ECLI:NL:RBROT:2025:9422 - Rechtbank Rotterdam - 4 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/6235
(gemachtigde: mr. F.J. Webbink),
en
de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voorheen de minister voor Medische Zorg en daarvoor de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. I.C.M. Nijland).
- Deze uitspraak gaat over een bestuurlijke boete van € 525,- die de staatssecretaris met het boetebesluit van 8 december 2023 aan eiseres heeft opgelegd vanwege een overtreding van bij of krachtens de Warenwet gestelde voorschriften. Eiseres is het niet eens met deze boete. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de rechtmatigheid en evenredigheid van de boete.
Procesverloop
- Met het bestreden besluit van 15 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij het boetebesluit gebleven.
2.1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3. Eiseres heeft op 5 juni 2025 nadere stukken ingediend.
2.4. De rechtbank heeft het beroep op 25 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] namens eiseres, vergezeld door diens Duitse advocaat [naam 2] en tolk [naam 3], de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de staatssecretaris, vergezeld door [naam 4] en [naam 5], beiden werkzaam als toezichthouder bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
Totstandkoming van het besluit
-
Eiseres is een fabrikant van onder meer houten speelgoed. Deze zaak gaat over een houten trein, die bestaat uit een locomotief met zes wagons. Op sommige wagons kan een kaars worden geplaatst en op één wagon een cijfer. Eiseres biedt de trein sinds 2002 aan onder de naam “verjaardagstrein”.
-
In het kader van het project "Houten Speelgoed" is op 1 februari 2023 een
inspectie ingesteld bij de onderneming [naam onderneming]. te [plaatsnaam 2]. Voorafgaand aan die inspectie heeft de toezichthouder van de NVWA op de website van deze onderneming gezien dat een product met de naam verjaardagstrein werd aangeboden. Op de productomschrijving stond de volgende opmerking *"Dit artikel is niet om mee te spelen maar voor decoratie."*De toezichthouder is tot de conclusie gekomen dat het product is ontworpen of bedoeld, al dan niet uitsluitend, voor gebruik bij het spelen, door kinderen jonger dan 14 jaar. In bijlage I van Richtlijn 2009/48/EG van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed (Richtlijn 2009/48/EG) is een lijst opgenomen van producten die, met name, niet als speelgoed in de zin van deze Richtlijn worden beschouwd. De verjaardagstrein wordt volgens de toezichthouder niet genoemd in deze bijlage I. Het product is daarom speelgoed zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van Warenwetbesluit speelgoed 2011 in verbinding met artikel 2 van Richtlijn 2009/48/EG. De toezichthouder heeft vervolgens de verjaardagstrein voor onderzoek aan het laboratorium aangeboden. De bevindingen van het laboratorium zijn neergelegd in een onderzoeksrapport van 8 juni 2023. Bij de trekproef is geconstateerd dat verschillende onderdelen van de trein loskwamen en in de cilinder voor kleine onderdelen passen. Mede naar aanleiding van dit rapport heeft de toezichthouder zijn bevindingen neergelegd in een op 29 augustus 2023 opgemaakt rapport van bevindingen.
4.1. Op 15 november 2023 heeft de rechtsvoorganger van de staatssecretaris zijn voornemen kenbaar gemaakt om aan eiseres een bestuurlijke boete op te leggen. Eiseres heeft geen zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht.
4.2. Bij besluit van 8 december 2023 (boetezaaknummer 202301928) heeft de staatssecretaris aan eiseres een bestuurlijke boete van € 525,- opgelegd vanwege een overtreding van artikel 2, eerste lid, in verbinding met artikel 3, eerste lid, onder h, van Warenwetbesluit speelgoed 2011 in verbinding met bijlage II, van de Richtlijn 2009/48/EG.
4.3. Het bestreden besluit berust – samengevat – op de volgende overwegingen. De verjaardagstrein moet worden aangemerkt als speelgoed bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Richtlijn 2009/48/EG, omdat het een product is dat al dan niet uitsluitend ontworpen of bestemd is om door kinderen jonger dan 14 jaar bij het spelen te worden gebruikt. Producten die in bijlage I worden vermeld, worden niet als speelgoed beschouwd in de zin van deze Richtlijn. Het gaat dan om decoratieve voorwerpen voor feesten en festiviteiten. De Europese Commissie heeft een Guidance document
Beoordeling door de rechtbank
Merkt de staatssecretaris de verjaardagstrein terecht aan als speelgoed?
5. Eiseres voert – kort samengevat – aan dat de verjaardagstrein een decoratief product is voor feesten en festiviteiten.
5.1. De rechtbank stelt voorop dat het geschil tussen partijen in feite alleen gaat over de vraag of de staatssecretaris de verjaardagstrein van eiseres terecht aanmerkt als speelgoed.
