Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:11303 - Rechtbank Rotterdam - 18 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1130318 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2

Parketnummer: 10-035206-95

Datum uitspraak: 18 augustus 2025

Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, met betrekking tot de terbeschikkingstelling van: [naam ter beschikking gestelde] (de ter beschikking gestelde), geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ), verblijvende in [naam instelling] , [naam afdeling] , [postcode] te [plaats] (de instelling), raadsman mr. P.J. Zandt, advocaat te Amsterdam.

1 Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 26 februari 1996 is de terbeschikkingstelling van [naam ter beschikking gestelde] gelast en is zijn verpleging van overheidswege (dwangverpleging) bevolen. De terbeschikkingstelling is gelast ter zake van twee pogingen tot afpersing. De termijn van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 12 maart 1996. Bij beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 maart 2024 is de terbeschikkingstelling laatstelijk verlengd met twee jaar.

2 Procesverloop

De rechtbank heeft op 19 juni 2025 van het openbaar ministerie een vordering ontvangen tot verlenging van de terbeschikkingstelling. De vereiste stukken zijn bijgevoegd dan wel toegezonden. De vordering is op de openbare terechtzitting van 18 augustus 2025 behandeld. De officier van justitie mr. J.B. Wooldrik en middels videoverbinding: de ter beschikking gestelde, bijgestaan door de raadsman, en als getuige-deskundige [persoon A] , werkzaam bij de instelling, zijn gehoord.

3 Adviezen

Advies instelling De instelling adviseert in het rapport, gedateerd 14 januari 2025 en in een aanvulling van 13 mei 2025, de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. De ter beschikking gestelde is gediagnosticeerd met een therapieresistente vorm van schizofrenie. Daarnaast is er middelenproblematiek, momenteel in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving. Verschillende behandelpogingen behaalden niet het gewenste resultaat en medicatie kan het toestandsbeeld maar ten dele - en onvoldoende - beïnvloeden. De ter beschikking gestelde verblijft sinds 2009 op de [naam afdeling] afdeling van de [naam instelling] , waarbij het behandelteam zich richt op stabilisatie en kwaliteit van leven. De kernproblematiek van de ter beschikking gestelde is nog altijd onveranderd en hij wordt in zijn dagelijkse leven nog steeds ernstig beperkt door zijn psychiatrische problematiek. Middels een medicamenteuze behandeling wordt getracht de ter beschikking gestelde relatief stabiel te laten functioneren. Omdat er geen intrinsieke motivatie is en het weigeren van medicatie een psychotische decompensatie in de hand werkt, is er sinds juni 2022 dwangbehandeling. Ondanks dat de ter beschikking gestelde optimaal is ingesteld op medicatie, is volledige remissie van de psychose tot op heden niet mogelijk gebleken. Verblijf binnen de huidige instelling heeft niet kunnen voorkomen dat hij een incident heeft veroorzaakt. Hij sloeg een medebewoner met een pan op zijn hoofd, mogelijk vanuit achterdocht of anderszins psychotische belevingen. Er is aangifte gedaan wegens mishandeling, deze zaak is geseponeerd op psychische gronden. De huidige koers is gericht op het zoveel als mogelijk behouden van relatieve stabiliteit, voorkómen van delictgedrag en waar mogelijk bevorderen van kwaliteit van leven. Het recidiverisico wordt ingeschat als onverminderd hoog. De ter beschikking gestelde heeft een hoog beveiligde setting en intensieve zorg nodig om gevaarzettend gedrag zoveel als mogelijk te verminderen. De intensieve zorg in combinatie met het benodigde risicomanagement kan enkel geboden worden binnen de huidige instelling, waarvoor een LFPZ-status en tbs-dwangmaatregel nodig is. Er is momenteel geen zicht op resocialisatie of anderszins uitstroom. De kliniek adviseert tot verlenging van de tbs-dwangmaatregel en de LFPZ-status voor de duur van twee jaren. Advies psychiater Psychiater [persoon B] adviseert in het rapport, gedateerd 14 april 2025, de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. De psychiater bevestigt dat de ter beschikking gestelde nog steeds lijdt aan een ernstige vorm van therapieresistente schizofrenie en dat hij een verleden heeft met middelenmisbruik. De kans dat hij opnieuw overgaat tot gewelddadige delicten wordt in de huidige omstandigheden gezien als vrij beperkt. Indien iedere vorm van behandeling en begeleiding weg zou vallen, dan neemt dit risico toe tot hoog. Alternatieven, zoals een zorgmachtiging of machtiging op grond van de Wet Zorg en Dwang zijn, gezien de benodigde mate van beveiliging, niet mogelijk. Een mogelijkheid is wel dat de LFPZ-status wordt opgeheven en de ter beschikking gestelde wordt overgeplaatst naar een Longcare setting. Daar is een hoog beveiligingsniveau, maar zou de ter beschikking gestelde iets meer vrijheden kunnen genieten. De komende jaren kan uitgezocht worden of dit een haalbare stap is. Advies psycholoog Psycholoog [persoon C] adviseert in het rapport, gedateerd 14 april 2025, ook de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. De diagnose en inschatting van het recidiverisico sluiten aan bij de conclusies van de psychiater. Ook de psycholoog gaat in op de mogelijkheid van het opheffen van de LFPZ-status en uitstroom naar een Longcare-voorziening. Dit wordt belemmerd doordat de ter beschikking gestelde zelf geen initiatieven toont en begeleid verlof afwijst. De Longcare-instelling hanteert het kunnen creëren van een uitstroomtraject als toelatingsvereiste. Daarnaast vertoont de ter beschikking gestelde nog altijd riskant gedrag. De psycholoog concludeert om die redenen dat het beter is de LFPZ-status te handhaven, zoals de instelling heeft verzocht.

