ECLI:NL:RBOVE:2025:4703 - Rechtbank Overijssel - 15 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team Strafrecht
Zittingsplaats: Almelo
Parketnummers: 08.245027.20, 08.172493.20, 08.165315.19, 08.073788.19 en 08.017944.19 Datum beslissing: 15 juli 2025
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:
[veroordeelde] , geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats], nu verblijvende in P.I. [locatie 1] ,
verder te noemen: de veroordeelde, bijgestaan door mr. V. Mes, advocaat in Hoorn.
1 Het verloop van de procedure
De rechtbank Overijssel heeft bij vonnis van 18 februari 2021 aan de veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd. Hiertegen is door de veroordeelde hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 14 september 2022 aan de veroordeelde ook de maatregel voor de duur van twee jaren opgelegd.
De Hoge Raad heeft op 14 november 2023 het tegen de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwaren ingestelde cassatieberoep verworpen.
De raadsman heeft op 23 juli 2024 namens de veroordeelde een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel bij de rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft bij beslissing van 4 november 2024 beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is vereist en heeft het verzoek tot beëindiging van de maatregel afgewezen.
De raadsman heeft op 27 mei 2025 namens de veroordeelde opnieuw een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel ingediend.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 1 juli 2025. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, is op die zitting verschenen en gehoord. Ook zijn de officier van justitie en de deskundige [naam 2], senior casemanager bij Penitentiaire Inrichting (P.I.) [locatie 1], gehoord.
2 De standpunten van de officier van justitie en de veroordeelde
Standpunt van de officier van justitie De officier van justitie vordert dat de maatregel moet worden voortgezet.
Standpunt van de veroordeelde Door en namens de veroordeelde is het volgende aangevoerd, zakelijk weergegeven. Het voortzetten van de maatregel is niet langer noodzakelijk. De maatregel is voor de duur van twee jaren opgelegd omdat er voldoende tijd moest worden geboden om het recidiverisico terug te dringen. Na de start van de executie van de maatregel is er van enige voortgang nog geen sprake. Opheffing van de maatregel zal niet leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Voorzetting van de maatregel is niet zinvol door een omstandigheid die buiten zijn macht ligt, namelijk het uitblijven van behandeling. De veroordeelde heeft geen vertrouwen meer in behandeling voor de resterende periode van de maatregel.
3 De beoordeling
Toetsingskader De rechtbank dient te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. In dat kader dient eerst vastgesteld te worden of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt.
Verloop van het ISD traject Uit de rapportage van 11 juni 2025 blijkt onder meer het volgende. De veroordeelde verbleef sinds 23 november 2023 in het kader van de maatregel in de P.I. [locatie 2]. Sinds 10 april 2025 verblijft de veroordeelde op zijn verzoek in de P.I. [locatie 1]. De maatregel zal vermoedelijk eindigen op 17 november 2025. De overplaatsing was verzocht om het voor de vriendin van de veroordeelde makkelijker te maken hem te bezoeken. Bezoeken hebben echter nog niet plaatsgevonden. Zowel in de P.I. [locatie 2] als in de P.I. [locatie 1] hebben zich incidenten voorgedaan. In de P.I. [locatie 1] had de veroordeelde op 20 mei 2025 een te laag kreatininegehalte. Op 10 juni 2025 had hij een positieve uitslag op cannabisgebruik.
Het advies is deels afkomstig van de P.I [locatie 2] en deels van de P.I. in [locatie 1] en luidt: voortzetting van de maatregel om de volledige twee jaren van de maatregel te benutten om stabiliteit en acceptatie van begeleiding en bemoeizorg te creëren. Ter toelichting daarop wordt het volgende gerapporteerd.