5.2. De staatssecretaris heeft zijn besluitvorming gebaseerd op Richtlijn 2009/48/EG. De ontwerp-verordening die deze richtlijn zal vervangen is nog niet in werking getreden. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de definitie van speelgoed zoals die is opgenomen in de Richtlijn 2009/48/EG.
5.3. Artikel 2, eerste lid, van Richtlijn 2009/48/EG definieert “speelgoed” als volgt:
Deze richtlijn is van toepassing op producten die, al dan niet uitsluitend, ontworpen of bestemd zijn om door kinderen jonger dan 14 jaar bij het spelen te worden gebruikt (hierna „speelgoed” genoemd). De in bijlage I vermelde producten worden niet als speelgoed in de zin van deze richtlijn beschouwd.
5.3.1. In bijlage I bij Richtlijn 2009/48/EG is een lijst opgenomen van producten die, met name, niet als speelgoed in de zin van deze richtlijn worden beschouwd, zoals:
- Decoratieve voorwerpen voor feesten en festiviteiten.
5.3.2. Verder staat in de considerans van Richtlijn 2009/48/EG het volgende:
(29) Omdat er speelgoed kan zijn of kan worden ontwikkeld dat gevaren inhoudt die niet onder de in deze richtlijn vastgestelde bijzondere veiligheidseisen vallen, moet een algemene veiligheidseis worden vastgesteld als rechtsgrondslag voor het nemen van maatregelen tegen dergelijk speelgoed. In dit verband moet de veiligheid van speelgoed worden vastgesteld aan de hand van het beoogde gebruik van het product, terwijl ook rekening moet worden gehouden met redelijkerwijs te voorzien gebruik, waarbij het gedrag van kinderen in acht wordt genomen, waarvan gewoonlijk niet dezelfde zorgvuldigheid kan worden verwacht als van een gemiddelde volwassen gebruiker. (…).
5.4. Uit punt 29 van de considerans volgt dat eiseres terecht stelt dat het door de fabrikant beoogde gebruik van het product van belang is, maar dat de staatssecretaris evenzeer terecht stelt dat ook rekening moet worden gehouden met redelijkerwijs te voorzien gebruik door kinderen. De rechtbank is niet gebleken van een rangorde tussen deze twee aspecten.
5.5. De staatssecretaris heeft voor het antwoord op de vraag die partijen verdeeld houdt, aansluiting gezocht bij het Guidance document. Dit document bevat richtsnoeren om de toepassing van Richtlijn 2009/48/EG te vergemakkelijken. In het Guidance document is opgenomen dat het gebruik dat redelijkerwijze kan worden verwacht, voorrang heeft op de verklaring van de fabrikant over het gebruik waarvoor het product is bestemd. In bijlage 4 van het Guidance document staat een aantal voorbeelden van decoratieve producten. Hierbij is steeds een beschrijving van het product gegeven en is op grond van een aantal eigenschappen van het product beoordeeld of het betreffende product speelgoed is. In bijlage 4 staan twee treinen afgebeeld.
5.5.1. De trein op pagina 21 van bijlage 4 is naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele manier vergelijkbaar met de door eiseres verhandelde verjaardagstrein. Het betreft een plastic trein die op een verjaardagstaart kan worden geplaatst.
5.5.2. Dat is anders bij de trein die op pagina 18 van bijlage 4 staat. Van die trein zijn de volgende kenmerken genoteerd: “Birthday train for decoration on the table. Material wood. Train is a traditional toy. Wheels can move. Additional element such as numbers or letters that can be moved between the different wagons. Play value”. Op basis van deze kenmerken is geconcludeerd dat die trein speelgoed is. Onder het kopje “Toy or not” staat namelijk “YES”.
5.6. Het enige relevante verschil tussen deze laatste trein en de verjaardagstrein van eiseres is dat op de trein in de bijlage houten “kaarsjes” staan en dat op de trein van eiseres echte kaarsjes kunnen worden geplaatst, die overigens – zo begrijpt de rechtbank – niet worden meegeleverd, maar apart kunnen worden gekocht. De rechtbank ziet niet in waarom het verschil in kaarsjes doorslaggevend zou moeten zijn. Bij de vaststelling dat de trein in de bijlage speelwaarde heeft is namelijk niet (kenbaar) betrokken dat daar geen echte kaarsjes op zitten. Wel is bij die vaststelling kenbaar betrokken dat die trein van hout is, een trein traditioneel speelgoed is, de wielen kunnen bewegen en extra elementen zoals cijfers of letters tussen de verschillende wagons kunnen worden verplaatst. Dit zijn allemaal kenmerken die ook gelden voor de verjaardagstrein van eiseres.
