ECLI:NL:RBOVE:2025:5618 - Rechtbank Overijssel - 1 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zwolle
Zaaknummer: C/08/337289 / JE RK 25-1436 Datum uitspraak: 1 september 2025
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd te Zwolle, hierna te noemen de Raad,
over
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats 1], Australië, hierna te noemen [kind 1], [kind 2], geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats 2], Australië, hierna te noemen [kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de kinderrechter bekend adres, advocaat mr. M. van der Burg.
[de stiefvader], hierna te noemen de (stief)vader, wonende te [woonplaats], Australië, advocaat mr. M.T. Wernsen.
De kinderrechter merkt als informant aan:
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI), gevestigd te Enschede.
1 Het verloop van de procedure
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 18 augustus 2025;
1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
-
de (stief)vader (via Teams) met zijn advocaat en bijgestaan door een tolk;
-
[naam 2] en [naam 3] namens de GI.
1.3. De kinderrechter heeft [kind 1] naar haar mening gevraagd. Zij heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [kind 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.
2 De feiten
2.1. De moeder en de (stief)vader zijn met elkaar gehuwd geweest. Op 22 juni 2024 is door de Federal Circuit and Family Court of Australia de echtscheiding uitgesproken.
2.2. De minderjarigen verblijven bij de moeder. [kind 1] is geboren uit een eerdere relatie van de moeder. De moeder is alleen met het gezag over [kind 1] belast. [kind 2] is tijdens het huwelijk geboren. De moeder en de (stief)vader hebben het gezag over [kind 2].
3 Het verzoek
3.1. De Raad verzoekt [kind 1] en [kind 2] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Kort samengevat stelt de Raad dat de minderjarigen veel hebben meegemaakt en dat er zorgen zijn op diverse leefgebieden. Zo zijn er zorgen over het gedrag van [kind 1] thuis, het pesten van de minderjarigen op school en in de wijk, de financiële situatie van de moeder, de diverse verhuizingen van de moeder met de minderjarigen in korte tijd, het beperkte netwerk van de moeder, de moeizame communicatie tussen de ouders en de spanningen die de scheiding met zich brengt. Ook is er sprake geweest van schoolverzuim. De raad ziet een hardnekkig patroon waarbij de moeder wel haar zorgen uit en goede intenties heeft, maar niet constructief in contact komt met instanties die kunnen en willen helpen. De moeder toont wel bereidheid maar zij is onvoldoende in staat om zaken te regelen en om in het vrijwillige kader de zorgen weg te nemen. Het feit dat de (stief)vader letterlijk op afstand staat, maakt het gecompliceerd. De raad vindt het nodig dat er zicht komt op de thuissituatie, dat noodzakelijke hulp wordt ingezet, dat de communicatie tussen ouders gemonitord wordt en dat er duidelijke afspraken gemaakt worden over de manier van communicatie zonder dat de minderjarigen hiermee worden belast. De raad gunt de moeder een steun in de rug en dat een derde de regie krijgt.
4 De standpunten
4.1. De moeder kon aanvankelijk instemmen met het verzoek, maar zij heeft haar standpunt herzien omdat zij onvoldoende gronden ziet voor een ondertoezichtstelling. Zij erkent dat zij hulp nodig heeft, met name voor [kind 1], en dat het tot nu toe niet is gelukt om die hulp te krijgen door allerlei administratieve rompslomp maar volgens haar is er geen grond voor een ondertoezichtstelling. Zij erkent dat zij meerdere keren is verhuisd, maar dat was het gevolg van de scheiding. Ook is de moeder bang dat het bij een ondertoezichtstelling vooral zal gaan over de inhoud van het rapport van de raad waarin onterechte zorgen staan en dat er dus discussie zal ontstaan over wat er nodig is voor de minderjarigen en dat er geen constructieve samenwerking tot stand komt.
4.2. De (stief)vader kan instemmen met het verzoek van de raad. De zorgen over de minderjarigen zijn voor hem niet nieuw. Hij betwist dat de verhuizingen te maken hebben met de scheiding. Het lijkt erop dat de moeder op deze manier heeft geprobeerd hulp te vermijden. De (stief)vader erkent dat er hulp nodig is bij de communicatie met de moeder. Hij vindt het nodig dat er een derde komt die ervoor zorgt dat alles beter wordt.
5 De beoordeling
Vooraf
5.1. Tussen de betrokkenen is in geschil wat de rol van de (stief)vader is in de zaak van [kind 1]. De kinderrechter overweegt als volgt. Artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat onder belanghebbende moet worden verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Degene die niet de ouder is en de minderjarige op wie de zaak betrekking heeft gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, wordt aangemerkt als belanghebbende.
5.2. De stiefvader heeft geen gezag over [kind 1]. In lijn met de door de Hoge Raad gegeven uitspraken over wie belanghebbende is in het kader van een verzoek tot ondertoezichtstelling zou dat betekenen dat zijn rechten en plichten als gezaghebbende ouder niet worden geraakt omdat hij juridisch gezien die positie niet heeft.
5.3. Uit het advies van de raad volgt dat de biologische vader van [kind 1] haar niet heeft erkend, geen gezag heeft en niet in beeld is. Vast staat dat de moeder en de (stief)vader tijdens hun huwelijk gezamenlijk voor beide minderjarigen als behorende tot hun gezin hebben gezorgd. Gelet op de duur van het huwelijk wordt voldaan aan de termijn van één jaar als bedoeld in artikel 798 Rv. Naar het oordeel van de kinderrechter is de (stief)vader daarom ook belanghebbende in de zaak van [kind 1]. Dat de samenleving met de moeder is verbroken, maakt het oordeel van de kinderrechter niet anders, nu er sprake is van family life in de zin van artikel 8 EVRM. Ook na het verbreken van de samenleving is de (stief)vader betrokken gebleven in het leven van [kind 1], zowel in Australië als in Nederland, waar de minderjarigen sinds drie jaar wonen. Zo is er omgang, telefonisch contact en [kind 1] ziet de (stief)vader ook als een vaderfiguur.
T.a.v. het verzoek
5.4. De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan.
De kinderrechter stelt [kind 1] en [kind 2] onder toezicht voor de duur van een jaar.
5.5. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
6 De beslissing
De kinderrechter:
6.1. stelt [kind 1] en [kind 2] onder toezicht van Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering met ingang van 1 september 2025 tot 1 september 2026;
6.2. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
Artikel 1:255 BW.