ECLI:NL:RBROT:2025:9469 - Rechtbank Rotterdam - 6 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/1057
Stichting Veritas Vertegenwoordiging(Veritas), eiseres, in haar hoedanigheid van curator van [betrokkene](betrokkene), uit [woonplaats] , (gemachtigde: mr. E. Kattestaart),
en
(gemachtigde: mr. J. Kaliaeva).
1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres van 16 oktober 2024 om bijzondere bijstand. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
Procesverloop
2. Met het besluit van 31 oktober 2024 (primair besluit 1) heeft het college de aanvraag van eiseres namens betrokkene om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de kosten van een verhuizing afgewezen. 2.1. Met het besluit van 27 november 2024 (primair besluit 2) heeft het college het besluit van 31 oktober 2024 gedeeltelijk herzien. Met dit besluit is een beslissing genomen over ontruimingskosten.
2.2. Met het besluit van 18 december 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van betrokkene tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.3. Veritas heeft namens betrokkene beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4. Veritas heeft op 30 mei 2025 nog nadere stukken ingebracht, waaronder een brief van 25 juli 2024 met betrekking tot een afgegeven zorgmachtiging.
2.5. De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres S. Kalpoe, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college. Achtergrond
3. Bij beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 26 juni 2024 is eiseres met ingang van 1 juli 2024 benoemd tot curator van betrokkene. 4. Betrokkene heeft in de periode vanaf 25 mei 2017 tot en met 3 oktober 2024 algemene bijstand ontvangen van de gemeente Nissewaard voor eigen levensonderhoud en bijzondere bijstand voor de kosten van curatele. Het recht op bijstand is met terugwerkende kracht ingetrokken met ingang van 3 juli 2024 met het besluit van de gemeente Nissewaard gedateerd op 3 oktober 2024. De reden hiervoor was dat betrokkene vanaf die datum niet meer in de gemeente Nissewaard verbleef. De bijstand is echter doorbetaald tot 2 september 2024 en deze is vervolgens bij besluit van 14 april 2025 teruggevorderd. 5. Betrokkene verbleef tot 2 juli 2024 bij Pameijer Nissewaard (Spijkenisse) en tijdens haar verblijf daar heeft eiseres zich herhaaldelijk grensoverschrijdend gedragen wat heeft geleid tot drie officiële waarschuwingen, te weten op 24 november 2023, op 20 juni 2024 en op 3 juli 2024. Naar aanleiding van de laatste waarschuwing is de zorgovereenkomst met Pameijer beëindigd en is betrokkene te kennen gegeven dat zij moest vertrekken uit haar verblijf en dat zij dit uiterlijk 15 juli 2024 leeg moest achterlaten. 6. Betrokkene zou vervolgens naar de woning van haar moeder aan de [adres] te [plaats] gaan, terwijl haar moeder elders zou verblijven. Op dat adres zou betrokkene ambulante begeleiding van Pameijer krijgen totdat voor haar een passende andere woonomgeving zou worden gevonden. Uit het zorgtraject was gebleken dat eiseres, gezien haar ziektebeeld, niet passend was binnen de setting van Pameijer. Eiseres is gediagnosticeerd met ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis, alsmede borderline persoonlijkheidsstoornis.7. Betrokkene is vervolgens niet naar de woning van haar moeder gegaan en was van 3 juli 2024 tot en met 29 juli 2024 dak- en thuisloos.8. Veritas heeft in de tussentijd opdracht gegeven tot ontruiming van het verblijf bij Pameijer aan “Zorgdrager ontruimingen”. Op 12 juli 2024 is de inboedel van betrokkene door “Zorgdrager ontruimingen” verzameld en vervoerd naar het adres van de moeder. Omdat er niemand in de woning van de moeder aanwezig was, is de inboedel vervolgens weer teruggebracht naar Pameijer.9. Op 17 juli 2024 is de inboedel van betrokkene door “Zorgdrager ontruimingen” voor een tweede keer vervoerd en dit keer uiteindelijk achtergelaten voor de deur van de woning van de moeder. De verhuiskosten zijn op 17 juli 2024 gefactureerd voor een bedrag van € 945,01.10. Betrokkene is vervolgens met een Zorg Machtiging op 26 juli 2024 opgenomen bij Antes Poortugaal, gemeente Albrandswaard. Betrokkene had op dat moment een manische episode.11. Op 9 september 2024 is betrokkene overgeplaatst naar Antes Poortugaal, gemeente Albrandswaard, in verband met een manische periode. Via de maatschappelijk werkster was betrokkene echter al op 2 september 2024 ingeschreven op het adres van Antes in Poortugaal, gemeente Albrandswaard. Tot dat moment stond betrokkene ingeschreven bij Pameijer in de gemeente Nissewaard (Spijkenisse), alwaar betrokkene vanaf 9 oktober 2018 ingeschreven heeft gestaan.12. Op 10 oktober 2024 heeft eiseres namens betrokkene bijzondere bijstand op grond van de Pw aangevraagd voor de kosten van de ontruiming van € 945,01. Deze kosten zijn ontstaan naar aanleiding van de ontruiming van de kamer van betrokkene bij Pameijer.
