ECLI:NL:RBROT:2025:9700 - Rechtbank Rotterdam - 15 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/10820
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV (gemachtigde: mr. G. Gogar).
-
Deze uitspraak gaat over een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet Werk en arbeid naar inkomensvermogen (Wet WIA). Het UWV heeft aan eiser een Wet WIA-uitkering toegekend. Eiser is het niet eens met de mate van arbeidsongeschiktheid waarop deze uitkering is gebaseerd.
-
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep van eiser ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
-
Met het primaire besluit van 19 september 2023 heeft het UWV bepaald dat eiser per 27 juni 2023 geen recht heeft op een Wet WIA-uitkering. Met het bestreden besluit van 12 juni 2024 heeft het UWV het bezwaar van eiser gegrond verklaard en aan eiser per 27 juni 2023 een Wet WIA-uitkering toegekend, uitgaande van een mate van arbeidsongeschiktheid van 42,89%.
-
Eiser heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt bij het UWV. Het UWV heeft dit bezwaarschrift doorgestuurd naar de rechtbank Den Haag om in behandeling te nemen als beroepschrift.
-
Op 2 oktober 2024 heeft eiser een aanvullend beroepschrift en medische stukken ingediend.
-
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
-
Op 27 november 2024 is het beroep doorgestuurd naar de rechtbank Rotterdam voor verdere behandeling.
-
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: [persoon A] namens het UWV*.*
Totstandkoming van het bestreden besluit
- Eiser is werkzaam geweest als productiemedewerker en heeft zich voor deze arbeid ziekgemeld op 29 juni 2021. Eiser ontving een uitkering op grond van de Ziektewet en heeft op 21 maart 2023 een aanvraag ingediend voor een Wet WIA-uitkering. Naar aanleiding hiervan heeft een primaire arts onder supervisie van een verzekeringsarts onderzoek verricht. In een rapportage van 19 juli 2023 heeft de primaire arts uiteengezet dat eiser verminderde functionele mogelijkheden heeft als gevolg van ziekte of gebrek. Tevens heeft hij eisers mogelijkheden en beperkingen vastgelegd in een functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 20 juli 2023.
Aan de hand van deze FML heeft een arbeidsdeskundige in een rapportage van 14 september 2023 vastgesteld dat eiser zijn eigen arbeid niet meer kon verrichten, maar wel in staat was tot het verrichten van passende functies. De arbeidsdeskundige heeft met deze functies vastgesteld dat het loon dat eiser kon verdienen, 8,87% lager ligt dan het loon dat eiser verdiende voordat hij ziek werd. Het UWV heeft om die reden in het primaire besluit bepaald dat eiser geen recht heeft op een Wet WIA-uitkering, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
- In het kader van de herbeoordeling in bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzoek verricht en in een rapportage van 24 april 2024 uiteengezet dat in de FML aanvullende beperkingen dienden te worden vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hiervoor aanleiding gezien vanwege onder meer eisers hartproblematiek en uitgebreide medicatie, waarbij desondanks nog steeds sprake was van een hoge bloeddruk, hetgeen als risico kan worden gezien bij hart- en vaatziekten. Gelet hierop zijn diverse beperkingen aangevuld of (qua toelichting) gewijzigd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een nieuwe FML vastgesteld op 24 april 2024.
Aan de hand van deze FML heeft een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vastgesteld dat een aantal eerder geduide passende functies niet meer passend zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarom nieuwe functies geduid. Met deze functies kan eiser 42,89% verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Op basis hiervan heeft het UWV het bestreden besluit genomen.
Standpunt eiser
- Eiser voert in beroep aan dat het UWV ten onrechte heeft bepaald dat hij 42,89% arbeidsongeschikt is en is het ook niet eens met de vastgestelde resterende verdiencapaciteit van € 1.242,73. Gelet op zijn medische situatie voert eiser aan dat hij meer arbeidsongeschikt is. Eiser heeft hartproblemen, moeite met bewegen en last van kortademigheid. Eiser gebruikt veel medicatie. Eiser ontvangt ook hulp in de huishouding via Rogplus (taxivervoer, een elektrische rolstoel en huishoudelijke hulp). In deeltijd werken en meedoen aan reïntegratie kan ook niet, aldus eiser. Ten slotte stelt hij dat hij het zich financieel niet kan veroorloven zich van psychische aandoeningen te genezen.
Toepasselijke wet- en regelgeving
-
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
-
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
-
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld voor de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.
Beoordeling door de rechtbank
-
De rechtbank dient te beoordelen of het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht met ingang van 27 juni 2023 (de datum in geding) heeft vastgesteld op 42,89%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de aan hem voorgehouden functies te verrichten.
-
Wat eiser in beroep aanvoert, geeft geen reden om het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten van eiser als zodanig of om de door hem ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van (passende) arbeid. Het is daarbij de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts bezwaar en beroep om op grond van de beschikbare medische gegevens de beperkingen tot het verrichten van arbeid vast te stellen. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig of onjuist beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser. De stelling van eiser dat zijn medische situatie is onderschat, kan de rechtbank niet volgen. In de rapportage van 24 april 2024 overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat ten aanzien van eisers hartproblematiek juist ook vanwege de omvangrijke medicatie en desondanks hoge bloeddruk aanleiding bestaat tot het vaststellen van aanvullende beperkingen in de FML. Voor het ontvangen van hulp in de huishouding gelden andere beoordelingscriteria dan voor een Wet WIA-uitkering, zodat de omstandigheid dat eiser die hulp ontvangt, niet maatgevend is voor zijn beperkingen in termen van de FML. Ten slotte is de situatie ten tijde van de datum in geding (27 juni 2023) beoordeeld en niet een situatie nadat eiser nadere behandelingen heeft ondergaan, zodat niet van belang is of eiser die behandelingen zou kunnen bekostigen.
Ten aanzien van de in beroep door eiser op 2 oktober 2024 nog ingediende stukken overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een rapportage van 25 oktober 2024 inzichtelijk heeft gemotiveerd dat deze informatie geen aanleiding geeft het eerder ingenomen standpunt ten aanzien van eisers mate van arbeidsongeschiktheid te wijzigen. In wat in beroep wordt aangedragen, komt namelijk geen ander beeld naar voren van eisers medische situatie rond de datum in geding, omdat de betreffende medische informatie al bekend was, onder meer via de bedrijfsarts, en door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is meegewogen. Voor zover eiser betoogt dat zijn medische situatie na de datum in geding is verslechterd, kan eiser daarvan een melding maken bij het UWV, zodat eisers medische situatie opnieuw kan worden beoordeeld.
- Uit het voorgaande volgt dat het UWV de functionele mogelijkheden van eiser correct heeft vastgesteld. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiser overschrijdt. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft per 27 juni 2023 een verlies aan verdienvermogen te zien van 42,89%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiser alsmede zijn resterende verdiencapaciteit is juist vastgesteld door het UWV.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft daarmee in stand. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. P.G.J. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.