Terug naar bibliotheek
Rechtbank Noord-Nederland

ECLI:NL:RBNNE:2025:3741 - Rechtbank Noord-Nederland - 14 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBNNE:2025:374114 augustus 2025

Rechtsgebieden

Internationaal PubliekrechtMensenrechten

Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Leeuwarden

Bestuursrecht

beschikkingsnummer: 255412880 zaaknummer: 11469696 BU VERZ 24-3232

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak gedaan op de openbare zitting van 14 augustus 2025

in de zaak van

[betrokkene] (de betrokkene),

die woont in [woonplaats] .

Inleiding

  1. Aan betrokkene is een boete opgelegd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘39 km per uur harder rijden dan mag op een autosnelweg buiten de bebouwde kom (verkeersbord A1)’, verricht op 28 januari 2023, om 15:38 uur, op de Rijksweg A32 in Oldeholtwolde, met een personenauto, met kenteken [kenteken] . De opgelegde boete bedraagt € 449,00 (inclusief administratiekosten).

1.1. Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

1.2. De kantonrechter heeft het beroep op 14 augustus 2025 op de zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: betrokkene en als vertegenwoordigster van de officier van justitie mr. R.A. van der Velde.

1.3. Na afloop van de behandeling op de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de kantonrechter

Standpunten

  1. Betrokkene voert een aantal punten aan. In de eerste plaats merkt betrokkene op dat hij grote waarde hecht aan behoud van zijn rijbewijs, omdat hij minimaal twee keer per week van [woonplaats] naar Utrecht moet reizen. Daarom zal hij nooit grote snelheidsovertredingen maken. De verbalisant gaf aan dat 150 km/u na een correctie 139 km/u zou zijn. Betrokkene denkt dat dit een dermate grote correctie is dat men zich kan afvragen of het dan nog wel betrouwbaar is. Verder voert betrokkene aan dat het onduidelijk is op welk moment de verbalisant de snelheid afgelezen heeft. De verbalisant heeft verklaard dat betrokkene hem inhaalde en aan het eind van de rit reed de verbalisant voor betrokkene om hem een stopteken te geven. Dus de verbalisant moest betrokkene inhalen, waardoor zijn snelheid hoger lag. Bovendien geeft de verbalisant aan dat hij betrokkene met een snelheid van 150 km/u op een afstand van 75 meter volgde. De verbalisant reed dus op 1,8 seconden afstand van betrokkene, waardoor sprake is van bumperkleven. Het is onverstandig en onaannemelijk dat de verbalisant hem op dusdanig korte afstand is gaan volgen. Vervolgens voert betrokkene onder verwijzing naar een bijlage aan dat de gebruikte boordsnelheidsmeter niet in overeenstemming is met de geldende aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen van het college van procureurs-generaal. De foutmarges op de kalibratietabel mogen maximaal drie procent zijn, maar de gebruikte kalibratietabel bevat meerdere foutmarges van meer dan drie procent. Verder was het druk op de weg. Als je dan 39 km/u te hard rijd creëer je een remweg die bijna twee keer zo lang is als het overige verkeer. Dit zou dus ook onverstandig en gevaarlijk zijn. Aangezien betrokkene niet alleen in de auto zat doet het pijn om hiervan beschuldigt te worden. Betrokkene is zich ervan bewust dat 120-130 km/u nog steeds een substantiële overschrijding is van de toegestane snelheid, maar die snelheidsverschillen zijn niet anders dan de snelheden die gelden tussen 19:00 uur en 06:00 uur.

2.1. Ten tweede stelt betrokkene dat de inleidende beschikking van het CJIB helemaal geen motivering bevatte. In een gesprek met het CJIB werd betrokkene verteld dat hij een WOO-verzoek moest indienen als hij de bewijsmiddelen wil zien. Hierdoor is het niet mogelijk om inhoudelijke gronden aan te voeren in administratief beroep. Betrokkene is van mening dat iets moet worden gedaan aan dit soort wanbeleid. Hij verzoekt de kantonrechter om te beslissen dat de procedure, de afhandeling en bewijsvoering bij het CJIB verbeterd moeten worden. De officier verwijst naar de beschikbare gegevens, maar betrokkene heeft nooit de mogelijkheid gekregen om inhoudelijk te reageren op deze gegevens. Verder was er geen reden om af te zien van het horen. Betrokkene verzoekt om vergoeding van de proceskosten conform het besluit proceskosten bestuursrecht.

