ECLI:NL:RBROT:2025:11337 - Rechtbank Rotterdam - 24 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/11099
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
gemachtigde: mr. M. Berkel,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV gemachtigde: E.H.J.A. Olthof.
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Gemeente Rotterdam uit Rotterdam (de werkgever) gemachtigde: mr. L. van den Buijs.
Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 24 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 november 2024 is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank bij beslissing van 16 juni 2025 bepaald de gemachtigde van de werkgever geen inzage krijgt in de medische stukken van eiseres.
Het UWV heeft op 19 december 2024 een verweerschrift ingediend en op 16 januari 2025 een aanvullend verweerschrift met daarbij een rapport van de arbeidskundige bezwaar en beroep van 14 januari 2025.
De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T. Rook. De werkgever is met bericht van verhindering niet verschenen.
Totstandkoming van het besluit
-
Eiseres heeft de rechtbank geen toestemming gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan de werkgever te brengen. Gelet hierop zal de rechtbank de motivering van haar oordeel voor zover nodig beperken om te voorkomen dat die gegevens langs deze weg alsnog in de openbaarheid worden gebracht.
-
Eiseres was werkzaam als trajectbegeleider. Per 12 pril 2021 is zij wegens ziekte uitgevallen. Per einde wachttijd heeft eiseres een aanvraag om een Wet WIA-uitkering bij het UWV ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft een arts van het UWV een onderzoek verricht. Deze arts heeft op 11 april 2023 een rapport uitgebracht dat getoetst en akkoord is bevonden door verweerders primaire verzekeringsarts. Aan de hand van dit onderzoek is op 11 april 2023 een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld waarin de beperkingen van eiseres zijn aangegeven. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres drie gangbare functies geselecteerd. Het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden, ligt 33,18% lager dan het zogeheten maatmaninkomen van eiseres. Vervolgens heeft het UWV in het primaire besluit vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet WIA, zodat zij met ingang van 10 april 2023 niet in aanmerking komt voor een Wet WIA-uitkering.
-
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, na een via beeldbellen gehouden hoorzitting en onderzoek, reden gezien om af te wijken van de door de primaire arts vastgestelde FML. Op 16 september 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een nieuwe FML vastgesteld. Aan de hand van deze beperkingen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nieuwe functies geduid die eiseres geacht wordt te kunnen verrichten, namelijk de functies Administratief medewerker afhandeling met SBC-code 515080, Productieplanner, werkvoorbereider (administratief) met SBC-code 513010, Acquisiteur (advertenties, reclame, verkoper met SBC-code 516180 en Archiefmedewerker met SBC-code 315132. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft tevens het voor eiseres geldende maatmanloon opnieuw berekend en het juiste indexcijfer vastgesteld. Het loon dat met de mediaanfunctie verdiend kan worden, ligt 30,81% lager dan het maatmaninkomen van eiseres. Met de medische en arbeidsdeskundige rapportages als onderbouwing heeft het UWV met het besluit van 8 november 2024 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres is tegen dit besluit in beroep gegaan.
Standpunt van eiseres
- In beroep voert eiseres aan dat het maatmaninkomen ten onrechte is verlaagd. Ook voert zij aan dat het onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd omdat eiseres pas in bezwaar, ruim een jaar na de datum in geding, is gezien door een geregistreerd verzekeringsarts. Verder voert eiseres aan dat zij meer beperkt is dan door het UWV is vastgesteld. Eiseres stelt dat als de hoorzitting niet via beeldbellen had plaatsgevonden, de verzekeringsarts bezwaar en beroep had kunnen vaststellen dat de klachten eiseres wel beperken. Eiseres voert verder aan dat zij niet in staat is gesteld om bezwaren te uiten tegen de gewijzigde functies. Dit maakt dat eiseres in bezwaar onvoldoende is gehoord. Tot slot voert zij aan dat de geselecteerde functies voor haar niet passend zijn omdat de belasting in die functies haar belastbaarheid te boven gaat. Ter zitting heeft eiseres haar standpunt opnieuw onder de aandacht gebracht.
