ECLI:NL:RBOBR:2025:5896 - Rechtbank Oost-Brabant - 24 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Zaaknummer: C/01/387268 / HA ZA 22-599
Vonnis van 24 september 2025
in de zaak van
[eiseres], te [woonplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiseres] , advocaat: mr. J. Wassink,
tegen
[gedaagde], te [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , advocaat: mr. M.M.R. Nelissen.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 24 juli 2024 waarin de rechtbank de zaak naar de parkeerrol van 2 oktober 2024 heeft gewezen in het kader van het gelaste deskundigenbericht; De eerste kostenbegrotingen d.d. 19 augustus 2024 van aspirant-deskundige Top; Het bezwaar van [eiseres] d.d. 23 augustus 2024 tegen de kostenbegroting van aspirant-deskundige Top d.d. 19 augustus 2024 alsmede het verzoek van [eiseres] om enkel een begroting af te geven voor de vloertegels; De tweede kostenbegroting d.d. 1 november 2024 van aspirant-deskundige Top met daarin ook een separate begroting voor onderzoek naar de vloertegels; Het bezwaar van [eiseres] d.d. 12 november 2024 tegen de tweede kostenbegroting d.d. 1 november 2024 van aspirant-deskundige Top; Naar aanleiding van de bezwaren heeft de rechtbank op 2 december 2024 aspirant-deskundige ZIE Expertise (ZIE) aangeschreven; De kostenbegroting van ZIE d.d. 9 januari 2025; Het bezwaar van [eiseres] d.d. 24 januari 2025 tegen de kostenbegroting van ZIE d.d. 9 januari 2025. [eiseres] verzoekt de rechtbank om deskundige Jabjo Advies (Jabjo) te benaderen; Het bericht van de rechtbank aan partijen dat de rechtbank niet nog een deskundige gaat aanschrijven en waarin zij partijen in de gelegenheid stelt zich uit te laten over de voortgang van de procedure; De akte van [eiseres] over de voortgang van de procedure d.d. 26 februari 2025; De akte van [gedaagde] d.d. 12 maart 2025 over de voortgang van de procedure;
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De verdere beoordeling
2.1. De rechtbank roept in herinnering dat zij in het tussenvonnis van 15 mei 2024 onder meer heeft geoordeeld:
“4.3 Enkel op grond van het rapport van Abelen kan niet worden vastgesteld dat er sprake is van de door [eiseres] gestelde tekortkoming die de door haar gewenste gevolgen, ontbinding van de aannemingsovereenkomst en betaling van € 130.419,95, zouden rechtvaardigen. Niet alleen heeft [gedaagde] de conclusie van het onderzoek van Abelen, bij welk onderzoek [gedaagde] niet door [eiseres] is betrokken, betwist maar ook staat vast dat een deel van de bevindingen van Abelen niet is gebaseerd op de stand van zaken bij beëindiging van de werkzaamheden door [gedaagde] maar op de stand van zaken tijdens een eerdere fase van de bouw. Bovendien heeft Abelen weliswaar geconcludeerd dat het gehele uitgevoerde werk gesloopt en opnieuw opgebouwd maar uit het rapport kan niet zonder meer worden afgeleid dat die conclusie terecht is.
4.4. De rechtbank overweegt, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.3 is overwogen, om een onderzoek door een deskundige/deskundigen in te laten stellen.[..]”.
2.2. Partijen hebben daarop aangegeven dat zij een deskundigenonderzoek noodzakelijk en wenselijk achten. [eiseres] heeft daarbij TOP als deskundige voorgesteld en [gedaagde] heeft ZIE voorgesteld. Partijen hebben daarbij ook aangegeven geen principiële bezwaren te hebben tegen elkaars voorstellen. Bij vonnis van 24 juli 2024 heeft de rechtbank vervolgens het deskundigenbericht bevolen.
2.3. Zoals al kort geschetst onder 1.1 heeft de rechtbank hierna twee verschillende deskundigen met drie verzoeken tot het afgeven van kostenbegrotingen benaderd. Tegen alle kostenbegrotingen heeft [eiseres] bezwaar geuit. De begrotingen van de verschillende deskundigen waren in omvang vergelijkbaar. Vervolgens heeft de rechtbank de zaak terug naar de rol verwezen om partijen de gelegenheid te geven om zich uit te laten over hoe de procedure volgens hen verder moet. De rechtbank heeft daarbij aangegeven niet een andere deskundige aan te gaan schrijven.
2.4. In haar akte van 26 februari 2025 vraagt [eiseres] om een termijn voor het nemen van een nadere conclusie. In die conclusie wil [eiseres] de vragen van de rechtbank uit rechtsoverweging 3.1 van het vonnis van 24 juli 2024 zelf beantwoorden. [eiseres] geeft aan dit te zullen doen met een nader uit te voeren deskundigenonderzoek (in eigen beheer).
2.5. Bij akte van 12 maart 2025 heeft [gedaagde] bezwaar gemaakt tegen de door [eiseres] verzochte nadere conclusie. Volgens [gedaagde] zal dit verzoek kort gezegd enkel kostenverhogend en vertragend werken en zal hij hierdoor in een nadeligere bewijspositie komen te verkeren. [gedaagde] spreekt de vrees uit dat [eiseres] via deze route alsnog Jabjo als deskundige in de procedure wenst te betrekken, terwijl de rechtbank al zou hebben laten weten Jabjo niet als deskundige te gaan benoemen.
2.6. De rechtbank heeft bij vonnis van 15 mei 2024 het voornemen uitgesproken om een deskundigenonderzoek te gelasten. Beide partijen hebben daarop aangegeven een deskundige-onderzoek wenselijk en noodzakelijk te achten. Vervolgens heeft de rechtbank dit deskundigenonderzoek bevolen. Partijen zijn op grond van artikel 198 lid 3 Rv (oud) verplicht mee te werken aan een deskundigenonderzoek. De rechtbank acht de omvang van de begrotingen, in aanmerking nemende de omvang van de te verrichten onderzoeken en de hoogte van de vordering van [eiseres] , niet bovenmatig. Zij ziet daarom geen aanleiding om nogmaals een deskundige te benoemen om te bezien of die tot lagere begrotingen zal komen. Gelet op het voorgaande heeft [eiseres] door bij herhaling bezwaar te maken tegen de begrotingen van de deskundigen tot op heden niet aan de totstandkoming van een deskundigenonderzoek meegewerkt. Het verzoek van [eiseres] om een eigen deskundigenbericht in het geding te mogen brengen gaat voorbij aan het door de rechtbank gegeven bevel voor een onafhankelijk deskundigenonderzoek. Aan het verzoek van [eiseres] zal daarom niet worden voldaan. [eiseres] krijgt nogmaals de gelegenheid om in te stemmen met de benoeming van een van de deskundigen die door de rechtbank zijn benaderd en met een van de door hen opgestelde begrotingen. Mocht [eiseres] niet alsnog op deze wijze meewerken aan het deskundigenonderzoek dan is de rechtbank voornemens de zaak verder te beoordelen op basis van de stukken. De zaak zal worden verwezen naar de rol voor akte van partijen waarbij zij zich mogen uitlaten over de hiervoor geschetste gevolgen van het niet verder medewerken door eiser aan het door de rechtbank bevolen deskundigenonderzoek.
2.7. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
3 De beslissing
De rechtbank
3.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van woensdag 8 oktober 2025 voor het nemen van een akte door [eiseres] over wat is vermeld onder 2.6, waarna de wederpartij op de rol van 2 weken daarna een antwoordakte kan nemen,
3.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.C. Adang en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.