Terug naar bibliotheek
Rechtbank Rotterdam

ECLI:NL:RBROT:2025:11219 - Rechtbank Rotterdam - 22 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBROT:2025:1121922 september 2025

Rechtsgebieden

Civiel RechtVerzekeringsrecht

Uitspraak inhoud

Team handel en haven

Zaaknummer: C/10/689131 / HA ZA 24-950

Vonnis van 10 september 2025

in de zaak van

1 NATIONALE-NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,

te Den Haag,2. ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., te Apeldoorn,3. de rechtspersoon naar buitenlands recht FATUM GENERAL INSURANCE N.V., te Curaçao, eisende partijen, hierna samen te noemen: NN c.s., advocaat: mr. T. Hussein te Den Haag,

tegen

de rechtspersoon naar buitenlands recht HDI GLOBAL SE, te Hannover (Duitsland), kantoorhoudende te Rotterdam, gedaagde partij, hierna te noemen: HDI , advocaat: mr. S.S. Mollova te Voorburg.

1 De zaak in het kort

1.1. Acel B.V. heeft een Goed Werkgeverschapverzekering bij NN c.s. en een Aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven bij HDI afgesloten. Op 13 januari 2020 heeft een werknemer van Acel letsel opgelopen bij het uitvoeren van de aan hem opgedragen werkzaamheden. NN c.s. hebben onder de Goed Werkgeverschapverzekering uitkeringen aan die werknemer gedaan.

1.2. De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of HDI de schade die NN c.s. aan de bewuste werknemer heeft uitgekeerd en nog zal uitkeren aan NN c.s. moet vergoeden. NN c.s. vorderen dat de rechtbank dit zal vaststellen. HDI verzet zich daartegen.

1.3. De rechtbank wijst de vordering af omdat er geen rechtsgrond voor de vordering is.

1.4. Hierna zal de rechtbank de procedure, de feiten en de standpunten van partijen, voor zover van belang, nader beschrijven en haar oordeel toelichten.

2 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding met 11 producties,- de conclusie van antwoord met 20 producties,- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,

  • de brief met de zittingsagenda,

  • de mondelinge behandeling van 12 mei 2025,

  • de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen van de advocaat van NN c.s.

3 De feiten

3.1. Acel B.V. (verder: Acel) is een installatiebedrijf.

3.2. Acel heeft een verzekeringsovereenkomst met NN c.s. en een verzekeringsovereenkomst met HDI gesloten. De overeenkomst met NN c.s. betreft een zogenoemde Goed Werkgeverschapverzekering (verder: de GWS-verzekering). De overeenkomst met HDI betreft een aansprakelijkheidsverzekering voor bedrijven (verder: de AVB-verzekering).

3.3. In de polisvoorwaarden van de GWS-verzekering staat, voor zover hier van belang: “2 Begripsomschrijvingen […]

2.5 Verzekerden De werknemers van verzekeringnemer […] 4 Omvang van de dekking

4.1 Dekking arbeidsongevallen Verzekerd is de schade die een verzekerde lijdt door een arbeidsongeval […] 7 Samenloop van verzekeringen

7.1 Secundaire dekking De dekking van de verzekering is secundair. De dekking treedt uitsluitend in werking als een door de verzekeringnemer afgesloten beroeps- of bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering niet of niet geheel tot uitkering komt. […]

7.1.3 Andere verzekering Tevens is er geen dekking als er op een andere verzekering dekking is, of zou zijn geweest als deze verzekering er niet was. Op deze uitkering wordt tevens in mindering gebracht elke (schade)uitkering die in het kader van het verzekerde arbeidsongeval wordt gedaan.”

