Uitspraak inhoud

Team handel en haven

Zaaknummer: C/10/698073 / KG ZA 25-342

Vonnis in kort geding van 17 september 2025

in de zaak van

[eiser], wonende te [plaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , advocaat: mr. Th.H.P. van den Kieboom,

tegen

[gedaagde] B.V., gevestigd te [plaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , advocaat: mr. I.B. Jansse.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding, met producties 1 tot en met 17;

  • de door [gedaagde] op 13 mei 2025 overgelegde stukken;

  • de door [eiser] overgelegde productie 18;- de mondelinge behandeling van 15 mei 2025 en de daarbij door partijen overgelegde spreekaantekeningen;- de aanhouding van het kort geding voor overleg tussen partijen;- de akte wijziging/aanvulling van eis van [eiser] , met producties 19 en 20;- de akte reactie van [gedaagde] , met één productie;- de voortzetting van de mondelinge behandeling op 2 september 2025 en de daarbij door [eiser] overgelegde spreekaantekeningen.

2 De feiten

2.1. [eiser] is (of was tot voor kort) in dienst van de [werkgever] in Nederland (hierna: de werkgever van [eiser] ).

2.2. [eiser] heeft zich op enig moment ziekgemeld bij zijn werkgever. [eiser] kreeg in het kader van die ziekmelding aanvankelijk verzuimbegeleiding van Zorg van de Zaak. Op verzoek van de werkgever van [eiser] is deze begeleiding overgenomen door [gedaagde] . Het eerste gesprek van [eiser] met [gedaagde] vond plaats op 7 augustus 2023.

2.3. [gedaagde] heeft de begeleiding van [eiser] op enig moment in de eerste maanden van 2024 gestaakt. Dat heeft zij gedaan omdat de bedrijfsarts die [eiser] begeleidde, zich door [eiser] bedreigd voelde.

2.4. De werkgever van [eiser] heeft de salarisbetaling aan [eiser] per 22 maart 2024 gestaakt.

2.5. De rechtbank Den Haag heeft op 7 november 2024 - zeer verkort en voor zover hier relevant weergegeven - beslist dat de werkgever van [eiser] de salarisbetalingen met ingang van 22 maart 2024 moest hervatten.

2.6. De werkgever van [eiser] heeft hem het einde van zijn dienstverband aangezegd.

3 De vordering

3.1. [eiser] vordert, na wijziging van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om:

I. Primair: alle informatie, correspondentie, gegevens, notities, rapportages, stukken en/of documenten, al dan niet medisch van aard, uitgezonderd de persoonlijke notities van de arts die [eiser] heeft begeleid, die [gedaagde] in bezit heeft en die betrekking hebben op [eiser] en/of waarin [eiser] in is verwerkt en/of waarin [eiser] voorkomt, waaronder mede begrepen maar niet uitsluitend, informatie die over [eiser] is doorgestuurd en/of kenbaar is gemaakt richting de [werkgever] , [bedrijf] , en/of andere partijen, aan [eiser] te verstrekken op een wijze zoals hierna is omschreven; II. Subsidiair: het volledige medische dossier dat [gedaagde] in bezit heeft waarin informatie is opgeslagen en/of verwerkt over [eiser] , waaronder mede en specifiek begrepen, medische informatie over [eiser] die is doorgestuurd, of kenbaar gemaakt richting de [werkgever] , of [bedrijf] , of anderen, uitgezonderd de persoonlijke notities van de arts die [eiser] heeft begeleid, te verstrekken op een wijze zoals hierna omschreven, althans meer subsidiair een voorziening te treffen die de rechtbank passend acht; III. De informatie en stukken op een digitale wijze, per Zivver of aangetekend mailen, althans per aangetekende post in te sturen met een voorblad waarop alle stukken geconcretiseerd staan geduid aan de hand van een datum en onderwerp, binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom van € 1000,- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] dienaangaande in gebreke blijft; IV. [eiser] een overzicht te verstrekken waarop staat vermeld wie bepaalde informatie in zijn elektronische dossier heeft ingezien of opgevraagd en op welke datum binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis op straffe van een dwangsom van € 1000,- per dag voor iedere dag dat [gedaagde] dienaangaande in gebreke blijft; V. De proceskosten te voldoen aan [eiser] binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, deze proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente; VI. De nakosten, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de kosten (salaris advocaat en betekening exploot), vermeerderd met de wettelijke rente daarover te rekening vanaf de betekening van de uitspraak tot aan de dag der voldoening.