Totstandkoming van het bestreden besluit
13. Het college heeft in het bestreden besluit de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand gehandhaafd omdat de kosten van ontruiming en verhuizen tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren. Deze kosten dienen in beginsel te worden voldaan uit het ter beschikking staande inkomen, hetzij door middel van reservering vooraf hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. De kosten voor het verhuizen en de ontruiming zijn in principe voorzienbaar. Voor voorzienbare kosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend. De ontruiming was te voorzien gelet op voorafgaande waarschuwingen. De kosten zijn verder gemaakt voor de aanvraagdatum en dan is vergoeding met terugwerkende kracht uitgesloten op basis van artikel 44, lid 1, van de Pw. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die tot een afwijking rechtvaardigt.
Het standpunt van eiseres
14. Eiseres voert in beroep aan dat de aanvraag weliswaar is gedaan voor verhuiskosten, maar dat bedoeld is ontruimingskosten. Betrokkene was namelijk al voor de ontruiming bij Pameijer vertrokken. Het gaat om noodzakelijk kosten die voortvloeiden uit bijzondere omstandigheden. De kosten waren niet voorzienbaar omdat er sprake was van een gedwongen uitzetting vanwege het feit dat de zorgovereenkomst is beëindigd. Dat betrokkene is gewaarschuwd, maakt de kosten nog niet voorzienbaar gelet op haar ziektebeeld. Uit de beschikbare informatie volgt dat de begeleiding/zorg die haar geboden werd geenszins passend was gelet op dat ziektebeeld. Het college heeft geen nader onderzoek gedaan naar de financiële situatie van betrokkene voorafgaand aan de ontruiming. Betrokkene ontvangt maandelijks slechts € 435,59 aan uitkering, naast de bijzondere bijstand voor curatele en zorgtoeslag. Haar financiële situatie biedt geen reserveringsruimte voor de kosten en ook niet om deze achteraf gespreid te kunnen betalen. Het gaat verder ook niet om een verhuizing in de zin van artikel 3.5.4 van de Beleidsregels waarbij sprake is van een wens om van woning of buurt te wisselen. Nu er geen sprake is van verhuiskosten stelt eiseres dat de aanvraag bijzondere bijstand voor de ontruimingskosten met terugwerkende kracht kan worden gedaan conform artikel 3.1.3. van de beleidsregels. De aanvraag is pas in oktober 2024 ingediend, omdat betrokkene daarvoor geen vaste woon- of verblijfplaats, alleen een postadres, had en toen dat wel het geval was is er zo snel als mogelijk was gehandeld. Doordat betrokkene geen woonruimte had, kon er geen aanvraag worden gedaan. Uiteindelijk is betrokkene eind juli 2024 met een zogenaamde zorgmachtiging opgenomen. Deze bijzondere omstandigheden maken de ernst van de situatie duidelijk. Op het moment dat eiseres weer in het BRP stond ingeschreven heeft ze een aanvraag ingediend. Door het besluit te nemen is eiseres onevenredig in haar belangen geschaad zodat het besluit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De handelwijze van het college levert tevens strijd op met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
Aanvullende reactie college
15. In het verweerschrift heeft het college meegedeeld dat de aanvraag in behandeling is genomen omdat in de aanvraag is gesteld dat betrokkene geen vaste woon- en verblijfplaats had. Er zijn geen bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is geweest van dakloosheid van betrokkene. Uit de door eiseres bij het beroepschrift overgelegde verklaring van de casemanager, werkzaam bij eiseres (zie productie 10) blijkt dat er geen sprake is geweest van een gedwongen "ontruiming”, maar van een “verhuizing” en wel van de inboedel van betrokkene binnen de gemeente Spijkenisse (Nissewaard). Betrokkene zelf is al eerder verhuisd.
