ECLI:NL:RBROT:2024:10903 - Rechtbank Rotterdam - 19 september 2024
Uitspraak
Uitspraak inhoud
locatie Rotterdam
zaaknummer: 11241052 VV EXPL 24-376
datum uitspraak: 20 september 2024
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
1 [eiser 1],
2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
woonplaats: [plaatsnaam 1], eisers, gemachtigde: [naam],
tegen
[gedaagde], vestigingsplaats: [plaatsnaam 2], gedaagde, gemachtigde: mr. M.F. Lameris.
De partijen worden hierna ‘[eiser 1]’, ‘[eiser 2]’, ‘[eiser 3]’, ‘[eiser 4]’ en ‘[gedaagde]’ genoemd. Eisers tezamen worden hierna ‘[eisers]’ genoemd.
1 De procedure
1.1. Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
1.2. Op 6 september 2024 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [eiser 2], [eiser 3] en [eiser 4], met [naam], en mr. Lameris voor [gedaagde].
2 De beoordeling
Wat is de kern?
De eis wordt afgewezen
2.1. De eis van [eisers] om [gedaagde] in kort geding te veroordelen tot betaling van € 22.500,- aan schadevergoeding, met boeterentes en kosten, wordt afgewezen. Kort gezegd gebeurt dit omdat er geen spoedeisend belang is en omdat de eis in een gewone procedure naar verwachting ook zal worden afgewezen.
Waarom dit oordeel?
Beoordelingskader
2.2. Voor de vraag of plaats is voor toewijzing van een geldvordering in kort geding moet de rechter onderzoeken of de vordering van de eiser voldoende aannemelijk is en of een spoedeisend belang bestaat. In kort geding kan alleen een voorschot op een schadevergoeding worden toegewezen. Een gewone procedure waarin een geschil definitief wordt beslist (een bodemprocedure) is nodig om te bepalen of echt recht bestaat op schadevergoeding.
Geen spoedeisend belang
2.3. Het spoedeisend belang was ten tijde van de dagvaarding gelegen in de omstandigheid dat [gedaagde] stappen heeft gezet om de woning van [eisers] gedwongen te verkopen. Inmiddels is [gedaagde] hiervan teruggekomen. Dit levert geen spoedeisend belang meer op.
2.4. Dat [eisers] spoedeisend belang heeft bij toewijzing van € 22.500,- aan schadevergoeding blijkt nergens uit. Er is ook niet om een voorschot daarop gevraagd.
Vordering niet aannemelijk; geen schadevergoeding
2.5. De geëiste schadevergoeding van € 22.500,- zal hoogstwaarschijnlijk niet worden toegewezen in een bodemprocedure. Dus wordt de eis ook niet toegewezen in kort geding.
2.6. Zoals de kantonrechter het nu ziet, is het standpunt onjuist dat [gedaagde] een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Er is dan ook geen reden waarom [gedaagde] schadevergoeding zou moeten betalen. [gedaagde] heeft een verstekvonnis verkregen op 26 januari 2023, waarbij [eiser 1] is veroordeeld tot betaling aan haar van € 2.772,- aan hoofdsom plus rente en kosten. Het vonnis is aan [eiser 1] betekend, met bevel om aan de veroordeling te voldoen en de hoofdsom, rente, proces- en bijkomende kosten te betalen. Omdat [eiser 1] dat niet heeft gedaan, is executoriaal beslag gelegd op de woning waar [eisers] woont. In wat in de dagvaarding naar voren is gebracht, wordt geen basis gezien voor het oordeel dat [gedaagde] dat niet heeft mogen doen; dat zij misbruik heeft gemaakt van bevoegdheid. Bij de zitting is gezegd dat [gedaagde] had kunnen kiezen voor een minder ingrijpende mogelijkheid om het openstaande bedrag te innen, maar daar staat tegenover dat van de zijde van [gedaagde] is aangevoerd dat de ingeschakelde deurwaarder van alles geprobeerd heeft om het openstaande bedrag te incasseren, maar taal noch teken vernomen heeft van [eiser 1] en uiteindelijk geen andere verhaalsmogelijkheid zag dan de woning. Bij deze stand van zaken is er geen grond voor het oordeel dat het executoriaal beslag op de woning onrechtmatig is geweest, laat staan dat [eisers] hierdoor schade heeft geleden van € 22.500,-. Dat de [eisers] de aankondiging van een gedwongen verkoop als bedreigend heeft ervaren, is geen reden voor schadevergoeding omdat [gedaagde] recht heeft op betaling en de wettelijke regels bij de tenuitvoerlegging in acht heeft genomen.
proceskosten
2.7. De proceskosten komen voor rekening van [eisers], omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt de kosten die [eisers] aan [gedaagde] moet betalen vast op € 543,- aan salaris voor de gemachtigde en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 678,-. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.8. Dit vonnis (de proceskostenveroordeling) wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [gedaagde] daarom heeft gevraagd en [eisers] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.
Over het verstekvonnis
2.9. Uit de dagvaarding wordt opgemaakt dat [eisers] het niet eens is met het verstekvonnis, maar dat vonnis staat vast. Er had verzet tegen kunnen worden ingesteld, maar dat is niet gebeurd, terwijl [gedaagde] gemotiveerd heeft aangevoerd dat [eiser 1] al geruime tijd bekend is met het vonnis en de tenuitvoerlegging ervan. Dit betekent dat aan het vonnis moet worden voldaan.
2.10. Overigens wordt het meest fundamentele bezwaar van [eisers] tegen het vonnis niet onderschreven, want zij zijn op grond van de wet verplicht om het risico van de behoefte aan zorg te verzekeren
3 De beslissing
De kantonrechter:
3.1. wijst de eis af;
3.2. veroordeelt [eiser 1], [eiser 2], [eiser 3], en [eiser 4] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden vastgesteld op € 678,-;
3.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Lablans en in het openbaar uitgesproken. 465
Artikel 2 lid 1 gelezen in samenhang met artikel 10 van de Zorgverzekeringswet en met de Wet langdurige zorg.
Zie artikel 2 lid 2 onder b van de Zorgverzekeringswet gelezen in samenhang met artikel 64 lid 1 Wet financiering sociale verzekeringen. De Sociale Verzekeringsbank kan op verzoek wegens gemoedsbezwaren tegen één of meer volksverzekeringen of alle werknemersverzekeringen ontheffen van de verplichtingen opgelegd op grond van de desbetreffende wetten en de Wet financiering sociale verzekeringen.
Artikel 11 Wet algemene bepalingen.