ECLI:NL:RBROT:2025:10910 - Afwijzing gehandicaptenparkeerkaart: College mag afgaan op onafhankelijk medisch advies - 16 september 2025
Uitspraak
Essentie
De rechtbank oordeelt dat een college een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart terecht mag afwijzen op basis van een medisch advies. Een dergelijk advies mag aan een besluit ten grondslag worden gelegd, mits het op objectieve en inzichtelijke wijze tot stand is gekomen.
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/2146
(gemachtigde: [persoon A] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, het college (gemachtigde: mr. S. Ercan).
- Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart (gehandicaptenparkeerkaart) voor een bestuurder. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
Procesverloop
- Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart. Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 22 oktober 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 4 februari 2025 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en op 19 augustus 2025 aanvullende stukken ingediend. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2. De rechtbank heeft het beroep op 3 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
-
Eiseres heeft op 3 september 2024 een aanvraag ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart. Het college heeft het team Sociaal Medische Advisering (SMA) om een onafhankelijk medisch advies gevraagd. Naar aanleiding hiervan heeft een medische beoordeling door een arts van SMA (de arts) plaatsgevonden waarna een medisch advies is uitgebracht op 22 oktober 2024. Uit dat advies blijkt dat eiseres een loopbeperking heeft vanwege aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Zij heeft in 2020 chirurgisch letsel opgelopen en is geopereerd. Haar enkel is sindsdien minder stabiel. Zij draagt stevig schoeisel en een lichte brace. Eiseres heeft ook klachten aan haar linkerknie. De specialist heeft daarvoor fysiotherapie geadviseerd. Uit het advies blijkt verder dat eiseres gezien de aard en relatieve ernst van de aandoeningen in staat te achten is meer dan 100 meter te lopen. De arts schrijft dat conform het protocol Vereniging Artsen Volksgezondheid (VAV) het niet schadelijk en mogelijk zelfs gunstig is om meer dan 100 meter in etappes af te leggen, ook als het moeite kost en als met aaneengesloten lopen de 100 meter niet gehaald kan worden. Met name is dit het geval als de behandeling gericht is op verbetering/ vergroting van de loopafstand die op kan treden bij adequaat herstelgedrag, zoals bij eiseres het geval is. De echtgenoot van eiseres heeft tijdens de medische keuring ook verzocht om te beoordelen of eiseres in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier. Volgens de arts is eiseres niet rolstoelafhankelijk en niet continu afhankelijk van begeleiding voor het vervoer van deur tot deur. Er is ook geen andere ernstige beperking (dan de loopbeperking). Eiseres voldoet daarmee niet aan de vereisten voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier. Het college heeft vervolgens de aanvraag afgewezen.
-
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Daarbij heeft het college erop gewezen dat de arts de door eiseres ingebrachte medische stukken heeft bestudeerd en er lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen en dat de conclusies van de arts voldoende zijn onderbouwd. Eiseres heeft ook niet gereageerd op het toegezonden dossier. Het medisch advies van 22 oktober 2024 blijft om die reden ongewijzigd negatief. Niet gebleken is dat in het geval van eiseres sprake is van zodanige omstandigheden dat de hardheidsclausule moet worden toegepast.
Toetsingskader
- Op grond van artikel 49, eerste lid, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) kan aan een gehandicapte, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders waar hij als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, een gehandicaptenkaart worden verstrekt.
Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (Regeling) kunnen voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking komen bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met de gebruikelijke hulploopmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen.
In artikel 2, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat een gehandicaptenparkeerkaart niet wordt afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de handicap van de aanvrager.
Artikel 3, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat het geneeskundig onderzoek, ingeval de gehandicaptenparkeerkaart wordt afgegeven door het gemeentelijk gezag, bedoeld in artikel 49 van het BABW wordt verricht door de GGD dan wel – bij externe advisering – door een vanwege het gemeentelijk gezag gewezen deskundige.
Heeft het college de aanvraag terecht afgewezen?
