ECLI:NL:RBOBR:2025:4999 - Rechtbank Oost-Brabant - 7 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 25/1523
(gemachtigde: mr. T.J.N. Hameleers),
en
(gemachtigde: mr. F.A. Pommer).
1. Deze uitspraak gaat over het besluit van de burgemeester om de woning van verzoeker te sluiten voor de duur van zes maanden. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoeker.
Procesverloop
2. Met het bestreden besluit van 21 juni 2025 heeft de burgemeester de woning van verzoeker aan het adres [adres] in [woonplaats] met ingang van 21 juni 2025 voor de duur van zes maanden gesloten op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Gemeentewet (Gw). Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1. De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend. Beide partijen hebben aanvullende stukken overgelegd.
2.2. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, de gemachtigde van verzoeker en diens kantoorgenoot mr. L.P.H. Hameleers en burgemeester T.M. Heldens en zijn gemachtigde.
Totstandkoming en inhoud van het besteden besluit
3. De woning van verzoeker is doelwit geweest van aanslagen met explosieven op 13 oktober 2024 omstreeks 01.08 uur en op 3 december 2024 omstreeks 23.45 uur. Ook de woning van de overburen is op 3 december 2025 omstreeks 03.45 uur zwaar beschadigd geraakt door een explosie. Vanaf 10 december 2024 is ter voorkoming van nieuwe incidenten tijdelijk cameratoezicht ingesteld
3.1. De politie heeft op 21 juni 2025 een bestuurlijke rapportage opgesteld naar aanleiding van een schietincident bij de woning in de nacht van vrijdag 20 juni 2025 op zaterdag 21 juni 2025, omstreeks 03.00 uur. Daarin is melding gedaan van twee inslagen in de gesloten rolluiken aan de voorzijde van de woning van kogels, die ook deels door de ruit waren gegaan.
3.2. Met het bestreden besluit van 21 juni 2025 heeft de burgemeester de woning van verzoeker voor de duur van zes maanden gesloten. Bij dat besluit, gelezen in samenhang met het verweerschrift, stelt de burgemeester zich op het standpunt dat hij bevoegd is om te sluiten op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gw en omdat sprake is geweest van ernstig geweld of bedreiging nabij de woning waardoor de openbare orde ernstig is verstoord. Volgens de burgemeester is sluiting van de woning noodzakelijk, omdat inmiddels meerdere op de woning van verzoeker gerichte aanslagen met explosieven hebben plaatsgevonden, maar ook in de directe omgeving daarvan. Het onderzoek naar de ernstige strafbare feiten, waarbij levens in gevaar zijn gebracht, verloopt moeizaam, mede omdat verzoeker geen openheid van zaken geeft en er zijn nog geen verdachten aangehouden De burgemeester stelt onder verwijzing naar berichten uit de media dat aan de aanslagen en dreiging een crimineel conflict ten grondslag lijkt te liggen en dat de ernstige vrees bestaat dat dit verder zal escaleren. De burgemeester betrekt bij zijn afweging ook dat de woning in een woonwijk ligt en dat de impact op het veiligheidsgevoel van buurtbewoners groot is, ook als gevolg van de vermeende vergisaanslag op de woning van de overburen.
3.3. Onder de gegeven omstandigheden vindt de burgemeester de sluiting van de woning, aangevuld met cameratoezicht en extra surveillance, noodzakelijk. De burgemeester stelt dat hij zich heeft vergewist van de door verzoeker gestelde belangen en heeft onderkend dat de sluiting weliswaar ingrijpend is voor verzoeker en gevolgen heeft voor zijn woonsituatie, maar dat meer gewicht toekomt aan het algemeen belang dat onder meer ziet op handhaving van de openbare orde ten behoeve van buurtbewoners en passanten. Volgens de burgemeester heeft verzoeker niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van zijn medische klachten of andere omstandigheden specifiek gebonden is aan de woning.
