Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:9697 - Rechtbank Rotterdam - 8 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:96978 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

locatie Rotterdam

zaaknummer: 11432437 CV EXPL 24-30471

datum uitspraak: 8 augustus 2025

Vonnis van de kantonrechter

in de zaak van

Stichting Hef Wonen, vestigingsplaats: Rotterdam, eiseres, gemachtigde: mr. K.A.M. Jaspers,

tegen

[gedaagde] als bewindvoerder over de goederen van [persoon A], vestigingsplaats: [vestigingsplaats] , gedaagde, gemachtigde: mr. E.H.P. Dingenouts.

De partijen worden hierna ‘Hef Wonen’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1 De procedure

1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:

1.2. Op 10 april 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren namens Hef Wonen aanwezig: [persoon B] , [persoon C] , [persoon D] en mr. Y.F. Rijswijk. Namens [gedaagde] zijn de heer [persoon A] en de gemachtigde verschenen.

2 De beoordeling

Wat is de kern?

2.1. [persoon A] huurt een woning van Hef Wonen. Hef Wonen vraagt de kantonrechter om de huurovereenkomst te ontbinden en [persoon A] te veroordelen om de woning te ontruimen. De reden daarvan is dat [persoon A] volgens Hef Wonen overlast veroorzaakt, agressief is tegen medewerkers van Hef Wonen en zich in het algemeen niet als een goede huurder gedraagt.

2.2. [persoon A] is het niet eens met de eis. Hij voert aan dat alle verwijten van Hef Wonen niet kloppen. In het verleden is er volgens hem onterecht een negatieve indruk van hem ontstaan. Nu kan hij in de ogen van Hef Wonen niets meer goed doen en worden allerlei onterechte en ongefundeerde verwijten gemaakt.

Het oordeel van de rechter

2.3. De rechter neemt nog geen eindbeslissing. Zij oordeelt dat Hef Wonen mag bewijzen dat [persoon A] rommel maakt en agressief is geweest. In dit vonnis legt zij dat uit.

De voorgeschiedenis

2.4. [persoon A] huurt de flatwoning sinds maart 2019. Bij het aangaan van de huurovereenkomst heeft Hef Wonen direct een laatste-kans-overeenkomst gesloten met [persoon A] , omdat [persoon A] ook gedoe had met zijn vorige verhuurder. In de overeenkomst hebben zij afspraken gemaakt over het gedrag van [persoon A] . In het eerste half jaar dat [persoon A] in de flat woonde ging het psychisch niet goed met hem. Hef Wonen heeft toen eind november 2019 opnieuw een gedragsaanwijzing met hem afgesproken, als ‘allerlaatste kans’.

2.5. Daarna is het een periode goed gegaan, in die zin dat er geen of weinig klachten zijn geweest zijn over [persoon A] . In 2023 zijn Hef Wonen en [persoon A] opnieuw gebotst. De complexbeheerder van de flat heeft [persoon A] ervan beschuldigd dat hij hem heeft mishandeld. Hef Wonen heeft toen aan omwonenden gevraagd of [persoon A] nog overlast veroorzaakt. Enkele omwonenden hebben toen anoniem verklaard dat dit zo is/was.

2.6. Hierna zijn twee procedures gevolgd. Eerst heeft Hef Wonen in een kort geding geëist dat [persoon A] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen. Die eis is afgewezen, omdat in het kort geding niet kon worden vastgesteld dat er sprake was van mishandeling en overlast. Vervolgens is Hef Wonen een procedure gestart waarin zij ontbinding van de huurovereenkomst heeft geëist. Na een antwoord van [persoon A] en een zitting hebben de partijen samen afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in een brief van 21 juni 2024.

2.7. De laatste afspraken tussen de partijen zijn vastgelegd in een proces-verbaal. [persoon A] en Hef Wonen hebben ‘bij wijze van laatste kans’ met elkaar afgesproken:

Hef Wonen en [persoon A] hebben ook afgesproken dat Hef Wonen overtredingen “in het geheel niet accepteert” en dat bij ernstige overtredingen opnieuw een rechtszaak zal volgen.

De kantonrechter zal niet oordelen over de eerdere incidenten

2.8. In deze procedure stelt Hef Wonen dat [persoon A] de afspraken uit de laatste overeenkomst niet is nagekomen en ook verder zich niet als een goede huurder heeft gedragen. Daarop ligt de focus in deze zaak.

2.9. In de dagvaarding heeft Hef Wonen ook verwezen naar overlast en onbehoorlijk gedrag van [persoon A] uit het verleden. De kantonrechter zal in deze procedure niet ingaan op specifieke incidenten van voor de laatste overeenkomst. De belangrijkste reden daarvoor is dat de partijen destijds samen hebben overlegd en hebben besloten dat ze de huurovereenkomst voortzetten en daarbij afspraken maken. Dit betekent dat die eerdere omstandigheden op zichzelf nu geen reden kunnen vormen voor ontbinding. Hef Wonen en [persoon A] hebben echter ook afgesproken dat dit afspraken zijn bij wijze van laatste kans en dat Hef Wonen direct een procedure zal starten als [persoon A] die afspraken niet nakomt. Als [persoon A] die afspraken dus niet is nagekomen, dan vormt dit in principe een reden om de overeenkomst te ontbinden.