P.I. [locatie 2]. De veroordeelde is langdurig verslaafd en staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger. De veroordelingen, toezichten en behandelingen in het verleden hebben niet geleid tot een gedragsverandering. Hij wordt medicamenteus behandeld. Gepoogd is hem door middel van verslavingsbegeleiding van Terwille inzicht te geven in zijn situatie, maar mede vanwege het gedrag van de veroordeelde heeft deze interventie geen effect gehad en werd deze beëindigd. De veroordeelde lijkt nauwelijks leerbaar, heeft nauwelijks zelfinzicht en externaliseert voortdurend. Daar waar zaken niet lopen zoals hij wenst, probeert hij zaken verbaal af te dwingen. Het is de veroordeelde nog niet gelukt zijn leven op orde te brengen en te houden zonder recidive. De conclusie is dat de voortzetting van de maatregel de maatschappij voor een langere tijd beschermt en dat voortzetting van de maatregel noodzakelijk is.
P.I. [locatie 1] De P.I. sluit zich aan bij de bevindingen van P.I [locatie 2]. De veroordeelde kijkt (nog steeds) veel naar het verleden en dat maakt dat hij bijna onmogelijk naar de toekomst kan kijken om er voor te zorgen dat hij niet meer in de problemen komt. Daar komt bij dat de veroordeelde het welzijn van zijn partner boven dat van hem zelf stelt. Dit belemmert hem in zijn eigen behandeling en begeleiding. Het advies is de ISD-maatregel te continueren en om de tijd te nemen een WLZ-aanvraag te doen en aansluitend een passende begeleide woonvorm te zoeken waar de veroordeelde verder kan werken aan zijn verslavingsproblematiek, traumatherapie kan volgen en zodoende meer rust kan creëren in zijn leven.
Advies van de deskundige De deskundige heeft ter zitting gepersisteerd bij de bevindingen in het rapport van 11 juni 2025. In aanvulling daarop heeft hij, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard. De veroordeelde heeft sinds zijn verblijf in P.I. [locatie 1] nog geen vrijheden gehad. Na de constatering van het te lage kreatininegehalte is hij teruggezet in zijn vrijheden, hetgeen de regel is bij middelengebruik. De wens van de veroordeelde om te gaan samenwonen met zijn partner werkt belemmerend bij het vinden van een woonvorm voor de veroordeelde na het eindigen van de maatregel. Voorzetting van de maatregel is dan ook zeker nodig om nog de tijd en de ruimte te hebben om de veroordeelde op een goede plek te krijgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van het voorgaande het volgende van oordeel.
Sinds de beslissing van de rechtbank van 4 november 2024 is er niets veranderd, anders dan dat de datum van het einde van de maatregel dichterbij is gekomen. Bij beëindiging van de maatregel zou de veroordeelde zonder dat hij behandeld is, behandeld zal worden, zonder begeleiding én zonder onderdak terugkeren in de maatschappij. Het risico dat de veroordeelde bij beëindiging van de maatregel terugvalt in problematisch middelengebruik en in het plegen van delicten, acht de rechtbank gelet op de rapportage en toelichting ter zitting van de deskundige aanzienlijk. Opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. De verdere tenuitvoerlegging van de maatregel is daarom noodzakelijk voor de beveiliging van de maatschappij.
De volgende vraag is of voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt. Daarvan is geen sprake. De ‘casemanager’ zet zich in om binnen de termijn van de maatregel een passende woonvorm voor de veroordeelde te vinden. De hulp en bijstand geboden binnen de maatregel is overwegend gericht op de zorg voor de veroordeelde maar hij lijkt daarin niet te willen of te kunnen meebewegen. De rechtbank heeft er oog voor dat de veroordeelde begeleiding of behandeling als zwaar ervaart wanneer die niet passen bij zijn eigen wensen, zoals samenwonen met zijn partner. Toch wordt vanuit de P.I. onverkort doorgegaan met het zoeken naar een passende begeleide woonvorm waar de veroordeelde kan werken aan zijn verslavingsproblematiek, traumatherapie kan volgen en mogelijk meer rust in zijn leven kan creëren. Binnen de huidige maatregel resteert nog tijd en deze tijd is ook noodzakelijk om dit traject voort te zetten. De rechtbank concludeert dan ook dat er momenteel op zinvolle wijze invulling wordt gegeven aan de maatregel.
Conclusie Op basis van het vorenstaande acht de rechtbank voortzetting van de maatregel noodzakelijk. Het verzoek om de maatregel te beëindigen zal daarom worden afgewezen.
4 De beslissing
De rechtbank:
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.