Uitspraak inhoud

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 24/2635

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.S. Scheffers),

en

de burgemeester van de gemeente Groningen, verweerder

(gemachtigden: mrs. P. Zoeten van Trip Advocaten tezamen met M.B. Sieburgh en

I. Beemsterboer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak houdt verband met de hond [naam hond] . Eiseres is de eigenaar van [naam hond] . Verweerder heeft in het bestreden besluit van 30 april 2024 spoedbestuursdwang[1] toegepast en besloten tot inbeslagname[2] van [naam hond] . Eiseres is het niet eens met dit besluit en heeft daartegen beroep ingesteld. Ook heeft verweerder op 3 april 2025 een kostenverhaalbeschikking genomen. Het beroep van eiseres is ook tegen dit besluit gericht. Aan de hand van de beroepsgronden van eiseres beoordeelt de rechtbank of de bestreden besluiten rechtmatig zijn.

1.1. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond moet worden verklaard en de besluiten in stand kunnen blijven. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De wettelijke bepalingen en beleidsregels staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

De totstandkoming van de bestreden besluiten en de vaststaande feiten

2. Bij de beoordeling van het bestreden besluit is in deze zaak van belang te weten welke gebeurtenissen tot de bestreden besluiten hebben geleid en wat er daarna is gebeurd. De rechtbank geeft daarom eerst een uiteenzetting van het procesverloop en enkele gebeurtenissen en feiten, waar zij bij de beoordeling van het beroep vanuit gaat.

3. In april en juli van 2022 hebben er bijtincidenten plaatsgevonden waarbij [naam hond] betrokken is geweest. Eiseres is op dat moment eigenaar van [naam hond] . De bijtincidenten betreffen aanvallen op een persoon, op andere honden en op katten. Meerdere katten hebben dit niet overleefd.

3.1. In het besluit van 18 augustus 2022 heeft verweerder naar aanleiding van deze bijtincidenten [naam hond] gevaarlijk verklaard en eiseres verplicht om [naam hond] aangelijnd en gemuilkorfd te hebben. Dit besluit staat in rechte vast.

4. Op 23 november 2023 heeft er een incident met een kat met dodelijke afloop plaatsgevonden. Door de politie is een proces-verbaal opgemaakt, waaruit verweerder heeft opgemaakt dat [naam hond] hierbij betrokken is geweest en dat er een overtreding heeft plaatsgevonden van het aanlijn- en muilkorfgebod.

4.1. Op 24 november 2023 heeft verweerder [naam hond] in beslag genomen met toepassing van spoedbestuursdwang. Dit is schriftelijk vastgelegd in het primaire besluit van 27 november 2023. Verweerder stelt zich daarin op het standpunt dat sprake is van het overtreden van het aanlijn- en muilkorfgebod[3]. [naam hond] is in die periode geschouwd door een gedragsdeskundige en onderzocht door een dierenarts.

4.2. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.

4.3. Ook heeft zij een kort geding aanhangig gemaakt bij de civiele rechter om de inbeslagname te laten opheffen. Eiseres heeft in kort geding geen gelijk gekregen. Zij is tegen de uitspraak van de kortgedingrechter in hoger beroep gegaan bij het gerechtshof Leeuwarden-Arnhem (het hof). Op 29 oktober 2024 heeft het hof uitspraak gedaan.[4] Het hof heeft hierin bepaald dat teruggave vanwege het risico op nieuwe incidenten onverantwoord is en dat teruggave daarom niet mogelijk is. Ook heeft verweerder volgens het hof mogen beslissen om de hond niet terug te geven maar te ‘vervreemden’ (herplaatsen) of, als dat niet lukt, te laten euthanaseren.

4.4. In het bestreden besluit van 30 april 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij zijn besluit tot het toepassen van spoedbestuursdwang en inbeslagname gebleven.

5. Op 25 december 2024 verkreeg verweerder van rechtswege de beschikkingsmacht over [naam hond] . [naam hond] is daarop herplaatst.

5.1. Op 3 april 2025 heeft verweerder besloten alle kosten van de spoedbestuursdwang te verhalen op eiseres[5]. In deze kostenverhaalbeschikking komt verweerder tot een totaalbedrag van € 8.755,41.