  1. De vertegenwoordigster is van mening dat de boete met 25% gematigd moet worden, omdat de redelijke termijn is geschonden. Voor het overige dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Overwegingen

  1. De informatieplicht is niet geschonden. Op de zitting heeft de vertegenwoordigster aangegeven dat de stukken niet naar betrokkene zijn verstuurd, omdat hij hier niet om heeft verzocht. Betrokkene heeft in administratief beroep enkel het volgende vermeld: “Ik had graag inhoudelijk beroep gevoerd, maar aangezien er geen meting is is dat niet mogelijk.” Dit kan niet worden aangemerkt als een verzoek om de, op de zaak betrekking hebbende, stukken te ontvangen. De CVOM was daarom niet gehouden om deze naar betrokkene te sturen en heeft voldaan aan zijn informatieverplichting. Hierdoor is geen sprake van strijd met het bepaalde in artikel 7:18 van de Awb. De kantonrechter zal vervolgens overgaan tot de beoordeling van het beroep tegen de inleidende beschikking.

  2. De kantonrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en de gegevens in het zaakoverzicht. De verbalisant heeft de snelheid van betrokkene vastgesteld met behulp van een gekalibreerde boordsnelheidsmeter, door bestuurder met een vrijwel gelijkblijvende tussenafstand te volgen. De van de boordsnelheidsmeter afgelezen snelheid was 150 km/u, na toepassing van de kalibratietabel correctie is dat 144 km/u. Daarna is als werkelijke (gecorrigeerde) snelheid 139 km/u vastgesteld, in verband met de wettelijke correctie. De kantonrechter ziet, in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd, geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Hierbij is van belang dat betrokkene tijdens de staandehouding het volgende heeft verklaard: “Dacht dat ik 120 a 130 reed. Wist dat ik te hard reed maar niet dat ik zo hard reed.” Bovendien vermeldt de kalibratietabel, die bij het dienstvoertuig met dit kenteken hoort, welke werkelijke snelheden horen bij de snelheden die op de boordsnelheidsmeter worden afgelezen. De werkelijke snelheid volgens de kalibratietabel betreft dus niet een correctie van de meting.[1] In de 'Aanwijzing meting snelheidsoverschrijdingen' staat dat, bij een gemeten snelheid van 134 t/m 166 km/u, de correctie 5 km/u bedraagt. Dat is ook de correctie die hier is toegepast. De gedraging kan daarom worden vastgesteld.

  3. Vervolgens ziet de kantonrechter zich de vraag gesteld of sprake is van feiten en omstandigheden die aanleiding geven om de sanctie te matigen of te vernietigen.

  4. Het motiveringsbeginsel is niet geschonden. De beslissing van de officier van justitie hoeft niet uitgebreid en expliciet op alle specifieke argumenten die zijn aangedragen in te gaan. Wel moet betrokkene in grote lijnen uit de beslissing kunnen opmaken waarom de aangevoerde bezwaren geen doel treffen. De officier van justitie heeft de kern van het gevoerde verweer geraakt.[2]

  5. De hoorplicht is evenmin geschonden. Indien betrokkene gehoord wil worden, dient hij daar (expliciet) om te verzoeken. In zijn beroepschrift heeft betrokkene enkel het volgende vermeld: "Graag hoor ik van jullie. Telefonisch ben ik bereikbaar op [nummer]." Dit kan niet worden aangemerkt als een verzoek om te worden gehoord, waarbij meeweegt dat betrokkene bekend en ervaren zegt te zijn met bestuursrechtelijke procedures. De kantonrechter oordeelt dan ook dat het CVOM in dit geval niet gehouden was om betrokkene uit te nodigen voor een hoorzitting.

  6. De kantonrechter zal de boete matigen met 25% tot € 339,00 (inclusief administratiekosten), omdat de redelijke termijn is geschonden.[3] In deze zaak is namelijk meer dan twee jaar verstreken tussen het moment waarop betrokkene kon verwachten dat hij een boete zou krijgen en deze uitspraak. Van belang is hierbij dat betrokkene geen derde is die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Bovendien heeft betrokkene geen proceskostenformulier ingediend. Daarom komen de proceskosten niet voor vergoeding in aanmerking.

Conclusie

De kantonrechter:

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, kantonrechter, in aanwezigheid van mr. W.B. Jongsma, griffier.

griffier kantonrechter

Rechtsmiddel

Als u het met de beslissing op uw beroep niet eens bent, dan kunt u binnen zes weken na de hieronder vermelde datum van toezending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, maar alleen als:

a. de u opgelegde administratieve boete meer dan € 110,00 bedraagt, of

b. uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u geen (of niet op tijd) zekerheid heeft gesteld.

Het (hoger) beroepschrift moet worden ingediend bij de rechtbank Noord-Nederland, Afdeling Bestuursrecht, locatie Groningen (Postbus 150, 9700 AD Groningen). U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.

De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het (hoger) beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting is gevraagd.

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 augustus 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7205.

Hof Arnhem-Leeuwarden 21 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10129, r.o. 6.

Artikel 6, eerste lid, van het EVRM.


Voetnoten

Hof Arnhem-Leeuwarden 17 augustus 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7205.

Hof Arnhem-Leeuwarden 21 november 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:10129, r.o. 6.

Artikel 6, eerste lid, van het EVRM.