2.10. [persoon A] heeft nagenoeg alle incidenten uit het verleden ontkend of genuanceerd. De kantonrechter kan en hoeft nu dus niet precies vaststellen wat er wel en niet klopt. Wat voor haar wel vast staat is dat [persoon A] zich niet steeds als een goed huurder heeft gedragen. Het feit dat hij tot drie keer toe een laatste-kans-overeenkomst heeft getekend is wat dat betreft een goede indicator. Een laatste kans betekent namelijk wel dat er daarvoor het een en ander is misgegaan. De vele verklaringen zijn bovendien ook niet uit de lucht komen vallen. Die incidenten kunnen wellicht deels verklaard worden door de psychische situatie van [persoon A] . Van Hef Wonen kan echter niet worden verwacht dat zij dit om die reden steeds door de vingers blijft zien. Hef Wonen is geen hulpverlener en moet ook de belangen van de omwonenden meewegen.

Wat is er volgens Hef Wonen gebeurd na de laatste overeenkomst?

2.11. Volgens Hef Wonen heeft [persoon A] zijn gedrag niet verbeterd na de laatste overeenkomst van juni 2024. De kantonrechter begrijpt dat volgens Hef Wonen sindsdien het volgende is gebeurd:

Op deze incidenten gaat de kantonrechter hierna in.

Er kan [persoon A] geen verwijt worden gemaakt voor de acties van anderen

2.12. Volgens Hef Wonen heeft bezoek van [persoon A] geprobeerd zonder sleutel binnen te komen in zijn woning en is daarbij het deurkozijn beschadigd geraakt. Bezoek zou verder in de hal hebben geplast en voor overlast in het complex hebben gezorgd. De kantonrechter ziet geen aanleiding om vast te stellen of dit wel of niet gebeurd is. Hef Wonen heeft namelijk niet gesteld dat [persoon A] dit bezoek heeft toegelaten in het complex. Hij is daarvoor dus in principe ook niet verantwoordelijk (artikel 7:219 BW). Hef Wonen heeft ook niet gesteld dat [persoon A] deze acties van anderen had kunnen voorkomen. De kantonrechter oordeelt dat hem daarom op dit punt geen verwijt kan worden gemaakt.

De politie-invallen weegt de rechter ook niet mee

2.13. Sinds de laatste overeenkomst is de politie twee keer binnengevallen in de woning. Volgens [persoon A] ging het er de eerste keer om dat zijn bezoek een fiets mee had genomen die eerder door een ander gestolen was. De tweede keer kwam volgens hem omdat een buurtbewoner onterecht had gemeld dat er een drugslab in de woning was. Volgens [persoon A] heeft hij niets strafbaars gedaan en kan hem daarom geen verwijt worden gemaakt. Hef Wonen heeft vervolgens niet gesteld of onderbouwd welk verwijt [persoon A] kan worden gemaakt voor de twee politie-invallen. Dit weegt de rechter dus niet mee voor de ontbinding.

Hef Wonen mag bewijzen dat de rommel van [persoon A] is

2.14. Volgens Hef Wonen zorgt [persoon A] ook voor rommel. Zij stelt dat een scooter van hem voor het complex staat, met daaromheen rommel en dat er ook voor de berging en in de hal spullen van [persoon A] staan. Zij heeft een paar foto’s van rommel bij de dagvaarding gevoegd (productie 12). [persoon A] ontkent dat die rommel van hem is. De kantonrechter kan nu niet vaststellen of de rommel inderdaad van [persoon A] is. Omdat Hef Wonen op basis van deze stelling ontbinding vraagt, moet zij dit bewijzen (artikel 150 Rv). De kantonrechter laat Hef Wonen toe om te bewijzen dat Hef Wonen rommel maakt in en rond het complex. Mocht dit zo zijn dan is dit namelijk een schending van de gemaakte afspraken. Daarin staat duidelijk dat [persoon A] geen spullen in de gang mag plaatsen en geen overlast mag veroorzaken.

