ECLI:NL:RBROT:2024:6968 - Rechtbank Rotterdam - 21 juli 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
locatie Rotterdam
zaaknummer: 11207464 VV EXPL 24-353
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter op basis van artikel 29a lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op 22 juli 2024
in de zaak van
ROTTERDAM URBAN DEVELOPMENTS B.V., statutaire vestigingsplaats: Rotterdam, eiseres, gemachtigde: mr. J.R. Ali,
tegen
[gedaagde], woonplaats: Schiedam , gedaagde, die zelf procedeert.
De partijen worden ‘RUD’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.
De kantonrechter is mr. P. de Bruin en de griffier is mr. R.W.H. van Rijkom.
Verschenen zijn:
De zaak wordt met de aanwezigen besproken. Daarna heeft de kantonrechter de hiernavolgende mondelinge uitspraak gedaan.
1 De beoordeling
1.1. RUD verhuurt de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Schiedam aan [gedaagde] . De huurovereenkomst, die onderverhuur zonder voorafgaande schriftelijke toestemming (die in dit geval niet is gegeven) verbiedt, is aangegaan voor de bepaalde tijd van twee jaar (1 augustus 2022 tot en met 31 juli 2024). De afdeling Toezicht en Handhaving van de Gemeente Schiedam is op 29 december 2023, 11 juni 2024 en 8 juli 2024 in de woning geweest. Bij al deze gelegenheden is geconstateerd dat [gedaagde] de woning onderverhuurt aan derden. De politie heeft meldingen ontvangen dat [gedaagde] en zijn onderhuurders regelmatig geluidsoverlast voor de buren en de leefomgeving veroorzaken. Dit alles is in strijd met de wet, de huurovereenkomst en de toepasselijke algemene huurvoorwaarden. RUD heeft van de Gemeente Schiedam een dwangsombesluit ontvangen, waarin haar de verplichting is opgelegd om de woning uiterlijk op 1 augustus 2024 door ten hoogste twee personen die samen geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren te laten bewonen, of de woning terug te brengen naar één zelfstandige woonruimte en te laten bewonen door één duurzaam gemeenschappelijk huishouden. Als dit niet gebeurt, moet RUD op 2 augustus 2024 een dwangsom van € 6.000,00 betalen. RUD heeft het einde van de huurovereenkomst in een brief van 18 juni 2024 aan [gedaagde] aangezegd tegen 31 juli 2024. RUD heeft er geen vertrouwen in dat [gedaagde] de woning zelf op tijd gaat ontruimen. RUD vordert ontruiming vóórdat de huurovereenkomst eindigt. Dat komt omdat een gedwongen ontruiming – vanwege de dwangsom – vóór 1 augustus 2024 moet plaatsvinden en omdat een hulpofficier van justitie, die nodig is voor de ontruiming, alleen op 25 juli 2024 om 10:00 uur beschikbaar is en daarna pas eind augustus 2024. Daarom eist RUD in deze zaak dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning uiterlijk op 24 juli 2024, dan wel op 25 juli 2024 om 09:00 uur te ontruimen, met verkorting van de beveltermijn van de ontruiming.
1.2. De kantonrechter wijst de eis van RUD toe. Vooropgesteld wordt dat RUD [gedaagde] eigenlijk pas kan ontruimen als de huurovereenkomst met ingang van 1 augustus 2024 is geëindigd. RUD wil de woning nu zeven dagen eerder ontruimen. De grondslag voor die vordering is het handelen van [gedaagde] . Uit de stukken blijkt dat [gedaagde] – in strijd met de wet, de huurovereenkomst en de toepasselijke algemene huurvoorwaarden – de woning aan derden onderverhuurt en (geluids)overlast aan buren en de leefomgeving bezorgd. Deze tekortkomingen rechtvaardigen naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter in een bodemprocedure de (eerdere) ontbinding van de huurovereenkomst. Daarom is het gerechtvaardigd om daar nu op vooruit te lopen door [gedaagde] te veroordelen om de woning uiterlijk op 25 juli 2024 om 09:00 uur te ontruimen. Daarbij weegt mee dat op grond van de stukken voldoende aannemelijk is dat er een reëel risico bestaat dat [gedaagde] zelf niet tijdig voor volledige ontruiming van de woning (inclusief de onderhuurders) zorg kan dragen en dat een dwangsom voor RUD dreigt als de woning uiterlijk op 1 augustus 2024 niet in overeenstemming is met de geldende wet- en regelgeving. Een belangenafweging valt gelet op alle stukken in het dossier uit in het voordeel van RUD. Dat [gedaagde] nog geen andere woning heeft, komt in de gegeven situatie voor zijn rekening en risico.
1.3. In verband met de korte periode tussen het doen van deze uitspraak en het moment waarop de woning uiterlijk moet worden ontruimd om het verbeuren van een dwangsom te voorkomen, verkort de kantonrechter de beveltermijn als bedoeld in artikel 555 lid 1 Rv in samenhang met artikel 502 lid 1 Rv tot twee dagen vóór de ontruiming. Dit betekent dat RUD uiterlijk op 23 juli 2024 om 09:00 uur bevel moet laten doen aan [gedaagde] van de ontruiming van de woning op 25 juli 2024 om 09:00 uur.
1.4. [gedaagde] moet de proceskosten betalen, omdat hij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van RUD op € 135,97 aan dagvaardingskosten, € 130,00 aan griffierecht, € 543,00 aan salaris voor de gemachtigde (het tarief voor een eenvoudige zaak) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 943,97. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
1.5. Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat RUD dat eist en [gedaagde] daar niet op heeft gereageerd (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
2 De beslissing
De kantonrechter:
2.1. veroordeelt [gedaagde] om de woning aan het adres [adres] ( [postcode] ) in Schiedam uiterlijk op 25 juli 2024 om 09:00 uur te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en de woning met alle sleutels ter beschikking van RUD te stellen, onder verkorting van de beveltermijn als bedoeld in artikel 555 lid 1 Rv in samenhang met artikel 502 lid 1 Rv tot twee dagen vóór de ontruiming;
2.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van RUD worden begroot op € 943,97;
2.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.4. wijst al het andere af.
Dit proces-verbaal is op 22 juli 2024 opgemaakt en ondertekend door de kantonrechter. 38671