3.4. Met betrekking tot de duur van de sluiting heeft de burgemeester gekozen voor de maximale termijn van zes maanden. De burgemeester betoogt dat die duur niet onevenredig is, omdat de politie hem heeft geadviseerd om langdurige maatregelen te treffen. Bovendien is de termijn afgestemd op de duur dat het vermoedelijke, nog actuele conflict inmiddels voortduurt. De burgemeester wijst er op dat het opsporingsonderzoek nog loopt en dat monitoring van de dreiging en de in verband daarmee te nemen maatregelen nodig is. De burgemeester heeft op de zitting aangegeven dat hij in de gezagsdriehoek periodiek overleg heeft met de officier van justitie en de teamchef van de politie en dat het dreigingsbeeld tussentijds, minimaal maandelijks, wordt geëvalueerd. De burgemeester heeft bij zijn besluit gekozen voor een naar eigen zeggen omgekeerde benadering, waarbij de sluiting van de woning in beginsel de wettelijk maximaal gegeven termijn van zes maanden duurt, tenzij uit een concrete analyse van de politie voldoende blijkt dat de dreiging van de baan is.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Is er een spoedeisend belang?
4. Indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat hij tijdelijk geen gebruik kan maken van zijn woning.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de woning over te gaan?
5. Verzoeker heeft de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 174a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gw niet te bestreden. Ook de voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester op die grond bevoegd is om de woning van verzoeker te sluiten.
Is sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig?
6. Een sluiting van een woning betreft een ingrijpende maatregel. Als de burgemeester gebruik wil maken van zijn sluitingsbevoegdheid, moet hij het concrete geval toetsen aan het evenredigheidsbeginsel, zoals bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Die toets houdt in dat de noodzakelijkheid en de evenwichtigheid van de sluiting van de woning worden beoordeeld.
Noodzaak
7. Verzoeker voert aan dat sluiting van de woning niet noodzakelijk is, omdat de burgemeester ook met een minder ingrijpende maatregel kan volstaan zoals cameratoezicht en/of (extra) surveillance. De effectiviteit van cameratoezicht is volgens verzoeker aangetoond, omdat er in de periode dat sprake was van cameratoezicht bij de woning geen incidenten zijn geweest. De beschieting op 21 juni 2025 vond plaats na het beëindigen van het cameratoezicht. Het opnieuw plaatsen van camera’s vermindert de kans op verdere escalatie en herstelt de veiligheid en de rust in de wijk. Daarbij verwijst verzoeker naar verschillende krantenartikelen en aanwijzingsbesluiten in andere gemeentes, waar na meerdere incidenten cameratoezicht (opnieuw) als maatregel is toegepast.
7.1. Niet in geschil is dat als gevolg van de hiervoor vermelde geweldsincidenten bij de woning van verzoeker de openbare orde ernstig is verstoord en dat het veiligheidsrisico nog actueel is. Mede gelet op de van de politie verkregen informatie is de impact op het veiligheidsgevoel van de omwonenden groot, vooral ook omdat het geweldsincident bij de overburen volgens de politie mogelijk een vergissing is geweest. Het opsporingsonderzoek naar aanleiding van de geweldsincidenten verloopt moeizaam. De voorzieningenrechter oordeelt dat de burgemeester daarom heeft kunnen aannemen dat dat de vrees voor nieuwe ernstige verstoringen van de openbare orde nabij de woning nog steeds reëel is.
7.2. Gelet op de nog bestaande dreiging heeft de burgemeester ook kunnen menen dat het volstaan met minder vergaande maatregelen dan sluiting van de woning, zoals cameratoezicht en extra politiesurveillance, niet voldoende is. Daarbij heeft burgemeester er op gewezen dat cameratoezicht en extra politiesurveillance eerder weliswaar een ‘gespannen rust’ hebben gegeven bij omwonenden, maar dat deze rust na het schietincident op 21 juni 2025 is verdwenen.
7.3. De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester het met het oog op het belang van het herstel van de openbare orde noodzakelijk heeft kunnen vinden om, naast cameratoezicht en extra politiesurveillance, de woning ook tijdelijk te sluiten
Evenwichtigheid 8. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk is, neemt dat niet weg dat het besluit ook evenwichtig moet zijn. Er moet evenwicht zijn tussen de bescherming van het algemeen belang, in dit geval het herstel van de openbare orde en het voorkomen van nieuwe verstoring daarvan, en de respecteren belangen van verzoeker.