5.2. Op 30 april 2025 heeft eiseres bij verweerder pro forma bezwaar gemaakt tegen de kostenverhaalbeschikking. Op grond van artikel 5:31c, eerste lid, van de Awb, heeft het beroep van eiseres tegen de toepassing van de spoedbestuursdwang, ook betrekking op de kostenverhaalbeschikking. Verweerder heeft daarom het pro forma bezwaarschrift en de stukken van de kostenverhaalbeschikking aan de rechtbank (door)gezonden. Het pro forma bezwaarschrift wordt in deze procedure als een pro forma beroepschrift opgevat.

6. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit en het pro forma beroep tegen de kostenverhaalbeschikking op de zitting van 24 juni 2025 behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

6.1. Op de zitting heeft eiseres haar beroepsgrond over de niet onafhankelijke rol van een lid van de Bezwaaradviescommissie (de Bac), ingetrokken. De rechtbank beoordeelt daarom hierna de overgebleven gronden van beroep.

Het bestreden besluit van 30 april 2024

Heeft verweerder het bestreden besluit mede kunnen baseren op het besluit van 18 augustus 2022?

7.1. Eiseres voert aan dat verweerder haar ten onrechte heeft tegengeworpen dat zij het aanlijn- en muilkorfgebod heeft overtreden. Eiseres stelt in dat zij het besluit van 18 augustus 2022 niet heeft ontvangen waardoor het niet (op de juiste wijze) aan haar is bekendgemaakt. Er is achteraf slechts een formulier ingevuld door een koerier van Cycloon Post. Deze heeft alleen ‘bezorgd’ genoteerd. Een naam of datum ontbreekt.

7.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het besluit van 18 augustus 2022 wel aan eiseres bekend is gemaakt en daarmee in werking is getreden. Het besluit is per aangetekende post via de erkende postaanbieder Cycloon Post verzonden. Het stuk is aan het juiste adres verzonden en niet retour ontvangen. Verweerder verwijst hierbij naar de GPS-stempel; de coördinaten daarvan komen namelijk uit op het woonadres van eiseres. Uit rechtspraak volgt dat eiseres dan aannemelijk moet maken dat er geen afhaalbericht is achtergelaten en dat het stuk niet is uitgereikt aan een andere gebruiker van het adres. Dit heeft eiseres niet gedaan.

7.3. De beroepsgrond van eiseres slaagt niet. In de bezwaarfase heeft de Bac deze grond al uitgebreid onderzocht en is op basis daarvan verweerder tot de conclusie gekomen dat eiseres haar stelling dat zij het besluit niet heeft ontvangen, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. In beroep betwist eiseres weer de ontvangst van het besluit van 18 augustus 2022 zonder concrete onderbouwing. Daar staat tegenover dat verweerder in zijn verweerschrift uitgebreid en met stukken heeft toegelicht hoe het besluit op de juiste wijze aan eiseres bekend is gemaakt. De rechtbank ziet in de blote ontkenning van eiseres dan ook geen aanleiding om aan de bekendmaking van het besluit van 18 augustus 2022 te twijfelen. Het besluit van verweerder van 18 augustus 2022 waarin [naam hond] gevaarlijk is verklaard en aan eiseres een muilkorf- en aanlijngebod is opgelegd, is dus in werking getreden en staat in rechte vast. Verweerder heeft het bestreden besluit daarom mede hierop kunnen baseren.

Is er sprake van voldoende feitelijke grondslag om spoedbestuursdwang toe te passen?

8.1. Eiseres voert aan dat verweerder zijn besluit alleen heeft gebaseerd op aannames. Volgens haar ontbreekt direct bewijs van het doden van de kat door [naam hond] . Zo zijn er geen getuigen en ook geen (forensische) sporen die duiden op contact tussen de kat en [naam hond] . Bovendien was [naam hond] gemuilkorfd. Het doodbijten van een kat was daarom niet eens mogelijk. Eiseres betoogt dat verweerder is uitgegaan van slechts één verklaring en dat is de verklaring van de eigenaar van de kat. En de eigenaar en eiseres hebben niet een bijzonder goede verstandhouding. Eiseres vindt dat verweerder eerst had moeten onderzoeken of zich ook een ander scenario heeft kunnen voordoen. Het letsel van de kat kan bijvoorbeeld ook het gevolg zijn geweest van een aanrijding of een val van het balkon. Verweerder heeft hier echter geen onderzoek naar gedaan. Volgens eiseres is er onvoldoende feitelijke grondslag voor het (direct) toepassen van de (spoed)bestuursdwang en is het besluit om die reden niet deugdelijk gemotiveerd.