3.4. In de polisvoorwaarden van de AVB-verzekering staat, voor zover hier van belang: “Artikel 1 Begripsomschrijvingen […]

1.2 Verzekerde(n)

1.2.1 De verzekeringnemer […] Artikel 2 Omvang van de dekking

2.1 Aansprakelijkheid

2.1.1 Verzekerd is de aansprakelijkheid van verzekerde voor door derden geleden schade in verband met handelen of nalaten in de verzekerde hoedanigheid, zulks met inachtneming van de in de polis van toepassing verklaarde voorwaarden en rubrieken. […]

2.8 Samenloop

2.8.1. Indien blijkt dat een door deze verzekering gedekte aanspraak eveneens onder (een) andere verzekering(en) is gedekt, geldt de onderhavige verzekering als excedent van die andere verzekering(en) respectievelijk als dekking voor het verschil in voorwaarden.

2.8.2 Als in de andere verzekering(en) een zelfde bepaling voorkomt als genoemd in het vorige lid of een bepaling met een soortgelijke strekking of als de schaderegeling onder die verzekering(en) problemen oplevert, dan nemen verzekeraars de schade in behandeling. Verzekeraars vergoeden tot een bedrag gelijk aan de schadevergoeding die zou zijn betaald als de andere verzekering(en) niet zou(den) hebben bestaan. […]”

3.5. Op 13 januari 2020 heeft een werknemer van Acel, de heer [benadeelde] (verder: de benadeelde), bij het uitvoeren van zijn werk letsel opgelopen. Tijdens het ophangen van een spiegel (van 57 x 45 cm en 3,5 kg) is deze uit zijn handen en op een wastafel gevallen en hebben (één van) de scherven een snijwond in zijn rechterhand en/of –pols veroorzaakt (verder: het ongeval).

3.6. HDI heeft dekking voor de schade die de benadeelde door het ongeval lijdt onder de AVB-verzekering geweigerd.

3.7. Vervolgens hebben NN c.s. onder de GWS-verzekering uitkeringen aan de benadeelde gedaan. Tot aan de dag waarop de dagvaarding aan HDI is betekend (1 november 2024) hebben zij in totaal € 125.012,75 aan de benadeelde uitgekeerd.

4 Het geschil

4.1. NN c.s. vorderen – samengevat – dat de rechtbank:

4.2. HDI voert verweer. HDI concludeert tot afwijzing van de vorderingen van NN c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van NN c.s. in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met nakosten en wettelijke rente met ingang van de eerste dag na het verstrijken van een termijn van twee weken na het uitspreken van dit vonnis.

5 De beoordeling

5.1. NN c.s. baseren hun vordering op artikel 7:961 lid 3 BW. Zij stellen dat Acel aansprakelijk is voor de schade die de benadeelde door het ongeval lijdt omdat zij als werkgever niet heeft voldaan aan haar zorgplicht jegens de benadeelde (artikel 7:658 BW). HDI moet daarom dekking verlenen onder de AVB-verzekering. NN c.s. hebben uit coulance de claim van de benadeelde in behandeling genomen en onder de GWS-verzekering uitkeringen aan hem gedaan. Omdat de polisvoorwaarden van de GWS-verzekering een secundaire dekking bieden en een harde “na U-clausule” (artikel 7.1.3) bevatten, is HDI in de onderlinge verhouding tussen partijen gehouden om de gevolgen van de aansprakelijkheid van Acel te dragen.

5.2. HDI spreekt tegen dat zij de uitkeringen die NN c.s. aan de benadeelde hebben gedaan en nog zullen doen moet vergoeden. Ten eerste hebben NN c.s. erkend dat aansprakelijkheid van Acel ontbrak en er geen dekking onder de AVB-verzekering is en mogen NN c.s. niet op die erkenning terugkomen. NN c.s. hebben de uitkeringen aan de benadeelde ook niet uit coulance gedaan. Ten tweede is Acel niet aansprakelijk voor de schade die de benadeelde door het ongeval lijdt. Acel heeft als werkgever aan haar zorgplicht jegens de benadeelde voldaan en het ongeval is het gevolg van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.