Hef Wonen mag bewijzen dat [persoon A] agressief is geweest tegen de complexbeheerder

2.15. Hef Wonen stelt verder dat [persoon A] agressief is geweest tegen meneer [persoon E] , de complexbeheerder. In een verklaring die Hef Wonen bij de dagvaarding heeft gevoegd staat daarover: “Op maandag 23 september kwam dhr. [persoon A] mijn kantoor binnenlopen om zijn beklag te doen over de gang van zaken. Meneer kwam opgefokt binnen en begon direct met schelden omdat hij zijn woning niet in kon. De politie had de deur weer afgesloten nadat zij de deur hadden opengebroken maar hem een verkeerde sleutel meegegeven. Hij zei: “Wat is dit voor kankerzooi dat ik mijn eigen woning niet eens binnen kan. Kanker Hef Wonen en jullie zijn allemaal kankerlijers. En jij praat teveel". Ik heb hierna op een rustige manier uitgelegd dat Hef Wonen er niks aan kan doen dat hij zijn woning niet in kan en hem verzocht om weg te gaan omdat hij agressief en intimiderend overkwam.” Een collega van [persoon E] heeft daarover verklaard: “Ik weet niet exact wat er is voorgevallen. Ik weet wel dat dhr [persoon A] in de ruimte van [voornaam persoon E] stond en ineens agressief werd en begon te strooien met het K woord. Ik geloof dat hij [voornaam persoon E] als een verrader zag en dat daar zijn agressie vandaan kwam.

2.16. Volgens [persoon A] klopt dit niet. Hij geeft wel toe dat hij boos is geworden op [persoon E] , omdat hij achter zijn rug om buren ophitst tegen hem. In het antwoord heeft de gemachtigde geschreven dat [persoon A] [persoon E] een NSB-er heeft genoemd. [persoon A] heeft zelf tijdens de zitting gezegd dat hij hem misschien een klootzak heeft genoemd. Volgens hem was hij echter niet agressief en intimiderend.

2.17. Ook op dit punt mag Hef Wonen bewijs leveren. Als [persoon A] namelijk echt agressief is geweest tegen een medewerker van Hef Wonen dan heeft hij daarmee ook de afspraken geschonden. Agressie tegen de verhuurder is uiteraard nooit goed te praten. Bovendien hebben de partijen ook nog eens expliciet afgesproken dat [persoon A] niet agressief zal zijn.

De andere verklaring van de buurtbewoner weegt de rechter niet mee

2.18. Hef Wonen heeft ook nog een verklaring van een buurtbewoner bij de dagvaarding gevoegd. Het betreft een onduidelijke verklaring over regelmatig bezoek van [persoon A] en over een chemische lucht. Hef Wonen heeft geen stellingen ontleend aan die verklaring. Die laat de rechter daarom buiten beschouwing.

Hoe nu verder?

2.19. Hef Wonen mag bewijzen dat [persoon A] na 21 juni 2024 rommel heeft gemaakt in en rond het complex en dat [persoon A] op 23 september 2024 agressief is geweest tegen meneer [persoon E] . Direct nadat Hef Wonen bewijs heeft geleverd, mag [persoon A] tegenbewijs leveren. De partijen mogen pas op elkaars bewijs reageren als het leveren van bewijs door beide partijen is afgerond. De kantonrechter beoordeelt daarna of het bewijs geleverd is.

2.20. De partijen hebben na de zitting geprobeerd om samen te zoeken naar een andere oplossing. Op 3 juni 2025 heeft Hef Wonen laten weten dat de partijen “(nog) niet tot een schikking zijn gekomen”. Wellicht kunnen de partijen dat na dit vonnis alsnog proberen. Hef Wonen wil namelijk [persoon A] weg hebben uit deze woning en [persoon A] heeft zelf tijdens de zitting aangegeven dat hij er ook niet (meer) met plezier woont en dat de relatie met Hef Wonen is beschadigd.

2.21. Na de bewijslevering mogen beide partijen in hun akte ook laten weten of er zich na de vorige zitting (10 april 2025) nog incidenten hebben voorgedaan. De rechter raadt [persoon A] in dit kader aan om de hulpverlening die hij beëindigd had weer voort te zetten, temeer omdat meewerken aan zorg- en hulpverlening ook valt de afspraken die zijn gemaakt in de laatste overeenkomst. [persoon A] zal zich ook op dit punt dus bij akte moeten uitlaten.

3 De beslissing

De kantonrechter:

3.1. draagt Hef Wonen op om te bewijzen dat:

schriftelijk bewijs

3.2. bepaalt dat als Hef Wonen schriftelijk bewijs wil leveren dit bewijs uiterlijk een dag voor de rolzitting van 4 september 2025 om 11.30 uurin tweevoud moet zijn ontvangen op de rechtbank;

getuigenbewijs

3.3. bepaalt dat als Hef Wonen getuigen wil laten horen, zij uiterlijk 3 september 2025 het aantal en de personalia van de getuigen moet opgeven en de verhinderdata van de getuigen en beide partijen voor de maanden december 2025 en januari en februari 2026;

3.4. wijst erop dat Hef Wonen na het bepalen van een datum en plaats voor het getuigenverhoor zelf de getuigen moet oproepen;

ander bewijs

3.5. bepaalt dat als Hef Wonen op een andere manier bewijs wil leveren, zij uiterlijk 4 september 2025 aan de kantonrechter moet laten weten hoe;

3.6. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken. 33394