ECLI:NL:RBROT:2024:2273 - Rechtbank Rotterdam - 13 maart 2024
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team straf 1
Parketnummer: 10/312258-23 Datum uitspraak: 14 maart 2024 Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] , geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01], zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande, ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] , raadsman mr. P.H. Visser, advocaat te Wormerveer.
1 Onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 februari 2024.
2 Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3 Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. K.L. Rook heeft gevorderd:
4 Vrijspraak
4.1. Standpunt officier van justitie Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat twee politieagenten met hem wilden praten. De verdachte wilde niet met hen praten en is weggelopen. Toen de agenten hem achterhaalden en opnieuw met hem in gesprek wilden gaan, kwam het tot een handgemeen. Het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten in combinatie met de getuigenverklaringen en de camerabeelden maken duidelijk dat de verdachte zich met zwaaiende bewegingen heeft verzet, heeft geprobeerd zich los te trekken en in een andere richting bewoog dan waarin de agenten hem wilden voeren. Het staat ook voldoende vast dat door de worsteling letsel is ontstaan bij de agenten.
4.2. Beoordeling De verdachte staat op 24 november 2023 vlak langs de rijbaan aan [adres01] – een weg waar zich volgens de politie vaak bedelaars bevinden – als twee verbalisanten hem in een dienstvoertuig passeren en hem erop wijzen dat hij niet mag bedelen. Hierop loopt de verdachte naar een nabijgelegen portiek. De verbalisanten stappen uit om hem te controleren. De verdachte loopt weg en steekt de straat over. De verbalisanten manen hem meermalen te blijven staan, maar de verdachte geeft hieraan geen gehoor. Op twee momenten, kort na elkaar, komt het tot een fysieke confrontatie met de verdachte, eerst met één verbalisant en later met beide verbalisanten.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verbalisanten ten tijde van de confrontatie(s) in de rechtmatige uitoefening van hun bediening verkeerden op de wijze zoals vermeld op de tenlastelegging, te weten ter staandehouding en/of ter aanhouding van de verdachte. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Vooropgesteld wordt dat de artikelen 52 t/m 54 Wetboek van Strafvordering (Sv) opsporingsambtenaren de bevoegdheden geven om i.) een verdachte staande te houden ter vaststelling van diens identiteit en ii.) om een verdachte aan te houden, teneinde hem ten spoedigste over te brengen naar een plaats van verhoor ter voorgeleiding aan de (hulp)officier van justitie. Als verdachte van een strafbaar feit wordt in artikel 27, eerste lid, Sv aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten en omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit voortvloeit. Volgens vaste rechtspraak is het enkele vermoeden dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd onvoldoende, als dit vermoeden niet wordt onderbouwd door objectiveerbare feiten en omstandigheden.
De rechtbank is op basis van het procesdossier van oordeel dat niet kan worden vastgesteld ter zake van welk strafbaar feit de verbalisanten de verdachte wilden staande houden en/of aanhouden, zodat moet worden geconcludeerd dat zij niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren voorafgaand aan en ten tijde van de confrontatie(s) met de verdachte. De enkele omstandigheid dat de verdachte zich vlak langs de rijbaan bevond op een plek waar vaker bedelaars staan en er kennelijk onverzorgd uitzag levert op zichzelf geen redelijk vermoeden op van schuld aan enig strafbaar feit. Dat de verdachte kennelijk niet met de verbalisanten in gesprek wilde gaan maakt dit niet anders. Dit betekent dat niet bewezen is dat de verdachte zich heeft verzet tegen ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
4.3. Vrijspraak Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5 Vordering benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] , ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 250,- aan immateriële schade.
5.1. Standpunt officier van justitie De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden gematigd tot een bedrag van € 100,-. In de zaken die zijn aangehaald in de toelichting op de vordering was sprake van ernstiger letsel.
5.2. Standpunt verdediging De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, gelet op de bepleite vrijspraak.
5.3. Beoordeling De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
5.4. Conclusie De rechtbank heeft in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen over de gevorderde schadevergoeding.
6 Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
7 Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H. Kroon, voorzitter, en mrs. A.S. Flikweert en M.M. Dolman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 24 november 2023 te Rotterdam, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen (een) ambten(a)ren, [naam01] (hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam) en/of [naam02] (hoofdagent bij de Eenheid Rotterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van haar/hun bediening, te weten ter staandehouding en/of ter aanhouding van verdachte door meermalen, althans eenmaal in tegengestelde richting te bewegen dan die [naam02] en/of [naam01] verdachte probeerde te bewegen en/of zijn handen/armen weg te trekken en/of zich los te trekken en/of met zijn armen te zwaaien (in de richting van het hoofd van die [naam01] ) en/of de taser van die [naam02] af te pakken/vast te pakken terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten letsel aan de elleboog en/of linker bovenarm en/of linkerpols bij die Huijsser en/of letsel aan/een opgezwollen (rechter) pink bij die [naam02] ten gevolge heeft gehad.