- Eiseres voert aan dat zij in 2022 een aanvraag heeft ingediend voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder die wel is toegewezen. Haar situatie is sindsdien enkel verslechterd gezien het een chronische aandoening betreft. Eiseres voert verder aan dat de arts die het medisch advies heeft uitgebracht een arts op leeftijd betreft. Eiseres heeft de indruk gekregen dat de arts niet goed begreep wat zij bedoelde en ook de doktersverklaring niet goed begreep. Eiseres verklaart een second opinion te willen bij een andere arts. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat het oordeel van de specialist (chirurg) die eiseres al jaren behandelt, zwaarder moet wegen dan het oordeel van de keuringsarts. Zij voert tot slot aan dat zij nooit de stukken heeft ontvangen waardoor zij hier niet op kon reageren. 6.1. Eiseres heeft ter zitting bevestigd dat de aanvraag ziet op een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder en dat het haar daar ook om gaat. De rechtbank zal de afwijzing van de gehandicaptenparkeerkaart voor een passagier daarom niet beoordelen
[1] .
6.2. Een bestuursorgaan mag, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige aan een bestuursorgaan een medisch advies is uitgebracht, dit advies betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, mits dat advies op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld.
6.3. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor het standpunt van eiseres dat het college niet op het medisch advies heeft mogen afgaan. In het advies staat vermeld dat een anamnese heeft plaatsgevonden en dat gericht lichamelijk onderzoek is verricht. Ook heeft een oriënterend psychologisch onderzoek plaatsgevonden en heeft de arts de problematiek nader geobjectiveerd door middel van gerichte vragen en observatie. De arts heeft de door eiseres ingebrachte informatie bestudeerd. Gelet op de inhoud van het medisch advies is sprake van een weliswaar beknopt, maar voldoende objectief en inzichtelijk advies. De arts heeft de conclusie dat eiseres niet in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder voldoende toegelicht en onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat de arts de verklaring van eiseres en de medische stukken niet goed heeft begrepen. Dat de arts tot een andere weging komt van de ernst van de loopbeperking van eiseres dan eiseres zelf, betekent niet dat van een misverstand sprake is of moet zijn geweest. Dat de arts op leeftijd zou zijn, maakt niet dat de arts onbekwaam is om medische adviezen uit te brengen. Eiseres kan ook niet worden gevolgd in haar standpunt dat het oordeel van de behandelend chirurg zwaarder moet wegen dan het oordeel van de keuringsarts. Volgens vaste rechtspraak van de Raad heeft de keuringsarts een eigen medische verantwoordelijkheid en behoort het bij uitstek tot zijn specifieke deskundigheid om in dit verband de medische beperkingen van een betrokkene te beoordelen en vast te leggen.
6.4. De omstandigheid dat eiseres eerder wel een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder heeft gekregen, leidt niet tot een ander oordeel. Uit de stukken met betrekking tot die eerdere aanvraag blijkt dat eiseres toen recent was geopereerd en niet in staat was een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. Omdat verbetering niet uitgesloten was heeft eiseres destijds een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder gekregen voor de duur van twee jaar, met een indicatie voor een herkeuring na twee jaar. Naar aanleiding van de in deze zaak voorliggende aanvraag heeft die keuring nu plaatsgevonden en de keuring heeft geleid tot het medisch advies van 22 oktober 2024, waarvan het college – zoals hiervoor is overwogen – mocht uitgaan.
6.5. Over de klacht van eiseres dat zij de stukken niet heeft ontvangen, overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat het college de stukken die betrekking hebben op deze zaak op 24 januari 2025 per e-mail aan het door eiseres gebruikte e-mailadres heeft toegezonden en eiseres daarbij heeft verzocht om binnen één week te reageren. Het college mocht er daarom van uitgaan dat eiseres de stukken had ontvangen en hier geen nadere reactie op wenste te geven.
6.6. De rechtbank wijst eiseres er nogmaals op dat zij, indien zij meent dat haar klachten sinds het bestreden besluit zijn toegenomen, een nieuwe aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart kan indienen, onderbouwd met recente medische stukken.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Overigens geldt het criterium dat de betrokkene niet in staat is zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen zowel voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder als voor een passagier.
Zie artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1609, r.o. 4.5.1.
Zie bijvoorbeeld de in voetnoot 2 vermelde uitspraak, r.o. 4.6.