ECLI:NL:RBOBR:2025:4661 - Rechtbank Oost-Brabant - 31 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: SHE 24/2190, 24/2191, 24/2192, 24/2193, 24/2194, 24/2195, 24/2697 en 24/2699
(gemachtigde: mr. M.Ph.A. Senders),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Oost-Brabant (tot 1 januari 2018 de heffingsambtenaar van de gemeente Asten), de heffingsambtenaar (gemachtigde: mr. E.G. Borghols en mr. P. van den Berg).
Eiseres is de eigenaar van het vakantiepark [naam] in [vestigingsplaats] (gemeente Asten). Zij is over de belastingjaren 2014 tot en met 2021 aangeslagen voor toeristenbelasting in verband met overnachtingen op dat vakantiepark. In de tegen deze aanslagen gerichte beroepsprocedures staat de vraag centraal of eiseres gelegenheid heeft geboden tot het houden van verblijf aan arbeidsmigranten.
De rechtbank oordeelt in deze uitspraak dat eiseres terecht als belastingplichtige is aangemerkt en niet voor een te hoog bedrag is aangeslagen. Eiseres bestrijdt haar belastingplicht in heel algemene bewoordingen en onderbouwt dat betoog niet met bewijs. Dit terwijl de heffingsambtenaar wel met bewijs onderbouwt waarom eiseres belastingplichtig is. Eiseres wil dit op de zitting verder ter discussie stellen, maar daarmee is zij te laat. Zij had dat in de schriftelijke fase voorafgaand aan de zitting moeten doen waarvoor zij ook meerdere kansen heeft gekregen. Het bedrag van de aanslagen is (voor eiseres) voldoende controleerbaar, omdat dit berust op gegevens die uit haar eigen administratie afkomstig zijn.
-
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen zes uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 maart 2024 die zien op de in bijlage I bij deze uitspraak genoemde aanslagen toeristenbelasting over de belastingjaren 2014 tot en met 2021 in verband met overnachtingen op vakantiepark [naam] .
-
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
-
Eiseres heeft op de zitting gezegd dat de rechtbank de goede procesorde heeft geschonden door haar (nieuwe) gemachtigde pas op de dag voorafgaand aan de zitting toegang te geven tot het digitale dossier. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
-
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F. Vink, voorzitter, en mr. J. Lie en mr. M.P. Schutte, leden, in aanwezigheid van drs. H.A.J.A. van de Laar en mr. Y. Mutsaers, griffiers. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘sHertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘sHertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ‘sHertogenbosch.
Bijlage II: uitgebreid procesverloop
Met de uitspraak op bezwaar van 8 februari 2019 zijn de bezwaren tegen de definitieve aanslagen toeristenbelasting over de jaren 2013 tot en met 2017 niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft met de uitspraak van 19 februari 2020 het door eiseres ingestelde beroep tegen de uitspraak op bezwaar van 8 februari 2019 gegrond verklaard, die uitspraak vernietigd, de zaak teruggewezen naar de heffingsambtenaar en hem opgedragen om met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen opnieuw uitspraak te doen op de bezwaren van eiseres.
Met de uitspraak op bezwaar van 24 juni 2021 heeft de heffingsambtenaar uitvoering gegeven aan de hiervoor genoemde uitspraak en zijn – voor zover in deze procedure nog aan de orde – de bezwaren tegen de definitieve aanslagen toeristenbelasting over de jaren 2014, 2015 en 2016 ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslagen gehandhaafd.
Met de afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 24 juni 2021 zijn de bezwaren tegen de navorderingsaanslag toeristenbelasting over het jaar 2015, de definitieve aanslag toeristenbelasting over het jaar 2017 en de voorlopige aanslagen toeristenbelasting over de jaren 2018, 2019 en 2020 ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslagen gehandhaafd.
Met de afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 23 juli 2021 zijn de bezwaren tegen de navorderingsaanslag toeristenbelasting over het jaar 2016 en de nadere voorlopige aanslagen toeristenbelasting over de jaren 2018, 2019 en 2020 ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslagen gehandhaafd.
De rechtbank heeft met uitspraak van 7 februari 2023 het door eiseres ingestelde beroep tegen de uitspraken op bezwaar van 24 juni 2021 en van 23 juli 2021 gegrond verklaard, die uitspraken vernietigd, de zaak teruggewezen naar de heffingsambtenaar en hem opgedragen om met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen opnieuw uitspraak te doen op de bezwaren van eiseres.
Met de afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 29 maart 2024 zijn de bezwaren tegen de aanslagen toeristenbelasting over de jaren 2014 tot en met 2020 gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslagen verlaagd. Met een afzonderlijke uitspraak op bezwaar van 29 maart 2024 is het bezwaar tegen de voorlopige aanslag toeristenbelasting over het jaar 2021 ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslag gehandhaafd.
Bijlage III: relevante wettelijke bepalingen
Gemeentewet Artikel 224
Verordening Toeristenbelasting 2014
Artikel 2 Belastingplicht
Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing
Verordening toeristenbelasting gemeente Asten 2018
Artikel 2 Belastingplicht
Rechtbank Oost-Brabant 15 april 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:2263.
Rechtbank Oost-Brabant 15 april 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:2214.
Rechtbank Oost-Brabant 19 februari 2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:1038, en rechtbank Oost-Brabant 7 februari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:505.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch 24 mei 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:4053, overweging 4.2.
Het gaat om het administreren van de feitelijke bewoners (punt 2), het leegstandsrisico (punt 3), het sleutelbeheer (punt 13), controle van de accommodaties (punt 14), de eindschoonmaak (punt 15) en het bieden van wasgelegenheid (punt 16).
Rechtbank Zeeland-West-Brabant 7 mei 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:2725, overweging 4.1.
Zie: artikel 5, tweede lid, van de Verordening Toeristenbelasting 2014, 2015, 2016 en 2017.
Hoge Raad 13 oktober 1999, ECLI:NL:HR:1999:BI6540, overweging 3.4.
Rechtbank Oost-Brabant 7 februari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:505, overweging 4.2.
Rechtbank Oost-Brabant 19 februari 2020, ECLI:NL:RBOBR:2020:1038.
Rechtbank Oost-Brabant 7 februari 2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:505.
De artikelen 1, 2 en 5 van de Verordening Toeristenbelasting 2015, de Verordening Toeristenbelasting 2016 en de Verordening Toeristenbelasting 2017 zijn gelijkluidend aan die van de Verordening Toeristenbelasting 2014 en daarom niet opgenomen in deze bijlage.
De artikelen 1 en 2 van de Verordening toeristenbelasting gemeente Asten 2019, de Verordening toeristenbelasting gemeente Asten 2020 en de Verordening toeristenbelasting gemeente Asten 2021 zijn gelijkluidend aan die van de Verordening toeristenbelasting gemeente Asten 2018 en daarom niet opgenomen in deze bijlage.