ECLI:NL:RBROT:2025:9879 - Rechtbank Rotterdam - 19 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/5640
[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. C.C. Haanappel),
en
het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard, het college
(gemachtigde: M.J. de Jonge).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar verzoek tegen het besluit van het college van 12 mei 2025.
1.1. Met een besluit van 12 mei 2025 heeft het college verzoeksters aanvraag voor een bijstandsuitkering vanaf 30 april 2025 afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Met een nieuw besluit 1 augustus 2025 heeft het college alsnog een bijstandsuitkering toegekend vanaf 30 april 2025.
1.2. Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en de voorzieningenrechter verzocht het college te veroordelen in de gemaakte proceskosten. Op 11 augustus 2025 heeft het college gereageerd op dit verzoek.
1.3. De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
3.1. In een voorlopige voorzieningenprocedure is het antwoord op de vraag of geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen
Is het college aan het verzoek tegemoetgekomen?
4. Het college is met het besluit van 1 augustus 2025 aan verzoekster tegemoetgekomen. Het uitgangspunt is dat het enkele feit dat het bestuursorgaan aan verzoekster tegemoetkomt reden is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen.
Welke kosten dient het college te vergoeden?
5. De proceskosten worden als volgt berekend. Verzoekster heeft zich laten bijstaan door haar gemachtigde. Deze gemachtigde heeft een proceshandeling verricht: het indienen van een verzoekschrift. Deze proceshandeling levert één punt op met een waarde van € 907,-. Dat betekent dat de totale proceskosten die het college moet vergoeden € 907,- bedragen.
Conclusie en gevolgen
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling toe. De voorzieningenrechter wijst erop dat het college het door verzoekster betaalde griffierecht van € 53,- kan vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter veroordeelt het college tot betaling van € 907,- aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
In de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb.
Vergelijk CRvB 24 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3263.
Vergelijk CRvB 15 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3252.
Vergelijk ABRvS 12 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1930.
Dat staat in artikel 8:82, zesde lid, van de Awb.