3.2. [gedaagde] voert verweer. Het verweer van [gedaagde] strekt ertoe de vorderingen van [eiser] af te wijzen.

4 De beoordeling

4.1. Met de onderhavige procedure wil [eiser] bewerkstelligen dat hij (onder meer) de beschikking krijgt over het dossier dat [gedaagde] in het kader van zijn verzuimbegeleiding heeft bijgehouden.

Eiswijziging toegestaan

4.2. [eiser] vorderde bij dagvaarding aanvankelijk [gedaagde] te veroordelen het medisch dossier aan hem te verstrekken. Op de eerste zitting werd duidelijk dat [gedaagde] ervan uitging dat het daarbij uitsluitend om medische informatie ging. Op die zitting is aan de orde gekomen dat [gedaagde] daarmee een te beperkte strekking gaf aan het begrip medisch dossier. Na de eerste zitting heeft [gedaagde] stukken aan [eiser] verstrekt. Volgens [eiser] was dat evenwel nog steeds niet het volledige medische dossier. Een en ander was voor [eiser] kennelijk aanleiding zijn eis te wijzigen, in die zin dat hij thans in zijn vordering heeft uitgewerkt wat volgens hem tot het medisch dossier behoort. De voorzieningenrechter heeft op de voortzetting van de mondelinge behandeling beslist dat deze eiswijziging wordt toegestaan. Redengevend daarvoor was dat het [gedaagde] duidelijk kan en moet zijn wat [eiser] met deze eiswijziging beoogt, dat de eiswijziging gebaseerd is op hetzelfde feitencomplex als de aanvankelijke eis en dat er voldoende tijd was voor [gedaagde] om zich op de eiswijziging voor te bereiden. Van strijd met de goede procesorde is dan ook geen sprake.

Spoedeisend belang voldoende gebleken

4.3. [eiser] heeft voor dit kort geding voldoende aannemelijk gemaakt dat het staken van de begeleiding door [gedaagde] grote gevolgen heeft gehad voor hem en geleid heeft tot het (aanstaande) eindigen van zijn dienstverband, met een mogelijke procedure als reactie hierop tegen de werkgever. Daarin is op zichzelf bezien voldoende spoedeisend belang gelegen voor [eiser] om over het medisch dossier van deze begeleiding te kunnen beschikken.

Welke gegevens moet [gedaagde] verstrekken?

4.4. Welke gegevens in dit geval aan [eiser] verstrekt moeten worden door [gedaagde] , wordt in de eerste plaats bepaald door de rechtsverhouding tussen partijen. In dit geval is, zo moet uit de wederzijdse stellingen worden opgemaakt, sprake van verzuimbegeleiding door [gedaagde] in opdracht van de werkgever van [eiser] . Artikel 7:446 lid 4 BW stelt een dergelijke medische begeleiding in opdracht van een ander dan de te begeleiden persoon, buiten de definitie van de behandelovereenkomst als bedoeld in afdeling 5 van titel 7 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (ook wel: de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (hierna: WGBO)). Op grond van artikel 7:464 BW zijn de regels over behandelovereenkomsten in de WGBO evenwel van overeenkomstige toepassing op medische begeleiding, voor zover de aard van de rechtsbetrekking zich daartegen niet verzet. Gesteld noch gebleken is dat de aard van de rechtsbetrekking zich in dit geval verzet tegen overeenkomstige toepassing van artikel 7:456 BW, dat [eiser] recht geeft op inzage in en afschrift van zijn medisch dossier.

4.5. [eiser] heeft dus recht op inzage in en afschrift van het medisch dossier dat [gedaagde] heeft bijgehouden van zijn begeleiding. De Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) heeft de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens opgesteld. Daarin is bepaald dat voor een bedrijfsgeneeskundig dossier als hier aan de orde specifieke eisen gelden. Die specifieke eisen zijn opgenomen in de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB)-Leidraad bedrijfsgeneeskundig dossier- Inrichting & Overdracht. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter volgt daaruit dat in een geval als dit tot het medisch dossier (onder meer) behoren de stukken van [gedaagde] over het begeleiden van [eiser] , over het staken van die begeleiding en de communicatie daarover met de werkgever van [eiser] .