8.1. Verzoeker stelt dat sluiting van zijn woning, onder meer gelet op zijn medische klachten, onrechtmatig is.
8.2. Hoewel de sluiting nadelige gevolgen heeft voor verzoeker, oordeelt de voorzieningenrechter dat de burgemeester het algemeen belang en de belangen van omwonenden bij zijn besluit zwaarder kon laten wegen. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in verband met zijn medische situatie in het bijzonder op de woning is aangewezen. Bij dat oordeel betrekt de voorzieningenrechter ook dat de burgemeester heeft aangegeven dat de gemeente verzoeker zo nodig kan adviseren over vervangende huisvesting.
8.3. Met betrekking tot de duur van de sluiting van zes maanden overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
8.4. De in het bestreden besluit genoemde termijn van zes maanden heeft de burgemeester in het bestreden besluit niet gemotiveerd. Dit klemt temeer, omdat die termijn niet gebaseerd is op beleid en de burgemeester daarom een zwaardere motiveringsplicht heeft. Het advies van de politie aan de burgemeester om een langdurige maatregel te treffen betekent niet zonder meer dat een sluitingsduur van zes maanden de bestuursrechtelijke toetsing kan doorstaan.
8.5. In de wetsgeschiedenis over de in artikel 174a, derde lid, van de Gw aan de burgemeester gegeven bevoegdheid, is vermeld:
“De duur van de sluiting dient, net als bij toepassing van de huidige artikelen 174a Gemw en 177 WolBES, evenredig te zijn aan het doel van de sluiting. Hij moet dus beperkt zijn tot een periode waarin de openstelling van de woning, het lokaal of het erf daadwerkelijk een bedreiging vormt voor de openbare orde.”
8.6. Uit rechtspraak over besluiten, waarbij een burgemeester in soortgelijke situaties gebruik heeft gemaakt van deze bevoegdheid, blijkt dat een kortere (verlengde) sluitingsduur geldt dan zes maanden en dat de burgemeester die periode benut om de dreiging en mogelijkheid van andere maatregelen te onderzoeken.
8.7. De wetsgeschiedenis en beschikbare rechtspraak bieden naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende grondslag voor de in het verweerschrift en op de zitting door de burgemeester bepleite ‘omgekeerde benadering’, waardoor in dit geval in beginsel een sluitingsduur van zes maanden gerechtvaardigd zou zijn. Daarbij komt ook gewicht toe aan het bezwaar van verzoeker dat zijn mogelijkheid om een rechtsmiddel te gebruiken wordt beperkt. Het bezwaar van verzoeker heeft daarom in zoverre een redelijke kans van slagen. Bij zijn oordeel gaat de voorzieningenrechter niet voorbij aan de onverminderd actuele ernst van het dreigingsrisico en de begrijpelijke intentie van de burgemeester om betrokkenen en buurtbewoners geen valse hoop en verwachtingen te geven, die mogelijk kan ontstaan in geval van een kortere sluiting, die daarna weer wordt verlengd. In het bestreden besluit en op de zitting heeft de burgemeester echter ook toegelicht dat hij in nauw contact staat met de bewoners en dat het dreigingsbeeld gedurende de sluitingsperiode minimaal maandelijks wordt geëvalueerd in de gezagsdriehoek, waarbij op basis van informatie van de politie en andere betrokken partijen wordt beoordeeld of de noodzaak tot voortzetting van de maatregel onverminderd aanwezig is.
8.8. Omdat het bezwaar met betrekking tot de termijn van de sluiting een redelijke kans van slagen heeft ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen die inhoudt dat die termijn wordt bepaald op vier maanden vanaf het bestreden besluit. Dit betekent dat het bestreden besluit wordt geschorst met ingang van 21 oktober 2025, indien de burgemeester op die datum nog geen besluit op bezwaar heeft genomen.
Conclusie en gevolgen
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit van 21 juni 2025 wordt geschorst met ingang van 21 oktober 2025.
10. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden en krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft de zitting bijgewoond. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,–. De proceskostenvergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,–.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
-
schorst het bestreden besluit met ingang van 21 oktober 2025;
-
bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 194,– aan verzoeker moet vergoeden;
-
veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.814,– aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.H. de Koning, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.M. van den Assem, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Op grond van artikel 151c van de Gw in samenhang met artikel 2:77, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Heeze-Leende 2024.
Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Kamerstuk 36 217, nr. 3, pagina 21.