Artikel 6:6:14 (Tussentijdse beoordeling plaatsing stelselmatige daders)
1. Indien de rechter bij het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders niet beslist tot een tussentijdse beoordeling dan wel beslist tot een beoordeling na een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel, kan de veroordeelde na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken om een tussentijdse beoordeling. In de overige gevallen kan een verzoek worden gedaan na zes maanden na het onherroepelijk worden van de beslissing om niet tussentijds te beoordelen of van de beslissing dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist.
2. Het openbaar ministerie bericht de rechter binnen de door de rechter bepaalde termijn over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Bij het bericht is gevoegd een verklaring van de directeur van de inrichting omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde.
3. Indien de rechter naar aanleiding van de in het derde lid bedoelde inlichtingen beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel niet langer is vereist, beëindigt hij deze met ingang van een door hem te bepalen tijdstip. De maatregel blijft van kracht zolang de beslissing niet onherroepelijk is.
Uitleg in duidelijke taal
1. Indien de rechter bij het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders niet beslist tot een tussentijdse beoordeling dan wel beslist tot een beoordeling na een jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel, kan de veroordeelde na zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel verzoeken om een tussentijdse beoordeling. In de overige gevallen kan een verzoek worden gedaan na zes maanden na het onherroepelijk worden van de beslissing om niet tussentijds te beoordelen of van de beslissing dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist.
Dit betekent letterlijk: Wanneer de rechter bij het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders niet beslist om een tussentijdse beoordeling te houden, of wanneer de rechter beslist om pas na een jaar na de start van de tenuitvoerlegging van de maatregel een beoordeling te doen, dan kan de veroordeelde persoon zelf na zes maanden na de start van de tenuitvoerlegging van de maatregel een verzoek indienen voor een tussentijdse beoordeling. In alle andere situaties kan een dergelijk verzoek worden gedaan zes maanden nadat de beslissing om geen tussentijdse beoordeling uit te voeren, of de beslissing dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel vereist is, onherroepelijk is geworden.
2. Het openbaar ministerie bericht de rechter binnen de door de rechter bepaalde termijn over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel. Bij het bericht is gevoegd een verklaring van de directeur van de inrichting omtrent de stand van de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde.
Dit houdt in dat het openbaar ministerie de rechter, binnen een door de rechter vastgestelde termijn, moet informeren over de noodzaak om de tenuitvoerlegging van de maatregel voort te zetten. Bij dit bericht van het openbaar ministerie moet een verklaring worden gevoegd van de directeur van de inrichting. Deze verklaring gaat over de actuele stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde.
3. Indien de rechter naar aanleiding van de in het derde lid bedoelde inlichtingen beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel niet langer is vereist, beëindigt hij deze met ingang van een door hem te bepalen tijdstip. De maatregel blijft van kracht zolang de beslissing niet onherroepelijk is.
Dit betekent dat als de rechter, naar aanleiding van de inlichtingen die relevant zijn voor de beslissing zoals omschreven in dit derde lid, oordeelt dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel niet langer noodzakelijk is, de rechter deze maatregel beëindigt. De beëindiging gaat in op een door de rechter vast te stellen datum. De maatregel blijft echter van kracht (geldig) zolang de beslissing van de rechter tot beëindiging nog niet onherroepelijk (definitief) is.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBROT:2025:10991 - Rechtbank Rotterdam - 25 augustus 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9678 - Rechtbank Rotterdam - 28 juli 2025
ECLI:NL:PHR:2025:773 - Parket bij de Hoge Raad - 8 juli 2025
ECLI:NL:RBROT:2025:9151 - Rechtbank Rotterdam - 3 juli 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5587 - Voortzetting ISD-maatregel noodzakelijk ondanks complexe psychiatrische problematiek en zorgbehoefte - 16 september 2025
De rechtbank wijst het verzoek tot beëindiging van een ISD-maatregel af. Ondanks de complexe psychiatrische problematiek van de veroordeelde en de moeilijkheden bij het vinden van een passend zorgtraject, is het recidiverisico onverminderd hoog. Voortzetting is noodzakelijk om de maatschappij te beveiligen.