4.6. [eiser] baseert zijn vorderingen mede op de AVG en de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz). Op grond van de AVG heeft een ieder recht op inzage van persoonsgegevens die van hem/haar zijn verwerkt. Het gaat er daarbij om dat blijkt welke persoonsgegevens zijn verwerkt, om de rechtmatigheid van de verwerking te beoordelen. Onder het recht op inzage valt ook het recht om te weten wie er in het medisch dossier heeft gekeken (zogenaamde logginggegevens; artikel 15e Wabvpz).

Vorderingen op grond artikel 7:456 BW niet toewijsbaar

4.7. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan tegen de achtergrond van het voorgaande alleen de onder randnummers 16, 19 en 24 tot en met 28 in de akte eiswijziging (door [eiser] cursief weergegeven) informatie tot het medisch dossier gerekend worden. Het gaat daarbij, kort weergegeven, om informatie met betrekking tot het advies van de bedrijfsarts, de communicatie met de werkgever van [eiser] , verslaglegging en uitwerking van de beslissing van de bedrijfsarts om de begeleiding van [eiser] te staken, de aanvraag van de second opinion, het intrekken daarvan en de communicatie met de nieuwe bedrijfsartsen.

4.8. Zoals hiervoor aangegeven, heeft [gedaagde] na de eerste zitting stukken aan [eiser] verstrekt. Kort voor de voortzetting van de zitting heeft [gedaagde] nog een substantieel aantal stukken aan [eiser] verstrekt. Uit hetgeen op die zitting is besproken en door [gedaagde] naar voren is gebracht, moet vooralsnog worden opgemaakt dat [gedaagde] geen kant-en-klaar dossier voorhanden heeft dat aan [eiser] verstrekt kon worden, maar dat [gedaagde] dat kennelijk op verschillende (digitale) locaties bij elkaar heeft moeten zoeken. Volgens de stellingen van [gedaagde] heeft die zoektocht (uitsluitend) de informatie opgeleverd die inmiddels aan [eiser] is verstrekt en is er in haar administratie geen verdere informatie te vinden. In haar antwoordakte en ter zitting heeft [gedaagde] dit toegelicht. [gedaagde] heeft daarbij desgevraagd uitdrukkelijk aangegeven dat zij niet over meer of andere informatie beschikt dan zij inmiddels aan [eiser] heeft verstrekt. De voorzieningenrechter ziet geen aanwijzingen dat er, anders dan [gedaagde] stelt, nog verdere informatie bij [gedaagde] voorhanden is. Wat er ook zij van de verbazing en/of het ongeloof van [eiser] hierover en diens stelling dat deze wijze van dossiervoering niet deugt, [gedaagde] kan niet worden veroordeeld tot het verstrekken van gegevens en informatie die zij niet heeft. De wijze van dossiervoering van [gedaagde] is in dit geding geen onderwerp van beoordeling. In dit kort geding moet worden volstaan met de aanname dat verdere gegevens niet voorhanden zijn.

4.9. De overige in de akte eiswijziging cursief weergegeven informatie ziet met name op (telefoon)gesprekken en overleggen die (zouden) hebben plaatsgevonden, op machtigingen die ontbreken en op door [eiser] zelf verstuurde e-mailberichten. [gedaagde] heeft betwist dat in de bedoelde gesprekken en overleggen informatie over [eiser] is betrokken. Dat in zoverre sprake is van gegevens die tot het medisch dossier behoren, kan in het kader van dit geding dan ook niet worden aangenomen. Bovendien moet gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, worden aangenomen dat [gedaagde] inmiddels alle stukken behorend tot het medisch dossier die zij heeft, heeft verstrekt. De machtigingen die [eiser] noemt, zijn er volgens [gedaagde] niet, dan wel is sprake van een machtiging die [eiser] zelf heeft verstrekt zodat hij daarover reeds beschikt. Hetzelfde geldt voor door hem zelf verzonden e-mailberichten en reacties daarop van [gedaagde] . Voor zover de vordering hierop betrekking heeft, kan zij dan ook niet worden toegewezen.