8.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat uit de stukken voldoende blijkt dat er sprake is geweest van een overtreding van in ieder geval het aanlijngebod en dat het doden van de kat door [naam hond] voldoende aannemelijk is. [naam hond] heeft op die avond los gelopen en eiseres heeft erkend dat zij hem niet de hele tijd in beeld heeft gehad. Voorts heeft de eigenaar van de kat gezien dat [naam hond] achter de kat aan is gegaan. De kat is dood gevonden in de bosjes, vlak nadat [naam hond] bij diezelfde bosjes was aangetroffen. Op basis van het dossier is verweerder er daarom van overtuigd dat [naam hond] de kat dusdanig letsel heeft toegebracht, dat deze het niet heeft overleefd. Dat [naam hond] op dat moment een muilkorf droeg en dat het ernstige letsel van de kat niet is veroorzaakt door te bijten, maakt dit volgens hem niet anders.

8.3. De rechtbank is van oordeel dat het betoog van eiseres niet slaagt. Dat [naam hond] niet was aangelijnd, wordt door eiseres niet betwist. Dat feit staat dus vast. Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk kunnen achten dat [naam hond] betrokken is geweest bij de dood van de kat. Uit de stukken kan hierover het volgende worden afgeleid. Eiseres heeft meerdere verklaringen afgelegd. Zij verklaart consistent dat [naam hond] achter de kat aan is gegaan, dat zij hem even niet in beeld heeft gehad omdat hij wegrende en dat zij [naam hond] vervolgens bij de bosjes heeft aangetroffen waar de kat even later dood is gevonden. Dat [naam hond] wel gemuilkorfd was komt overeen met het feit dat de kat geen bijtwonden vertoonde, maar wel verwondingen vertoonde waaruit deze door de hond lijkt te zijn doodgedrukt (gebroken nek, gebroken voorpoten). Deze omstandigheden in combinatie met de tijdlijn van de verklaringen, maken een ander scenario zoals de door eiseres gestelde aanrijding of een val van het balkon, niet waarschijnlijk. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dan ook voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het dodelijke incident met deze kat zich heeft voorgedaan door toedoen van [naam hond] . In het bestuursrecht is bovendien het voldoende aannemelijk zijn van de feiten voldoende. Hierop volgt de conclusie dat er voldoende feitelijke grondslag is voor verweerder om spoedbestuursdwang toe te mogen passen.

Heeft verweerder een zorgvuldige en deugdelijke belangenafweging [6] gemaakt?

9.1. Eiseres voert aan dat er geen zorgvuldige belangenafweging is gemaakt door verweerder. Volgens haar blijkt dit uit het bestreden besluit.

9.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de stukken voldoende blijk geven van een zorgvuldige en deugdelijke belangenafweging. Verweerder heeft gezien alle feiten en omstandigheden gebruik kunnen maken van zijn bevoegdheid tot spoedbestuursdwang. ter voorkoming van herhaling en het veroorzaakte gevaar voor de omgeving.

9.2. Deze beroepsgrond slaagt ook niet. De rechtbank overweegt daartoe eerst dat (spoedeisende) bestuursdwang mag worden toegepast ter voorkoming van herhaling van een overtreding. Gelet op het verband tussen de begane overtreding en de kans op herhaling daarvan zonder ingrijpen door verweerder, is verweerder bevoegd om (spoedeisende) bestuursdwang toe te passen[7]. De rechtbank ziet in de enkele, niet onderbouwde stelling van eiseres geen aanknopingspunt om de belangenafweging van verweerder onzorgvuldig of niet deugdelijk te achten.