16. In het verweerschrift heeft het college verder meegedeeld dat er geen sprake was van een verhuizing van de inboedel, dan wel van betrokkene, van de instelling in Nissewaard naar de instelling in Albrandswaard, zoals door eiseres is ingevuld op het aanvraagformulier bijzondere bijstand Participatiewet, ingediend op 10 oktober 2024 bij de gemeente Albrandswaard. “Zorgdrager ontruimingen" is ingeschakeld door de curator van betrokkene, waarbij er met familie van betrokkene is afgesproken de inboedel op te vangen op het toen bekende verblijfsadres van betrokkene. Dat sprake is geweest van een verhuizing blijkt ook uit het feit dat “Zorgdrager ontruimingen" op 12 juli 2024 de inboedel van betrokkene weer heeft teruggebracht naar de locatie van Pameijer, nadat hij de inboedel niet heeft kunnen afleveren op het adres van de moeder van betrokkene.
17. In het Beleid bijzondere bijstand gemeente Albrandswaard 2021 is bepaald dat de aanvraag bijzondere bijstand om een verhuiskostenvergoeding niet met terugwerkende kracht kan worden ingediend. Hierbij sluit het college aan bij het karakter van de bijstand, dat er niet eerder bijstand wordt verleend dan dat belanghebbende zich hiervoor bij het college heeft gemeld. Het college heeft dan ook terecht de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand voor de kosten van verhuizing kunnen afwijzen.
Wettelijk kader
18. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
19. De rechtbank stelt vast dat het college met primair besluit 2 een besluit tot wijziging van primair besluit 1 heeft genomen. Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht was het bezwaar tegen primair besluit 1 van rechtswege mede gericht tegen primair besluit 2.
20. Niet in geschil is dat het verzoek om bijzondere bijstand ziet op algemeen noodzakelijke kosten en dat de kosten zich hebben voorgedaan. Vaststaat ook dat de kosten waar het om gaat reeds vóór de aanvraag zijn gemaakt en ook zijn voldaan. Het geschil ziet op de vraag of het college de aanvraag terecht heeft afgewezen met als reden dat het gaat om kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en die voorzienbaar zijn zodat eiseres die uit de haar ter beschikking staande middelen zelf moet voldoen.
21. De rechtbank oordeelt in de gegeven omstandigheden dat de aanvraag ten onrechte is afgewezen en overweegt daartoe het volgende. Uit wat eiseres, onweersproken, heeft aangevoerd en met stukken voldoende heeft onderbouwd, volgt dat de locatie van Pameijer waar betrokkene verbleef voor haar gelet op haar ziektebeeld geen passende locatie was om te verblijven. De waarschuwingen die betrokkene daar heeft gekregen hebben geleid tot een gedwongen vertrek, wat zich niet laat kwalificeren als een verhuizing zoals omschreven in de beleidsregels. Dat betrokkene waarschuwingen heeft gehad die uiteindelijk hebben geleid tot dat gedwongen vertrek, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat met die waarschuwingen een voorzienbare situatie voor betrokkene is ontstaan als gevolg waarvan betrokkene had moeten weten dat ze met het oog op een vertrek uit eigen middelen een reserve had moeten aanleggen om deze kosten zelf te kunnen dragen, zoals het college meent. Het komt de rechtbank voor dat de aanleiding voor die waarschuwingen (zie hiervoor onder 5) in directe relatie staat tot het ziektebeeld van betrokkene (zie hiervoor 6). Eiseres heeft voorts aangevoerd dat betrokkene slechts over zeer beperkte financiële middelen beschikt, een gegeven waar het college ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden. Ook niet met het oog op de vraag of het aanleggen van een reserve binnen het korte tijdsbestek dat er na de derde waarschuwing (3 juli 2024) resteerde tot de ontruimingsdatum (15 juli 2024) een haalbare kaart was. Het is duidelijk dat dit niet het geval was. Ook niet voor eiseres die pas per 1 juli 2024 als curator is benoemd.