5.7. Gelet op die kenmerken is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat de verjaardagstrein van eiseres speelwaarde heeft. De rechtbank volgt de staatssecretaris ook in zijn standpunt dat het redelijkerwijze te voorzien gebruik is, dat een kind met deze verjaardagstrein zal willen spelen. Tussen partijen is ook niet in geschil dat het een voor kinderen aantrekkelijk product is.
5.8. Ook volgt de rechtbank de staatssecretaris in zijn standpunt dat het gelet op de verkoopprijs niet voor de hand ligt dat de verjaardagstrein slechts voor eenmalig gebruik wordt aangeschaft, wat zou passen bij een decoratief element. Net als de staatssecretaris acht de rechtbank verder niet uitgesloten dat na het eerste gebruik de verpakking wordt weggegooid. Om die reden kan de rechtbank geen doorslaggevende betekenis toekennen aan het door eiseres beoogde gebruik en de daarmee in lijn zijnde waarschuwing op de verpakking. Ter zitting heeft eiseres benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de ouders is om toezicht te houden op het juiste gebruik van de verjaardagstrein. Dit doet naar het oordeel van de rechtbank echter niet af aan het feit dat deze trein speelwaarde heeft.
5.9. Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat de staatssecretaris overtuigend heeft gemotiveerd dat de verjaardagstrein moet worden aangemerkt als speelgoed en niet als decoratie.
5.10. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Gaat de staatssecretaris ten onrechte voorbij aan de oordelen van de Duitse toezichthouders? 6. Eiseres voert – kort samengevat – aan dat haar standpunt wordt bevestigd door een recent oordeel van de bevoegde Duitse toezichthouder het Ministerium für Landwirtschaft, ländliche Räume, Europa und Verbraucherschutz. Ook in 2009 heeft de bevoegde Duitse toezichthouder het Ministerium für Soziales, Gesundheit, Familie, Jugend und Seniores des Landes Schleswig-Holstein al expliciet geoordeeld dat de verjaardagstrein dient ter decoratie en dat de presentatie en de veiligheidsaanduidingen die daarop zijn aangebracht, voldoende zijn om een veilig gebruik te waarborgen. Al met al meent eiseres dat de staatssecretaris in het bestreden besluit ten onrechte voorbij is gegaan aan het oordeel van de Duitse toezichthouder.
6.1. Deze beroepsgrond slaagt niet.
6.1.1. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres verwarrend is dat verschillende toezichthouders tot verschillende conclusies komen ten aanzien van de verjaardagstrein. Ter zitting heeft de rechtbank dit onderwerp met partijen besproken. Namens de staatssecretaris is gesteld dat in Duitsland meerdere bevoegde toezichthouders zijn, namelijk per deelstaat, in plaats van één landelijk bevoegde toezichthouder, zoals in Nederland. Ook is met partijen besproken dat volgens de staatssecretaris uit het Information and Communication System on Market Surveillance (ICSMS) blijkt dat alleen de door eiseres aangehaalde toezichthouders van mening zijn dat de verjaardagstrein geen speelgoed is. Volgens de staatssecretaris zijn alle andere Duitse toezichthouders van mening dat de verjaardagstrein wel speelgoed is. Eiseres heeft dit standpunt, dat de staatssecretaris overigens ook al in het bestreden besluit heeft ingenomen, niet gemotiveerd weersproken. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris ten onrechte voorbij is gegaan aan het oordeel van deze Duitse toezichthouders.
Was de staatsecretaris bevoegd een boete op te leggen? 7. De verjaardagstrein is, zoals hiervoor overwogen, terecht als speelgoed als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Richtlijn 2009/48/EG aangemerkt. Uit het onderzoek van 8 juni 2023 is gebleken dat bij de trekproef is geconstateerd dat een aantal onderdelen van de verjaardagstrein loskwam en die onderdelen pasten in de cilinder voor kleine onderdelen. Door deze tekortkomingen wordt niet voldaan aan de normeis en ontstaat gevaar voor verstikking.
7.1. Eiseres heeft, zoals ook ter zitting bevestigd, geen beroepsgronden aangevoerd tegen de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd en zij heeft de uitkomsten van dat onderzoek ook niet betwist.
7.2. Op grond van het voorgaande is komen vast te staan dat de staatssecretaris deugdelijk heeft vastgesteld dat eiseres de verjaardagstrein niet overeenkomstig de eisen van Bijlage II bij de Richtlijn 2009/48/EG heeft vervaardigd en daarmee in strijd heeft gehandeld met artikel 2, eerste lid, in verbinding met artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h, van het Warenwetbesluit speelgoed 2011, in verbinding met bijlage II, van Richtlijn 2009/48/EG. Wat eiseres heeft aangevoerd, maakt niet dat de overtreding haar niet, of minder, kan worden verweten. De staatssecretaris was daarom op grond van artikel 32a, eerste lid, van de Warenwet bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
Hoogte en evenredigheid van de boete 8. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd op grond waarvan de hoogte van de boete onevenredig moet worden geacht. Daarom heeft de staatssecretaris geen aanleiding hoeven zien om met toepassing van artikel 5:46, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht af te wijken van het wettelijk stelsel van gefixeerde boetes.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de bestuurlijke boete van € 525,- in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht Artikel 5:46, eerste en derde lid
-
De wet bepaalt de bestuurlijke boete die wegens een bepaalde overtreding ten hoogste kan worden opgelegd.
