Artikel 52 (Bevoegdheid opsporingsambtenaar identiteitsvaststelling staandehouding verdachte)
Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden.
Uitleg in duidelijke taal
Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd de identiteit van de verdachte vast te stellen op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en hem daartoe staande te houden.
Dit artikel betekent letterlijk dat iedere opsporingsambtenaar bevoegd is de identiteit van de verdachte vast te stellen. Dit vaststellen van de identiteit moet gebeuren op de wijze zoals bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin. De opsporingsambtenaar is tevens bevoegd om de verdachte daartoe – dat wil zeggen, voor het vaststellen van de identiteit – staande te houden.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:1993:AD1812
ECLI:NL:HR:2014:36
ECLI:NL:HR:2009:BH3686
ECLI:NL:HR:2020:1155 - Awb-toezichtbevoegdheid mag niet uitsluitend voor strafrechtelijke opsporing worden ingezet
Bestuursrechtelijke toezichtbevoegdheden, zoals artikel 5:19 Awb, mogen niet worden gebruikt als de handeling uitsluitend als strafrechtelijke opsporing kan worden aangemerkt. Op grond van artikel 1:6 Awb is de Awb dan niet van toepassing, waardoor de bevoegdheidsuitoefening onrechtmatig is.
ECLI:NL:HR:2002:AE9028
ECLI:NL:HR:2021:1449 - Vage melding onvoldoende voor redelijk vermoeden van schuld bij staandehouding
Belediging ambtenaar in functie Arrest
Een vage melding over een 'verdachte situatie', gecombineerd met het late tijdstip en het niet-reageren van een persoon, is zonder nadere concretisering onvoldoende om een redelijk vermoeden van schuld (art. 27 Sv) aan te nemen en een staandehouding te rechtvaardigen.