Terug naar bibliotheek
Rechtbank Overijssel

ECLI:NL:RBOVE:2025:5398 - Rechtbank Overijssel - 2 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBOVE:2025:53982 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: ZWO 24/4431

en

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]).

1. Deze uitspraak gaat over het aan [eiser] opgelegde huisverbod van tien dagen en de verlenging daarvan tot het maximum van vier weken. [eiser] is het niet eens met het haar opgelegde huisverbod en de verlenging hiervan. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de burgemeester het huisverbod heeft mogen opleggen en heeft mogen verlengen.

2. De burgemeester heeft [eiser] op 21 juni 2024 een brief gestuurd waarin de burgemeester [eiser] een waarschuwing geeft voor het veroorzaken van woonoverlast. Een brief vanuit de woonomgeving van [eiser], meldingen vanuit de politie en meldingen van de verhuurder vormden de aanleiding voor deze waarschuwing. Ook is door de politie toen drugs aangetroffen in de woning van [eiser]. De burgemeester heeft zijn zorgen geuit over de gesteldheid van [eiser] en de gevolgen voor haar en haar leefomgeving en heeft een hulptraject aangeboden.

Procesverloop

3. De burgemeester heeft [eiser] bij brief van 3 december 2024 opnieuw een voorwaarschuwing gegeven voor het opleggen van een huisverbod, omdat de burgemeester signalen ontving dat de woonoverlast door [eiser] weer toenam, onder andere door geluidsoverlast en dronkenschap.

3.1. De burgemeester heeft met het besluit van 10 december (bestreden besluit 1) aan [eiser] een tijdelijk huisverbod opgelegd voor de duur van tien dagen voor haar woning aan de [adres]. Ook heeft de burgemeester een straatverbod voor de nabije omgeving van de woning en een contactverbod met buurtbewoners opgelegd.

3.2. De burgemeester heeft met het besluit van 19 december 2024 (bestreden besluit 2) het opgelegde huisverbod verlengd tot het maximum van vier weken, tot 7 januari 2025, 18.00 uur. Hierbij is opnieuw een straat- en contractverbod opgelegd.

3.3. [eiser] heeft beroep ingesteld tegen bestreden besluit 1 en bestreden besluit 2. Zij heeft ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.

3.4. Het verzoek om een voorlopige voorziening is op 3 januari 2025 door de voorzieningenrechter behandeld. De voorzieningenrechter heeft onmiddellijk uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen.[1]

3.5. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift

3.6. De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van de burgemeester deelgenomen. [eiser] is niet verschenen. De rechtbank heeft de definitieve uitnodiging voor de zitting op 30 juni 2025 per post aan [eiser] verstuurd. De rechtbank heeft deze op 15 juli 2025 retour ontvangen. De rechtbank heeft de definitieve uitnodiging voor de zitting vervolgens op 15 juli 2025 per mail aan [eiser] verzonden. Nu [eiser] zowel voor als na de zitting per mail heeft gecorrespondeerd met de rechtbank, gaat de rechtbank er vanuit dat de uitnodiging voor de zitting [eiser] heeft bereikt en dat zij op de hoogte was of redelijkerwijs kon zijn van de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

Procesbelang 4. Aangezien de termijn waarvoor het huisverbod en het gebiedsverbod geldt is verstreken, beoordeelt de rechtbank allereerst ambtshalve of nog sprake is van procesbelang.

4.1. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de besluiten tot het opleggen en verlengen van het huisverbod. Uit vaste rechtspraak[2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) impliceert een huisverbod immers een publiekelijke afwijzing van het gedrag van de uithuisgeplaatste. Daarom is tot op zekere hoogte aannemelijk dat [eiser] als gevolg van het huisverbod in haar eer en goede naam is geschaad. De rechtbank zal het beroep van [eiser] daarom inhoudelijk beoordelen.

Bevoegdheid opleggen huisverbod 5. [eiser] voert aan dat de bestreden besluiten inhoudelijk niet kloppen en vol staan met leugens. Volgens [eiser] hebben een aantal buren een heksenjacht geopend op haar en wordt zij zelf niet serieus genomen. De buitengewoon opsporingsambtenaren hebben haar verhaal verdraaid en in de bestuurlijke rapportage staan volgens [eiser] ten onrechte slechts de keren vermeld waarbij geluidsoverlast is geconstateerd, terwijl de keren waarbij de politie voor niets is gekomen, niet zijn opgenomen in de bestuurlijke rapportage. Zij benadrukt verder dat nooit sprake is geweest van prostitutie en dat alle strafbeschikkingen zijn geseponeerd.

5.1. Uit vaste rechtspraak[3] van de Afdeling volgt dat het opleggen van een huisverbod een ingrijpend instrument is waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van betrokkenen. De bevoegdheid daartoe is beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, althans ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Als dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid aangewezen is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden van dien aard waren, dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot opleggen van een huisverbod bestond. Als dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester door de bestuursrechter terughoudend getoetst. Gelet op de aard van een huisverbod, dat altijd in spoedeisende situaties wordt opgelegd, is niet vereist dat de juistheid van de aan het huisverbod ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden onomstotelijk vaststaat. Voldoende is dat aannemelijk is dat die feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan en een ernstig en onmiddellijk gevaar, dan wel een ernstig vermoeden van een dergelijk gevaar, voor de in het besluit genoemde personen opleveren.

5.2. De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester zich, gelet op de grote hoeveelheid meldingen, de processen-verbaal van bevindingen van toezichthouders van de gemeente en de bestuurlijke rapportage op het standpunt heeft mogen stellen dat er voldoende grond aanwezig was om aan te nemen dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordeed. Dat er ook momenten zijn geweest waarop er volgens [eiser] ten onrechte meldingen zijn gedaan, waarbij de politie voor niets is gekomen, doet niet af aan het feit dat uit de bestuurlijke rapportage ook blijkt dat sprake was van een toegenomen hoeveelheid incidenten die daadwerkelijke politie-inzet vroegen en die ernstiger leken te worden. Dat geen sprake is geweest van prostitutie of strafbare feiten waarvoor [eiser] wordt vervolgd, maakt dit niet anders.

5.3. De rechtbank is verder van oordeel dat de burgemeester van de bevoegdheid tot het opleggen van het huisverbod en het verlengen daarvan gebruik heeft kunnen maken. Daarbij heeft de burgemeester mogen betrekken dat hij al eerder, in augustus 2024, een huisverbod aan [eiser] heeft opgelegd, dat desondanks sprake was van een toename van meldingen en dat ook het feit dat de huurovereenkomst van [eiser] wordt ontbonden, niet heeft geleid tot verbetering. Ten aanzien van de verlenging heeft de burgemeester verder mogen betrekken dat [eiser] in de tussenliggende periode vanuit haar tijdelijke verblijfplaats wederom woonoverlast heeft veroorzaakt, onder invloed van alcohol en drugs was en onvoldoende hulp heeft gezocht.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester het huisverbod heeft mogen opleggen en verlengen. [eiser] krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier, uitgesproken in het openbaar op

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving

Gemeentewet Artikel 125

Artikel 151d

Wet tijdelijk huisverbod Artikel 2

Artikel 9

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Rijssen-Holten Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

a. geluid- of geurhinder; b. hinder van dieren; c. hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn; d. overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf; e. intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

ECLI:NL:RBOVE:2025:9.

Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:359, en 24 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO4882.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3515.


Voetnoten

ECLI:NL:RBOVE:2025:9.

Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:359, en 24 november 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO4882.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3515.