Op de terechtzitting gegeven adviezen De deskundige [persoon A] heeft haar advies op de terechtzitting toegelicht. Zij heeft onder meer – zakelijk weergegeven – verklaard dat de ter beschikking gestelde op dit moment nog steeds psychotische kenmerken vertoont, maar dat er een verbetering merkbaar is. Toch is het tot op heden niet gelukt om een verlofkader aan te vragen. De ter beschikking gestelde is in de veronderstelling dat dit niet nodig is en dat hij zonder kader vrijgelaten zou moeten worden. Een verlofkader is echter een eis om toegelaten te worden tot de *Longcare-*afdeling. Verder geldt daar de eis dat je moet kunnen voorzien in basisbehoeften en zijn er bijvoorbeeld hygiënestandaarden – net als bij reguliere klinieken. Daaraan voldoet de ter beschikking gestelde momenteel niet. Doorstroom naar een Longcare instelling is niet onmogelijk, maar hangt dus sterk af van de medewerking van de ter beschikking gestelde. Daar gaat het steeds mis, mede gezien de psychiatrische symptomen die hem een vertekend beeld van de werkelijkheid geven. Hij houdt zich niet altijd aan de afspraken en er is constant ondersteuning nodig. Daarnaast speelt nog de vraag van het beveiligingsniveau, die relevant is omdat hij recent nog bij een geweldsincident betrokken was. Het advies blijft hoe dan ook om de maatregel te verlengen met twee jaren, omdat voorwaardelijke beëindiging niet aan de orde is.

4 Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar. Standpunt van de ter beschikking gestelde De ter beschikking gestelde en de raadsman verzetten zich tegen verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling. Verlenging van de maatregel is volgens de raadsman disproportioneel en in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Verder is verlenging in strijd met art. 5 van het EVRM omdat de maatregel, na bijna 30 jaar, begint te lijken op een verkapte levenslange opsluiting.

5 Beoordeling

Op grond van de adviezen van de deskundigen en wat verder naar voren is gekomen op de terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat:

  • er nog steeds sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de ter beschikking gestelde;

  • de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar wordt verlengd.

In reactie op de verweren die de raadsman voert met betrekking tot de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en de strijd met art. 5 EVRM verwijst de rechtbank naar de overwegingen van het Hof Arnhem-Leeuwarden, dat zich hierover heeft uitgelaten in zijn arrest van 21 maart 2024. Van disproportionaliteit is geen sprake, omdat naast het tijdsverloop en de ernst van de indexdelicten, ook gekeken moet worden naar de aard van de stoornis en de ernst van het recidivegevaar. Dit gevaar is volgens de deskundigen onverminderd hoog. Deze inschatting wordt ondersteund door de omstandigheid dat de ter beschikking gestelde recent binnen de instelling nog een geweldsdelict heeft gepleegd. De rapporteurs hebben allen gekeken naar alternatieve mogelijkheden om de ter beschikking gestelde elders te plaatsen, maar steeds opnieuw blijkt dat er geen geschikte alternatieven zijn, voornamelijk gelet op het noodzakelijke niveau van zorg en beveiliging. Er is daarom evenmin strijd met het beginsel van subsidiariteit. Tot slot is er geen strijd met art. 5 van het EVRM, nu de ter beschikking gestelde nog steeds lijdt aan schizofrenie en de symptomen en gevaarzetting onverkort aanwezig zijn. Het voortduren van de vrijheidsbeneming van de ter beschikking gestelde is daardoor noodzakelijk en voldoet aan de procedurele en inhoudelijke eisen.

De totale duur van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging gaat door de verlenging een periode van vier jaar te boven. Verlenging is niettemin mogelijk, omdat de terbeschikkingstelling is opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor een of meer personen.

6 Beslissing

De rechtbank:

verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met 2 (twee) jaren.

Deze beslissing is genomen door mr. E.M. Havik, voorzitter, en mrs. M.M. van Beckhoven en D.M. Douwes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting.

De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Tegen deze beslissing kan het openbaar ministerie binnen veertien dagen na de uitspraak en de ter beschikking gestelde binnen veertien dagen na betekening daarvan beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.