22. De omstandigheden maken tevens dat de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van verhuiskosten in de zin van de beleidsregels. Daarmee is de door het college opgeworpen formele belemmering om de kosten niet met terugwerkende kracht te voldoen vervallen. De vraag is dan of de situatie zich leent voor een vergoeding met terugwerkende kracht wegens bijzondere omstandigheden. In dit kader acht de rechtbank relevant dat eiseres de aanvraag weliswaar pas heeft ingediend nadat de kosten al waren gemaakt, maar de reden die daarvoor is gegeven maakt naar het oordeel van de rechtbank dat dit betrokkene in de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet kan worden tegengeworpen. Er is sprake van een bijzondere situatie waar eiseres, als curator van betrokkene, naar het zich laat aanzien naar beste kunnen zo snel als mogelijk was, heeft gehandeld.
23. Gelet op het bovenstaande is het bestreden besluit naar het oordeel van de rechtbank genomen in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het college zal moeten onderzoeken of betrokkene (alsnog) in aanmerking dient te komen voor toekenning van bijstand en in dat kader mogelijk informatie zal moeten opvragen om de aanvraag te kunnen beoordelen. Het college zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
Conclusie en gevolgen
24. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het college krijgt de gelegenheid om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
25. Omdat het beroep gegrond is veroordeelt de rechtbank het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast bepaalt de rechtbank dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
-
vernietigt het bestreden besluit;
-
draagt het college op binnen vier weken na de verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
-
bepaalt dat het college het door eiseres betaalde griffierecht van € 53,- vergoedt;
-
veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Participatiewet
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Pw kan bijzondere bijstand slechts worden verstrekt voor noodzakelijke kosten voortvloeiend uit bijzondere individuele omstandigheden, die niet uit het eigen inkomen of vermogen kunnen worden voldaan. In overeenstemming met het gemeentelijk beleid kunnen aanvragen voor bijzondere bijstand met terugwerkende kracht slechts in uitzonderlijke gevallen worden gehonoreerd. Dit geldt niet voor kosten die zijn gemaakt vóór het indienen van de aanvraag.
Op grond van artikel 44, eerste lid, van de Pw wordt bijstand in beginsel slechts verleend vanaf de datum waarop de aanvraag is ingediend. Uitzonderingen op deze regel zijn slechts mogelijk indien dit expliciet in wet- of regelgeving of beleid is opgenomen.
Beleidsregels Bijzondere bijstand Albrandswaard 2021
Artikel 3.1.3 Aanvraag tijdig indienen Artikel 44, eerste lid, van de Pw bepaalt dat in principe niet eerder bijstand wordt verleend dan tegen de datum waarop belanghebbende zich heeft gemeld voor de aanvraag. Dat sluit aan bij het aanvullende karakter van de bijstand. Het college maakt in deze beleidsregels een uitzondering voor de bijzondere bijstand. Uitzonderingen…
Artikel 3.5.4 Nadere regels over verhuizen bij wijziging gezinssituatie/gezinshereniging Voorzienbare verhuizingen zijn verhuizingen die voortvloeien uit een wens om van woning of buurt te veranderen, of groter te gaan wonen. In deze gevallen is er geen sprake van een noodzakelijke verhuizing en wordt geen bijstand verstrekt.