Artikel 233 (Verklaring uitvoerbaarheid bij voorraad)
1. Tenzij uit de wet of uit de aard van de zaak anders voortvloeit, kan de rechter, indien dit wordt gevorderd, verklaren dat zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn niettegenstaande daartegen aan te wenden rechtsmiddelen. De rechter kan een vonnis waarbij op de voet van artikel 187 wordt beslist omtrent een voorschot ter zake van de kosten van deskundigen, ook ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad kan het gehele vonnis betreffen of een gedeelte daarvan.
3. De rechter kan aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbinden dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld.
Uitleg in duidelijke taal
1. Tenzij uit de wet of uit de aard van de zaak anders voortvloeit, kan de rechter, indien dit wordt gevorderd, verklaren dat zijn vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn niettegenstaande daartegen aan te wenden rechtsmiddelen. De rechter kan een vonnis waarbij op de voet van artikel 187 wordt beslist omtrent een voorschot ter zake van de kosten van deskundigen, ook ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
Dit lid bepaalt dat de rechter, behoudens uitzonderingen die voortvloeien uit de wet of de aard van de zaak, een vonnis uitvoerbaar bij voorraad kan verklaren als een partij daarom verzoekt (gevorderd). Dit houdt in dat het vonnis ten uitvoer gelegd kan worden, ook al worden er rechtsmiddelen (zoals hoger beroep) tegen het vonnis aangewend. Verder kan de rechter een vonnis betreffende een beslissing over een voorschot ter zake van de kosten van deskundigen, genomen op de voet van artikel 187, ook uit eigen beweging (ambtshalve) uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2. De uitvoerbaarverklaring bij voorraad kan het gehele vonnis betreffen of een gedeelte daarvan.
Dit lid specificeert dat de verklaring dat een vonnis uitvoerbaar bij voorraad is (de uitvoerbaarverklaring bij voorraad), kan slaan op het volledige vonnis of slechts op een specifiek deel van dat vonnis.
3. De rechter kan aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad de voorwaarde verbinden dat tot een door hem te bepalen bedrag zekerheid wordt gesteld.
Dit lid geeft de rechter de bevoegdheid om aan de uitvoerbaarverklaring bij voorraad een voorwaarde te koppelen. Deze voorwaarde is dat er voor een door de rechter vast te stellen bedrag zekerheid wordt gesteld, bijvoorbeeld door middel van een waarborgsom of bankgarantie.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2019:2026 - Hoge Raad verenigt maatstaven voor schorsing van tenuitvoerlegging bij voorraad - 19 december 2019
De Hoge Raad stelt één uniforme maatstaf vast voor de schorsing van tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, ongeacht of dit in kort geding of in een appelincident wordt gevraagd. De strenge 'Ritzen/Hoekstra'-maatstaf (misbruik van recht) geldt niet meer zolang een rechtsmiddel openstaat.
ECLI:NL:RBROT:2024:801 - Rechtbank Rotterdam - 8 februari 2024
ECLI:NL:HR:2010:BK1639 - Tussentijds beroep tegen bevel voorschot deskundigenkosten is niet toegestaan - 21 januari 2010
Een beslissing tot het deponeren van een voorschot voor deskundigenkosten is geen voorlopige voorziening in de zin van art. 401a lid 1 Rv. Het is een instructiebeslissing die de voortgang van de zaak dient, waardoor tussentijds cassatieberoep zonder verlof van de rechter is uitgesloten.
ECLI:NL:HR:2007:BA1525 - Hoge Raad - 7 juni 2007
ECLI:NL:RBMNE:2024:572 - Rechtbank Midden-Nederland - 6 februari 2024
ECLI:NL:HR:2010:BK4476 - Hoge Raad - 18 februari 2010
ECLI:NL:HR:2022:987 - Geen dwangsom bij zekerheidstelling voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad - 30 juni 2022
De voorwaarde van zekerheidstelling (art. 235 Rv) voor een uitvoerbaarverklaring bij voorraad is geen 'hoofdveroordeling' in de zin van art. 611a Rv. Het is geen bevel om zekerheid te stellen, maar een opschortende voorwaarde voor tenuitvoerlegging. Daarom kan aan deze voorwaarde geen dwangsom worden verbonden.
ECLI:NL:HR:2017:3143 - Proceskostenveroordeling in procedures op grond van de Faillissementswet - 14 december 2017
De Hoge Raad oordeelt dat ook in een procedure op grond van art. 69 Fw een proceskostenveroordeling kan worden uitgesproken en uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. Dit gebeurt met overeenkomstige toepassing van art. 289 Rv en art. 288 Rv, in verbinding met art. 362 Rv.