ECLI:NL:RBOVE:2025:5599 - Huurontbinding wegens forse achterstand en vernietiging van onredelijk rentebeding - 16 september 2025
Uitspraak
Essentie
De kantonrechter bekrachtigt de buitengerechtelijke ontbinding van een huurovereenkomst wegens een aanzienlijke huurachterstand. De vordering tot betaling van achterstallige huur en gebruiksvergoeding wordt toegewezen. Een contractueel rentebeding van 1,5% per maand wordt echter ambtshalve als onredelijk bezwarend aangemerkt en volledig afgewezen.
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 11787655 \ CV EXPL 25-1190
Vonnis van 16 september 2025
in de zaak van
1 [eiser 1], wonende te [woonplaats 1],
- [eiser 2], wonende te [woonplaats 2] (Frankrijk), als rechtsopvolgers onder algemene titel van wijlen de heer [naam], eisende partij, hierna te noemen erven [eisers], gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[gedaagde],wonende te [woonplaats 3], gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde], verschenen in persoon.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding van 23 juni 2025,
-
de conclusie van antwoord,
-
de conclusie van repliek.
1.2. [gedaagde] heeft hierna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet meer gereageerd.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. Op 11 februari 2023 is er tussen wijlen de heer [naam] en [gedaagde] een huurovereenkomst voor bepaalde tijd (maximaal 24 maanden) met betrekking tot de woning aan het adres [adres] gesloten. Op deze huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. De huur bedraagt € 1.000,00 per maand en is bij vooruitbetaling verschuldigd.
2.2. [gedaagde] heeft de huur grotendeels niet betaald. Erven [eisers] hebben [gedaagde] meerdere keren aangemaand om aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.
2.3. Erven [eisers] hebben de huurovereenkomst op 3 maart 2024 schriftelijk ontbonden omdat de huurachterstand op dat moment bijna een jaar bedroeg. [gedaagde] heeft deze schriftelijke ontbinding huurovereenkomst voor ontvangst ondertekend. Ook is de ontbinding huurovereenkomst op 27 maart 2024 met een deurwaardersexploot aan [gedaagde] betekend, met een aanzegging tot ontruiming van de woning op 30 april 2024. [gedaagde] heeft de woning niet ontruimd en is in de woning blijven wonen.
3 Het geschil
3.1. Erven [eisers] vorderen - samengevat – een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst is beëindigd of, voor zover dit niet het geval is, de huurovereenkomst alsnog te ontbinden op basis van huurachterstand, ontruiming van het gehuurde en betaling van € 24.500,00 aan huurachterstand en wettelijke rente. Ook vorderen erven [eisers] betaling van de proceskosten.
3.2. [gedaagde] erkent de huurachterstand en schaamt zich diep. [gedaagde] weet dat hij moet betalen. [gedaagde] stelt dat [eiser 1] in een telefoongesprek heeft gezegd, dat hij mag blijven wonen als hij begint met betalen. Door verschillende persoonlijke omstandigheden heeft [gedaagde] niet kunnen werken en de huur niet kunnen betalen. Hij werkt nu als ZZP-er in de bouw en hij verwacht veel geld van een klant. Dit geld zal hij gebruiken voor de betaling van de huurachterstand.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. [gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord gesteld dat [eiser 1] hem in een telefoongesprek heeft toegezegd dat bij mag blijven wonen als hij weer gaat betalen. Erven [eisers] hebben dit verweer in de conclusie van repliek voldoende onderbouwd en gemotiveerd betwist. Zij hebben al heel vaak toezeggingen van betalingen gehad, maar hebben deze betalingen nooit ontvangen. [gedaagde] woont ruim twee en half jaar in de woning zonder daarvoor te betalen. Erven [eisers] handhaven hun volledige vordering.
4.2. [gedaagde] is verplicht om de huur op tijd en volledig te betalen. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van één van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.
4.2.1. De huurachterstand (destijds) van bijna een jaar is ernstig genoeg om de huurovereenkomst te ontbinden. De kantonrechter zal daarom de verklaring voor recht, dat de huurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, toewijzen. [gedaagde] zal worden veroordeeld het gehuurde te ontruimen op een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De kantonrechter is van oordeel dat dit een redelijke termijn is om aan de veroordeling te voldoen.
4.3. De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of in de overeenkomst en/of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepalingen zijn opgenomen ten aanzien van de gevorderde hoofdsom en de gevorderde vergoeding van rente, die zodanig afwijken van de wettelijke regelingen dat de consument daardoor aanzienlijk wordt benadeeld en door de kantonrechter vernietigd moeten worden. Dat is voor de hoofdsom niet het geval.
4.4. [gedaagde] heeft niet weersproken dat er een betalingsachterstand is die tot en met 30 juni 2025 berekend is op een bedrag van € 24.500,00. Dit bedrag betreft de huurachterstand tot en met april 2024 en de vanaf 1 mei 2024 verschuldigde vergoeding voor voortgezet gebruik tot 1 juli 2025. De kantonrechter zal de gevorderde betaling hiervan dan ook toewijzen.
4.5. Erven [eisers] vorderen ook dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van een maandelijks bedrag van € 1.000,00, te rekenen vanaf 1 juli 2025 tot het moment dat [gedaagde] het gehuurde ontruimt. Dit bedrag is gelijk aan de overeengekomen huurprijs per maand en na het ontbinden van de huurovereenkomst is dit een gebruiksvergoeding voor de tijd dat [gedaagde] nog in het gehuurde verblijft. Deze vordering zal worden toegewezen.
De gevorderde rente
4.6. Erven [eisers] maken aanspraak op vergoeding van rente. In artikel 13.3. van de algemene voorwaarden is daarover een beding opgenomen:
“ 13.3. Voor elk geval dat huurder in verzuim is met de tijdige en volledige betaling van een geldsom, is hij 1,5% rente per maand verschuldigd over de verschuldigde hoofdsom, gerekend vanaf de vervaldatum tot aan de dag van de algehele voldoening van de hoofdsom. (…)”
4.6.1. De bedongen rente van 1,5% per maand is hoger dan de wettelijke rente voor handelstransacties was op het moment dat de overeenkomst werd gesloten. Een rechtvaardiging voor dit verschil is niet gesteld of gebleken. Door die hoge bedongen rente wordt het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten van partijen in het nadeel van de consument aanzienlijk verstoord. Omdat sprake is van een onredelijk bezwarend rentebeding, is volgens Europese rechtspraak
De proceskosten
4.7. [gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van erven [eisers] worden begroot op:
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. verklaart voor recht dat de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan het adres [adres] rechtsgeldig is beëindigd,
5.2. veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van erven [eisers] zijn, en de sleutels af te geven aan erven [eisers],
5.3. veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan erven [eisers]:
-
€ 24.500,00 aan achterstallige huur / gebruiksvergoeding tot en met 30 juni 2025,
-
€ 1.000,00 per maand vanaf 1 juli 2025 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
5.4. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.098,45, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5. verklaart de punten 5.2., 5.3. en 5.4. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025. (PHR(O)
Artikel 6:265 BW.
bijvoorbeeld HvJEU 26 januari 2017, C421/14, ECLI:EU: C:2017:60 (Banco Primus); HvJEU 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia)