ECLI:NL:RBZWB:2024:4363 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 26 juni 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4759
[eiser] , uit [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr. J.J. Jaspers),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 28 december 2023. Er is daarom een vergunning van rechtswege ontstaan, die het college bekend moet maken.
1.1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Beoordeling door de rechtbank
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag waarop de reguliere procedure uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) van toepassing is, ontstaat een vergunning van rechtswege.
2.1 Het te nemen besluit is gebaseerd op de Wabo. Die wet is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Uit artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet leidt de rechtbank af dat het oude recht van toepassing blijft op een besluit op een aanvraag die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend. De wetgever heeft echter expliciet een uitzondering gemaakt voor artikel 3.9, derde lid, eerste zin van de Wabo. Dat betekent dat vanaf 1 januari 2024 geen vergunning van rechtswege meer kan ontstaan.
2.2 De rechtbank zal dit beroep dan ook opvatten als een beroep wegens niet tijdig beslissen. Dat betekent dat de rechtbank niet kan bepalen dat het college een van rechtswege verleende vergunning bekend moet maken, maar slechts dat het college binnen een bepaalde periode alsnog een besluit op de aanvraag moet nemen.
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 28 december 2023. Het college heeft in eerste instantie aangegeven dat de reguliere procedure van toepassing is en dat hij dus, na opschorting en verlenging van de beslistermijn uiterlijk op 12 mei 2024 moet beslissen. Op 9 mei 2024 stuurt het college eiser een bericht waarin hij hem te kennen geeft dat de uitgebreide procedure van toepassing is, omdat het over de verandering van een rijksmonument gaat. In dat geval heeft het college, afgezien van opschortingen en verlengingen, zes maanden om te beslissen op de aanvraag.
3.1 Voor de beoordeling van de vraag of het college te laat is met beslissen is van belang om vast te stellen welke procedure van toepassing is. De uitgebreide procedure is van toepassing bij een vergunning voor het slopen, verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen van een rijksmonument of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht, voor zover hiervoor krachtens artikel 2.26, derde lid van de Wabo, een adviseur is aangewezen.
3.2 Eiser bestrijdt dat het hier gaat om wijzigingen van ingrijpende aard. Volgens hem is het wijzigen van de reguliere procedure naar de uitgebreide procedure een oneigenlijk oplossing die het college heeft toegepast om te voorkomen dat hij te laat zou beslissen en er een vergunning van rechtswege zou ontstaan.
3.3 De werkzaamheden die blijken uit de projectomschrijving bestaan, kort samengevat, uit de volgende. Bij het woongedeelte:
Bij de voormalige stalruimte:
3.4 Eiser onderbouwt niet waarom het college zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat sprake is van het ingrijpend wijzigen van een rijksmonument of een belangrijk deel daarvan als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2˚, van het Bor. De memorie van toelichting bij artikel 3.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo
3.5 Uit het oordeel dat de aangevraagde wijzigingen van ingrijpende aard zijn, vloeit voort dat het college zich hier terecht op het standpunt heeft gesteld dat er een adviseur is aangewezen als bedoeld in artikel 2.26 van de Wabo. Dat houdt in dat hier de uitgebreide procedure van toepassing is.
3.6 De rechtbank begrijpt, gelet op de zeer late mededeling die het college hierover heeft gedaan en de tijdsdruk die toen op de besluitvorming leek te liggen, dat dit bij eiser het beeld heeft opgeroepen dat het college de uitgebreide procedure alleen van toepassing heeft verklaard om een termijnoverschrijding te voorkomen. Dit maakt de conclusie dat hier wel degelijk sprake is van wijzigingen van ingrijpende aard en daarmee van een aanvraag waarvoor een adviseur is aangewezen en dus een aanvraag waarvoor de uitgebreide procedure geldt, niet anders en leidt er niet toe dat afgeweken moet worden van de wettelijk voorgeschreven procedure.
Conclusie
4. De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het beroep de beslistermijn van zes maanden niet is verstreken. Die zou, zonder rekening te houden met opschortingen en verlengingen uitkomen op 28 juni 2024.
4.1. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Het college hoeft daarom geen dwangsom aan eiser te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier, op 27 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.
Dit staat in artikel 3.9 van de Wabo in samenhang met paragraaf 4.1.3.3 van de Awb
Dit staat in artikel 3:18 van de Awb
Dit staat in artikel 3.10, eerste lid onder d van de Wabo
Kamerstukken II, 2009-2010, 32 433, nr. 3