ECLI:NL:RBOVE:2025:5995 - Rechtbank Overijssel - 7 oktober 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: C/08/337773 / KG RK 25-434
Beschikking van de voorzieningenrechter van 7 oktober 2025
in de zaak van
ING BANK N.V., gevestigd en kantoorhoudende in Amsterdam, verzoekende partij, hierna te noemen: ING, advocaat: mr. J. Voskamp, ter zitting waargenomen door mr. T.J.P. Jager,
tegen
1 [hypotheekgever] ,
wonende in [woonplaats 1] , thans verblijvend in [woonplaats 3] , hypotheekgever, hierna te noemen [hypotheekgever] of hypotheekgever, advocaat: mr. J.J. Douwes, 2. [belanghebbende 1] B.V.p/aMR. [belanghebbende 2], gevestigd in [woonplaats 2] , niet verschenen, 3. [belanghebbende 3]p/a[belanghebbende 4], wonende in [woonplaats 4] , verschenen in persoon, 4. [belanghebbende 5]p/a[belanghebbende 4], wonende in [woonplaats 5] , advocaat: mr. E.F.M. Baert, 5. [belanghebbende 6]p/a[belanghebbende 7], wonende in [woonplaats 6] , niet verschenen, 6. [belanghebbende 8] B.V.p/a[belanghebbende 9], gevestigd in [woonplaats 7] , niet verschenen, 7. [belanghebbende 10] B.V.p/a[belanghebbende 11], gevestigd in [woonplaats 8] , niet verschenen, belanghebbenden, hierna samen te noemen: de beslagleggers.
1 De procedure
1.1. ING heeft een verzoekschrift ingediend tot goedkeuring van een onderhandse verkoop en ontruiming ex artikel 3:268 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW).
1.2. Mr. Douwes heeft namens [hypotheekgever] bezwaar gemaakt en om een mondelinge behandeling verzocht. Mr. Baert heeft namens beslaglegger [belanghebbende 5] bericht dat hij zich refereert aan het oordeel van de voorzieningenrechter.
1.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 september 2025. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak met zaaknummer 335040 over het verzoek van ING over het inroepen van het huurbeding. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken. Mr. Douwes heeft ter zitting namens [hypotheekgever] gevraagd om extra tijd voor de huidige huurder van de onroerende zaak, de [belanghebbende 12] , om de waarborgsom te storten en een koopovereenkomst met ING te sluiten. Van de ter zitting gemaakte afspraken is proces-verbaal opgemaakt.
1.4. Op 30 september 2025 heeft ING, in navolging van de ter zitting gemaakte afspraken, de rechtbank bericht dat [belanghebbende 12] de waarborgsom heeft gestort en een koopovereenkomst met ING heeft ondertekend. ING verzoekt om het eerder ingediende verzoek om de koopovereenkomst met [belanghebbende 13] B.V. af te wijzen en de bij het verzoek gevoegde koopovereenkomst met [belanghebbende 12] goed te keuren.
1.5. De beschikking in deze zaak is bepaald op vandaag.
2 De beoordeling
2.1. Het – gewijzigde – verzoek strekt tot het verkrijgen van verlof als bedoeld in artikel 3:268 lid 2 BW, om de onroerende zaak, te weten het appartementsrecht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van de bovenwoning op de eerste verdieping met berging op de begane grond, plaatselijk bekend [de onroerende zaak] , hierna te noemen: de onroerende zaak, te verkopen volgens de bij het verzoek gevoegde koopovereenkomst tussen ING en [belanghebbende 12] . ING heeft ook een verzoek ingediend dat strekt tot ontruiming van deze onroerende zaak.
2.2. Bij deurwaardersexploot van 13 mei 2025 heeft ING de executie aan de hypotheekgever aangezegd, waarmee is voldaan aan artikel 544 lid 1 Rv. ING en [belanghebbende 12] hebben op 25 september 2025 een koopovereenkomst gesloten. Het voorgaande in aanmerking genomen en gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is vast komen te staan dat bij de door ING beoogde onderhandse verkoop aan [belanghebbende 13] B.V. geen hogere opbrengst zal worden verkregen. Ook verder staat niets aan toewijzing van het verzoek tot goedkeuring van de koopovereenkomst tussen ING en [belanghebbende 12] in de weg. Het verzoek zal worden toegewezen.
2.3. ING verzoekt de voorzieningenrechter verder om de hypotheekgever en de zijnen te veroordelen de onroerende zaak te ontruimen en te bepalen dat deze uiterlijk op de datum van levering moet zijn ontruimd.
2.4. Artikel 3:268 lid 2 BW bepaalt dat de voorzieningenrechter, als dit wordt verzocht, bij de goedkeuring van een verzoek tot onderhandse verkoop tevens de hypotheekgever en de zijnen veroordeelt tot ontruiming van het verhypothekeerde goed tegen een bepaald tijdstip. Daarbij vindt, volgens de slotzin van deze bepaling, de ontruiming niet plaats vóór de levering (het moment van inschrijving zoals bedoeld in artikel 3:89 BW). De voorzieningenrechter zal [hypotheekgever] dan ook veroordelen tot ontruiming van de onroerende zaak met al het zijne en de zijnen (afgezien van [belanghebbende 12] ) binnen 30 dagen na betekening van deze beschikking, maar niet eerder dan het moment van inschrijving als bedoeld in artikel 3:89 BW.
2.5. De voorzieningenrechter ziet gelet op het karakter van deze procedure geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3 De beslissing
De voorzieningenrechter
3.1. bepaalt dat de verkoop van de onroerende zaak, te weten het appartementsrecht dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van de bovenwoning op de eerste verdieping met berging op de begane grond, plaatselijk bekend [de onroerende zaak] ondershands zal geschieden overeenkomstig de hierbij goedgekeurde koopovereenkomst tussen ING en [belanghebbende 12] , waarvan een afschrift aan deze beschikking is gehecht;
3.2. veroordeelt [hypotheekgever] om de onder 3.1. omschreven onroerende zaak met al het zijne en de zijnen (afgezien van [belanghebbende 12] ) te ontruimen binnen 30 dagen na betekening van deze beschikking, met dien verstande dat de ontruiming niet plaatsvindt voor het moment van inschrijving als bedoeld in artikel 3:89 BW;
3.3. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4. wijst het meer af anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.N.R. Wegerif en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2025. (SB)