4.10. [eiser] vordert ook dat aan hem gegevens worden verstrekt omtrent de klachten die hij bij [gedaagde] heeft ingediend. Volgens de hiervoor genoemde KNMG-richtlijn behoren deze gegevens niet tot het medisch dossier (2.5.3 KNMG-richtlijn omgaan met medische gegevens). De voorzieningenrechter deelt die visie. Voor zover de vordering strekt tot het verstrekken van die gegevens, is zij dus evenmin toewijsbaar.

4.11. Voor het overige worden in de cursieve passages van de akte eiswijziging gegevens genoemd die reeds zijn vervat in de hiervoor besproken nummers 16, 19 en 24 tot en met 28. In het kader van dit kort geding kan er per saldo niet van worden uitgegaan dat [gedaagde] over tot het medische dossier behorende gegevens of stukken beschikt, die niet reeds aan [eiser] zijn verstrekt.

4.12. [gedaagde] heeft geen voorblad verstrekt bij het medisch dossier. [eiser] vordert de verstrekking van een voorblad (onder III). Van een spoedeisend belang specifiek bij deze vordering is evenwel niet gebleken. Dat voorblad behelst immers niet meer dan een overzicht van de gegevens die [gedaagde] reeds aan [eiser] heeft verstrekt. Van nieuwe of andere gegevens of informatie dan hetgeen waarover [eiser] reeds beschikt, is geen sprake.

Vorderingen op grond van AVG en Wabvpz niet toewijsbaar

4.13. Ook voor zover de vorderingen van [eiser] zijn gegrond op de AVG en de Wabvpz zijn zij niet toewijsbaar. Hierna wordt dat toegelicht.

4.14. Niet blijkt dat [gedaagde] specifieke aandacht heeft besteed aan de verwerking van persoonsgegevens. Volgens [gedaagde] is geen verdere informatie voorhanden dan hetgeen zij reeds aan [eiser] heeft verstrekt. Dit sluit niet uit dat sprake is van verwerking van persoonsgegevens waarover [eiser] nog geen informatie heeft. Dat zou nader onderzoek vergen, waarvoor in deze procedure geen plaats (meer) is. Bovendien kan op dit onderdeel niet een spoedeisend belang worden aangenomen. Dat staat aan toewijzing van de vorderingen in de weg.

4.15. Artikel 15e Wabvpz bepaalt dat op verzoek van de patiënt loggingsinformatie moet worden verstrekt van het gebruikte elektronisch uitwisselingssysteem. Het gaat er daarbij om wie bepaalde informatie via het elektronisch uitwisselingssysteem beschikbaar heeft gesteld en wie bepaalde informatie heeft ingezien of opgevraagd en op welke datum. Naar de voorzieningenrechter begrijpt vordert [eiser] onder IV dergelijke logginggegevens. Uit de stellingen van [gedaagde] in haar processtukken en ter zitting, moet worden opgemaakt dat ook die gegevens niet beschikbaar zijn bij [gedaagde] . En ook hiervoor geldt dat niet een spoedeisend belang kan worden aangenomen. Dat betekent dat ook deze vordering niet kan worden toegewezen.

Conclusie

4.16. Alle vorderingen van [eiser] worden afgewezen.

Proceskosten

4.17. Niet in geschil is dat een [gedaagde] pas op 1 september 2025 het medische dossier ter beschikking heeft gesteld aan [eiser] . Pas op de voortzetting van de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] voldoende duidelijk gemaakt dat verdere informatie bij haar niet voorhanden is. Dat rechtvaardigt dat [gedaagde] in de door [eiser] gemaakte proceskosten wordt veroordeeld.

4.18. De proceskosten bestaan uit: dagvaardingskosten € 119,40 griffierecht € 331,00 salaris advocaat € 1660,50 nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing) € 2.288,90.

4.19. Voor het salaris advocaat is het tarief voor handelskortgedingen van gemiddelde complexiteit toegepast, waarbij een half punt extra is toegekend voor de voortzetting van de mondelinge behandeling.

4.20. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter,

5.1. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.288,90, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, plus de kosten van betekening;

5.2. veroordeelt [gedaagde] in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;

5.3. verklaart 5.1 en 5.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.4. wijst al het andere af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.1861/1694