De kostenverhaalbeschikking van 30 april 2025

10.1. De rechtbank stelt vast dat eiseres alleen pro forma bezwaar heeft gemaakt tegen de kostenverhaalbeschikking. Zij heeft geen schriftelijke beroepsgronden ingediend. Op de zitting heeft eiseres aangevoerd dat zij het financieel niet kan opbrengen om deze kosten te kunnen betalen.

10.2. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft afschriften en facturen overgelegd waarmee hij de opbouw van het de op eiseres verhaalde kosten tot een bedrag van € 8.755,41 voldoende inzichtelijk heeft gemaakt. Uit de Beleidsregel en de Awb volgt verder dat de kosten van inbeslagname, van opslag en van onderzoek van [naam hond] , verhaalbaar zijn op eiseres als overtreder. Alleen het op zitting aanvoeren dat er geen financiële draagkracht is zonder deze stelling met stukken te onderbouwen, biedt voor de rechtbank geen aanknopingspunt om aan te nemen dat er geen financiële ruimte is, of voor het oordeel dat de kostenverhaalbeschikking niet op rechtmatige wijze is tot stand gekomen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit en de kostenverhaalbeschikking in stand blijven. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep tegen het bestreden besluit en de kostenverhaalbeschikking ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van K.D. Bosklopper, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Gemeentewet § 4. Bestuursdwang Artikel 125

1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.

(…)

3 De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.

Algemene wet bestuursrecht Artikel 3:4

1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.

(…)

Artikel 5:25

1. De toepassing van bestuursdwang geschiedt op kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.

2 De last vermeldt in hoeverre de kosten van bestuursdwang ten laste van de overtreder zullen worden gebracht.

3 Tot de kosten van bestuursdwang behoren de kosten van voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze zijn gemaakt na het verstrijken van de termijn waarbinnen de last had moeten worden uitgevoerd.

4 De kosten van voorbereiding van bestuursdwang zijn ook verschuldigd, voor zover als gevolg van het alsnog uitvoeren van de last geen bestuursdwang is toegepast.

(…)

Artikel 5:29

1. Voor zover de toepassing van bestuursdwang dit vergt, kan het bestuursorgaan zaken meevoeren en opslaan.

(…)

Artikel 5:31

1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.

(…)

Artikel 5:31c

1. Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de last onder bestuursdwang heeft mede betrekking op een beschikking die strekt tot toepassing van bestuursdwang of op een beschikking tot vaststelling van de kosten van de bestuursdwang, voor zover de belanghebbende deze beschikking betwist.

(…)

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen 2021 Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

(…)

b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat de burgemeester aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat hij die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Groningen 2023 Artikel 1.2 Begripsbepalingen Licht bijtincident: van een licht bijtincident is sprake wanneer een hond een persoon, een andere hond of een ander dier bijt, waarbij er sprake is van geen of gering letsel. Van gering letsel wordt gesproken indien niet direct medische behandeling noodzakelijk is.

Ernstig bijtincident: van een ernstig bijtincident is sprake:

1. wanneer het bijtincident ernstige gevolgen heeft, doordat een persoon, hond of ander dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;

2. wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier;

3. wanneer een hond een persoon, hond of ander dier zodanig vastbijt en er sprake is van prooi-schudden en/of het niet willen loslaten, ook niet bij dwang;

4. in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.

Ernstig letsel: van ernstig letsel is sprake wanneer bij een persoon of dier medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident. Het gaat dan bijvoorbeeld om letsel, waarbij chirurgisch herstel nodig is.

Gevaarlijke hond: een hond, die een ernstig bijtincident heeft veroorzaakt.

Hinderlijke hond: een hond, die een licht bijtincident, overlast en/of schade aan roerende of onroerende zaken heeft veroorzaakt.

Kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een deugdelijke lijn met een lengte, die gemeten van hand tot halsband, niet langer is dan 1,50 meter.

Muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof of van stevig leer, of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van een mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek van de hond toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn

10.1 Verzoek vrijwillig afstand te doen Na een tweede bijtincident of een zeer ernstig bijtincident kan de gemeente de eigenaar of houder van de hond een brief sturen met de mededeling dat zijn of haar hond als gevaarlijk (APV) was aangewezen met het verzoek om vrijwillig afstand van de hond te doen. Voor het ondertekenen van een vrijwillige afstandsverklaring, moet duidelijk zijn dat de eigenaar of houder de gevolgen van vrijwillig afstaan begrijpt en accepteert.

