid d. de bescherming van het milieu 2.a. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is. 2.b. Een vergunning voor een vergunningplichtig evenement kan worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan acht weken voor de beoogde datum van het evenement is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Artikel 2:28 Exploitatievergunning openbare inrichting

1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 en artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning weigeren of intrekken als de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan of voorbereidingsbesluit of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 en artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning of trekt hij de vergunning in als de aanvrager niet of niet langer voldoet aan de eisen als bedoeld in artikel 8, leden 1 en 2 van de Alcoholwet.

3. Als de vergunningaanvraag mede betrekking heeft op een terras op een openbare plaats, beslist de burgemeester over de ingebruikneming van die openbare plaats ten behoeve van het terras. De burgemeester kan beleidsregels vaststellen ten aanzien van terrassen, bezien in relatie tot artikel 2:10.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 en artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning voorts weigeren of intrekken indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

5. Bij de toepassing van de in het vierde lid genoemde weigerings- en intrekkingsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van de openbare inrichting en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

6. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

a. zorginstelling; b. museum; c. theetuin; d. lunchroom voor zover gevestigd in een winkel; e. bedrijfskantine of –restaurant.

Artikel 2.1, eerste lid onder a en c van de Wabo

Artikel 2.10, tweede lid van de Wabo

Artikel 1:8 en 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Schouwen-Duiveland 2015, zoals die gold ten tijde van het bestreden besluit.

Beide zaken zijn op één zitting besproken. De rechtbank kent eiser daarom per zaak een half punt toe.


Voetnoten

Artikel 2.1, eerste lid onder a en c van de Wabo