Toepasselijke wet- en regelgeving
5.1. Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatman-inkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
5.2. In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
Beoordeling door de rechtbank
-
De rechtbank beoordeelt of het UWV de aanvraag van eiseres om een Wet WIAuitkering per 10 april 2023 terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
-
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres per
10 april 2023 geen recht heeft op een Wet WIA-uitkering*.* Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
- Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek, een anamnese, het psychisch en lichamelijk onderzoek dat is uitgevoerd door de primaire arts van het UWV, wiens rapport en onderzoek zijn getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts, en de medische informatie van de behandelende sector.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), bijvoorbeeld de uitspraak van 15 januari 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:39), wordt de situatie als hier aan de orde waarin een geregistreerde verzekeringsarts een rapport beoordeelt van een niet als verzekeringsarts geregistreerde arts, opgemaakt na spreekuuronderzoek door deze niet als verzekeringsarts geregistreerde arts, en waarbij de geregistreerde verzekeringsarts de beschikking heeft over het gehele dossier en het rapport vervolgens medeondertekent, beoordeeld als een voldoende zorgvuldige handelwijze. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres vervolgens gesproken tijdens een op 9 september 2024 gehouden hoorzitting via een beeldverbinding, waarbij een algemene indruk is gevormd van de gezondheidstoestand van eiseres. Bij de heroverweging heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de door eiseres in de bezwaarprocedure ingebrachte medische informatie afkomstige van een drietal behandelaars van eiseres betrokken en heeft hij aanleiding gezien om de FML op een aantal aspecten aan te scherpen. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 16 september 2024 inzichtelijk gemotiveerd heeft waarom een fysiek onderzoek in bezwaar geen toegevoegde waarde heeft. Voorts heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport toegelicht dat hij met eiseres heeft gesproken via beeldbellen, hij heeft de observaties van zijn onderzoek in zijn rapport beschreven en er was bij het onderzoek sprake van interactie tussen eiseres en de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarom kan het via beeldbellen gevoerde verzekeringsgeneeskundige onderzoek gelijkgesteld worden aan een spreekuur. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraken van de Raad van 11 juli 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1553) en van 3 mei 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:836). De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek aldus op voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Daarbij betrekt de rechtbank dat de stelling van eiseres dat de verzekeringsarts tijdens een fysiek spreekuur had kunnen vaststellen dat de klachten van eiseres haar wel beperken niet aan de hand van medische informatie onderbouwd wordt.
De belastbaarheid van eiseres
9.1. De stelling van eiseres dat er ten onrechte geen urenbeperking is opgenomen in de FML van 16 september 2024, volgt de rechtbank niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom er geen medische noodzaak is tot het aannemen van een urenbeperking, omdat de klachten van eiseres niet voldoen aan de criteria zoals opgenomen in de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiseres geen medische gegevens heeft ingebracht waaruit blijkt dat die noodzaak tot een beperking in de duurbelastbaarheid wel bestaat.
9.2. Ook de stelling van eiseres dat er in de FML verdergaande beperkingen hadden moeten worden opgenomen volgt de rechtbank niet. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 16 september 2024 gemotiveerd is ingegaan op de medische bezwaren van eiseres. Daarbij is alle beschikbare informatie van haar behandelaren betrokken alsmede de door eiseres tijdens de bezwaarprocedure overgelegde medische informatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd toegelicht dat de bezwaren van eiseres en de verzamelde medische informatie geleid hebben tot herziening van het door de primaire arts ingenomen standpunt. Eiseres heeft niet aan de hand van nieuwe medische informatie gemotiveerd waarom de beperkingen die door de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar aanleiding van het bezwaar heeft aangenomen onvoldoende of niet verstrekkend genoeg zijn.
De geschiktheid van de geduide functies
- Uit het voorgaande volgt dat verweerders verzekeringsarts bezwaar en beroep de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. Er is daarom ook geen grond voor het oordeel dat de belasting van de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies, zoals weergegeven in het rapport van 14 oktober 2024, de mogelijkheden van eiseres overschrijdt. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn aanvullend rapport van 14 januari 2025, in reactie op het gestelde in het beroepschrift, inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd heeft waarom de geselecteerde functies geschikt zijn voor eiseres.
De berekening van het maatmanloon
- In zijn rapport van 14 januari 2025 heeft de arbeidsdeskundige voor de berekening van het maatmanloon van eiseres verwezen naar de uitgebreide berekening zoals in zijn rapport van 14 oktober 2024 is weergegeven. De rechtbank is met de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van oordeel dat de stelling van eiseres dat het maatmanloon niet juist is niet nader onderbouwd is. De rechtbank is verder ook niet gebleken dat de berekening van het maatmanloon zoals in het rapport van 14 oktober 2024 is weergegeven onjuistheden bevat.
Het horen na het duiden van nieuwe functies
- Voor zover eiseres stelt dat het selecteren van nieuwe functies door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ongeoorloofd is door eiseres hier niet eerst op te laten reageren, kan eiseres niet worden gevolgd. De zogenaamde aanzegjurisprudentie is niet van toepassing in het kader van een einde wachttijd-beoordeling. Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 19 augustus 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:3157) en van 20 januari 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:131).
De vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage
- Vergelijking van het inkomen dat eiseres in de voorgehouden functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat zij in haar eigen werk zou hebben verdiend als zij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 30,81%. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres is juist vastgesteld door het UWV. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV terecht heeft geweigerd om eiseres per 10 april 2023 een Wet WIA-uitkering toe te kennen.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van C.E. Delvaux, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.