Als het besluit (nogmaals) wordt overtreden en de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen, dan kan er door de gemeente bestuursdwang worden opgelegd. De dwangsom is dan al opgelegd, deze herstelsanctie wordt stopgezet. Het eventueel verbeurde openstaand bedrag kan alsnog ingevorderd worden. Er wordt gestart met een nieuwe herstelsanctie, namelijk het opleggen van bestuursdwang. Afhankelijk van het geval zijn er twee grondslagen voor toepassing van de bestuursdwang.

Belangrijk verschil met inbeslagname op grond van art. 5:31 Awb door het college en spoedeisende bestuursdwang door de burgemeester: • er is sprake van een concreet en actueel gevaar voor de openbare orde; • er zijn geen andere, minder vergaande maatregelen aanwendbaar; • de toepassing moet voortvarend plaatsvinden.

Bedreiging of verstoring van de openbare orde kan aan de orde zijn, indien gevoelens van onrust ontstaan in de omgeving waar de hond normaliter verblijft. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal van bevindingen. Ook het gedrag van de eigenaar, houder of verzorger van de hond kan hiertoe aanleiding geven. De eigenaar, houder of verzorger bagatelliseert bijvoorbeeld het incident waardoor een gerechtvaardigde vrees voor herhaling bestaat en uit het dossier blijkt dat het probleem ook niet alleen bij de hond ligt.

In een situatie waarbij de openbare orde wordt bedreigd of verstoord door dreigende overtreding, zal na inbeslagname zoals aangegeven nader onderzoek gedaan moeten worden om te komen tot vervolgbesluitvorming. Door een gecertificeerde instelling zal bezien worden of de hond terug kan naar de eigenaar, houder of verzorger of elders herplaatst moet worden of - in overleg met het OM - geëuthanaseerd moet worden.

10.2 Bestuursdwang op grond van art. 5:31 Awb De burgemeester is op grond van artikelen 5:29 en verder van de Awb bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften te beletten of te beëindigen. Zo nodig kunnen er hiertoe spoedmaatregelen worden genomen (5:31 Awb).

De burgemeester kan besluiten tot inbeslagname van de hond als: • de hond door de burgemeester is aangewezen als gevaarlijk waarbij een kort aanlijngebod en/ of een muilkorfgebod van de hond is opgelegd op grond van artikel 2:59 APV of; • de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht.

Bij bijtincidenten is de situatie veelal dermate spoedeisend dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet tevoren op schrift kan stellen en dit dus achteraf plaatsvindt. Spoedeisende bestuursdwang kan bijvoorbeeld worden toegepast indien inbeslagname van de hond noodzakelijk is, maar er op het moment van de overtreding niet direct sprake is van verstoring van de openbare orde.

Kostenverhaal De kosten van bestuursdwang zijn op grond van artikel 5:25 Algemene wet bestuursrecht verhaalbaar op de overtreder. In dit geval de eigenaar, houder of verzorger van de hond.

10.3 Inbeslagname De inbeslagname mag in principe maximaal 4 weken duren, in uitzonderlijke gevallen kan dit langer duren. De hond ondergaat tijdens de inbeslagname een risico-assessment.

Zie artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Zie artikel 5:29 van de Awb.

Zie artikel 2:59, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen 2021

De uitspraak is te raadplegen met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2024:6739.

Zie artikel 5:25 van de Awb.

Zie artikel 3:4, eerste lid, van de Awb.

Raadpleeg hiervoor § 4 van de Gemeentewet, afdeling 5.3.1 van de Awb en de Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Groningen 2023 (de Beleidsregel).


Voetnoten

Zie artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Zie artikel 5:29 van de Awb.

Zie artikel 2:59, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Groningen 2021

De uitspraak is te raadplegen met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2024:6739.

Zie artikel 5:25 van de Awb.

Zie artikel 3:4, eerste lid, van de Awb.

Raadpleeg hiervoor § 4 van de Gemeentewet, afdeling 5.3.1 van de Awb en de Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Groningen 2023 (de Beleidsregel).