5.3. De rechtbank wijst de vordering af omdat een rechtsgrond voor het door NN c.s. gepretendeerde verhaalsrecht ontbreekt. Zij baseert dat op het navolgende.

5.4. De vordering valt buiten het toepassingsbereik van artikel 7:961 BW. Dit wetsartikel regelt (voor zover hier van belang) de onderlinge draagplicht van verzekeraars bij samenloop van verzekeringen, ook aangeduid als meervoudige verzekering. Hiervan is sprake indien dezelfde schade door meerdere verzekeringen wordt gedekt, in die zin dat in dezelfde periode hetzelfde belang op meerdere verzekeringspolissen tegen hetzelfde gevaar is verzekerd. Partijen zijn het daar ook over eens. Aan dat vereiste is in dit geval niet voldaan. De GWS-verzekering verzekert namelijk het belang van werknemers van Acel bij vergoeding van hun schade als de aansprakelijkheidsverzekering van Acel niets uitkeert. Aansprakelijkheid van Acel is geen vereiste voor dekking. De AVB-verzekering verzekert het belang van Acel indien zij aansprakelijk is voor schade die derden, zoals werknemers, lijden door haar (of aan haar toe te rekenen) handelen of nalaten. Deze situatie, waarin dus geen sprake is van meervoudige verzekering, pleegt te worden aangeduid als oneigenlijke samenloop van verzekeringen.

5.5. NN c.s. hebben betoogd dat het bepaalde in artikel 7:961 lid 2 BW meebrengt dat een verzekeraar die coulance-uitkeringen doet ook bij een oneigenlijke samenloop van verzekeringen een verhaalsrecht op de andere verzekeraar toekomt. Dit betoog volgt de rechtbank niet omdat het geen steun vindt in de wet en de wetsgeschiedenis. Artikel 7:961 lid 2 BW luidt namelijk: *“Voor de toepassing van lid 1 wordt met schade die door een verzekering wordt gedekt gelijkgesteld schade die door de verzekeraar onverplicht wordt vergoed.”*Daaruit volgt niet dat in het geval van onverplichte uitkeringen (coulance-uitkeringen) ook verzekeringen met een oneigenlijke samenloop onder het toepassingsbereik van het wetsartikel vallen. Dat de wetgever dat heeft beoogd kan ook niet uit de wetsgeschiedenis worden afgeleid. Daaruit blijkt namelijk dat de wetgever deze bepaling in de wet heeft opgenomen omdat bij een coulance-uitkering geen sprake is van meer dan één verzekering die de schade dekt en het onwenselijk is wanneer de verzekeraar die de schade onverplicht heeft vergoed geen verhaal zou kunnen nemen op een andere verzekeraar die wel dekking biedt. Dit zou het doen van een coulance-uitkering namelijk ontmoedigen (zie Kamerstukken II 1999/2000, 19529, 5, p. 43). Het voorgaande wil echter niet zeggen dat het vereiste van eenzelfde verzekerd belang in het geval van een coulance-uitkering niet zou gelden.

5.6. Een andere rechtsgrond voor het door NN c.s. gepretendeerde verhaalsrecht op HDI is niet gesteld of gebleken – ook niet tijdens de mondelinge behandeling, bij welke gelegenheid partijen in de gelegenheid zijn gesteld zich over de vraag of wel sprake is van (eigenlijke) samenloop uit te laten. Daarom moet de vordering worden afgewezen en gaat de rechtbank niet in op de discussiepunten tussen partijen omdat zij daar geen belang bij hebben.

5.7. NN c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van HDI worden begroot op:

5.8. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6 De beslissing

De rechtbank

6.1. wijst de vorderingen van NN c.s. af,

6.2. veroordeelt NN c.s. in de proceskosten van € 4.724,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als NN c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,

6.3. veroordeelt NN c.s. tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,

6.4. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Baggerman en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2025.

2515/2537