-
Indien de hoogte van de bestuurlijke boete bij wettelijk voorschrift is vastgesteld, legt het bestuursorgaan niettemin een lagere bestuurlijke boete op indien de overtreder aannemelijk maakt dat de vastgestelde bestuurlijke boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is.
Richtlijn 2009/48/EG betreffende de veiligheid van speelgoed Artikel 2, eerste lid Deze richtlijn is van toepassing op producten die, al dan niet uitsluitend, ontworpen of bestemd zijn om door kinderen jonger dan 14 jaar bij het spelen te worden gebruikt (hierna „speelgoed” genoemd).
De in bijlage I vermelde producten worden niet als speelgoed in de zin van deze richtlijn beschouwd.
Bijlage I bij Richtlijn 2009/48/EG Lijst van producten die, met name, niet als speelgoed in de zin van deze richtlijn worden beschouwd(als bedoeld in artikel 2, lid 1)
- Decoratieve voorwerpen voor feesten en festiviteiten.
Bijlage II bij Richtlijn 2009/48/EG. Bijzondere veiligheidseisen
I. Fysische en mechanische eigenschappen 4.
c) De afmetingen van speelgoed en onderdelen daarvan moeten zodanig zijn dat zij geen enkel risico van verstikking opleveren door afsluiting van de luchtstroom als gevolg van obstructie door voorwerpen die in de mond of keelholte of bij de ingang van de lagere luchtwegen klem zitten.
d) Speelgoed dat kennelijk bestemd is voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden, alsook de onderdelen en afneembare delen daarvan, zijn groot genoeg om niet te kunnen worden ingeslikt of ingeademd. Dit geldt ook voor ander speelgoed dat bestemd is om in de mond te worden gestopt, alsook voor de onderdelen en afneembare delen daarvan.
Warenwetbesluit speelgoed 2011 Artikel 2, eerste lid Het is verboden speelgoed te vervaardigen of te verhandelen dat niet voldoet aan de bij dit besluit gestelde voorschriften.
Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder h Fabrikanten voldoen bij het ontwerpen, vervaardigen en in de handel brengen van speelgoed aan bijlage II van richtlijn 2009/48/EG.
Warenwet Artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a Ten behoeve van het weren van waren die bij aanwending overeenkomstig redelijkerwijze te verwachten gebruik uit het oogpunt van gezondheid of veiligheid schadelijk kunnen zijn, kan bij algemene maatregel van bestuur worden verboden waren, behorende tot een bij de maatregel aangewezen categorie, te bereiden, te vervaardigen, te verhandelen of voor een bij het verbod aangegeven doel te verwerken of te bezigen, die niet voldoen aan de eisen, bij de maatregel gesteld met betrekking tot hun samenstelling of uitvoering of met betrekking tot hun hoedanigheid of eigenschappen.
Artikel 32a, eerste lid Onze Minister kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen (…) 4 (…).
Artikel 32b, eerste lid Bij algemene maatregel van bestuur wordt een bijlage vastgesteld, die bij elke daarin omschreven overtreding het bedrag van de daarvoor op te leggen boete bepaalt, waarbij de hoogte van het bedrag mede gebaseerd kan worden op het aantal werknemers, de mate van verwijtbaarheid, de omzet of een gedeelte van de omzet van de desbetreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop de boetehoogte wordt bepaald.
Warenwetbesluit bestuurlijke boeten Artikel 2, eerste lid Voor elke in de bijlage omschreven overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens de Warenwet, bepaalt het in de kolommen I en II opgenomen bedrag de te betalen bestuurlijke boete, dan wel bepaalt de in kolom III opgenomen aanduiding «x» dat ter zake van die overtreding een omzetgerelateerde bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
Artikel 3, eerste lid Het in kolom I van de bijlage genoemde bedrag van de bestuurlijke boete wordt opgelegd aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon welke op de dag waarop de overtreding is begaan 50 of minder werknemers telde.
Bijlage
B Niet-levensmiddelen I II III B-18 Warenwetbesluit speelgoed 2011 B-18.1 artikel 2, eerste lid, juncto artikel 3, eerste lid € 525,- € 1.050,- X
https://ec.europa.eu/docsroom/documents/48114.
Zoals bedoeld in bijlage I, onderdeel 1, van Richtlijn 2009/48/EG.