Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 24/1987

en

(gemachtigde: P.A. Leerentveld).

1. Deze uitspraak gaat over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser, omdat eiser na medisch onderzoek niet rijgeschikt is gebleken. Eiser is van mening dat het CBR ten onrechte heeft aangenomen dat sprake is van ongeschiktheid. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs had mogen besluiten.

Procesverloop

2. Bij besluit van 18 juli 2022 is aan eiser een medisch onderzoek opgelegd naar aanleiding van diverse (verkeers)voorvallen op grond waarvan jegens eiser een vermoeden van ongeschiktheid is ontstaan voor het besturen van motorrijtuigen.

2.1. Het onderzoek werd verricht op 15 oktober 2023. Uit het onderzoek is gebleken dat bij eiser sprake is van: “AD(H)D en een lichte verstandelijke beperking met een beperkt ziekte inzicht waarbij de keurende psychiater ongeschiktheid adviseert. Dit gezien het hele beeld van beperkte inzicht, het ontkennende en externaliserende gedrag, onvoldoende besef van de gevaren van middelengebruik en agressie in het verkeer.”

2.2. Met het besluit van 20 september 2023 heeft het CBR het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard.

2.3. Met het bestreden besluit van 19 maart 2024 op het bezwaar van eiser is het CBR bij dat besluit gebleven.

2.4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

2.5. De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het CBR.

Beoordeling door de rechtbank

Het toetsingskader

3. Het wettelijk kader in deze zaak wordt gevormd door de Wegenverkeerswet 1994, de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011, de Regeling eisen geschiktheid 2000 (de Regeling) en het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen. De voor de beoordeling van het beroep relevante bepalingen hiervan zijn, voor zover van belang, opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

3.1. Artikel 8.8 van de bijlage behorende bij de Regeling bepaalt dat personen die misbruik maken van psychoactieve middelen*,*ongeschikt zijn voor het besturen van motorrijtuigen. Uit artikel 27 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 in samenhang met artikel 134, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 volgt dat het CBR bij ongeschiktheid het rijbewijs ongeldig moet verklaren.

3.2. Volgens vaste rechtspraak mag het CBR afgaan op het psychiatrisch rapport, maar moet het wel nagaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarvan begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Dit volgt uit de vergewisplicht van artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als de belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het CBR zonder nadere motivering zich daar niet op baseren. Zo nodig vraagt het CBR de adviseur een reactie op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd.[1]

Het bezwaar als herhaald en ingelast beschouwen

4. Eiser voert aan dat hij alle gronden handhaaft die hij in de bezwaargronden naar voren heeft gebracht. De rechtbank overweegt dat deze enkele mededeling van eiser, zonder vermelding in welk opzicht de reactie van het CBR in het bestreden besluit ontoereikend is, onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waar de rechtbank op in moet gaan. De rechtbank richt zich daarom alleen op wat eiser in beroep concreet heeft aangevoerd.

Mocht het CBR zich op het onderzoek baseren?

5. Eiser stelt dat het onderzoek bij de psychiater onzorgvuldig is verlopen: het gesprek met de keurend arts duurde slechts tien minuten. Verder wordt in het verslag ten onrechte vermeld dat hij een flinke afstand onder invloed van drugs heeft gereden, maar dit is feitelijk onjuist. Ook de aanname van onderrapportage is niet onderbouwd. Daarnaast wordt genegeerd dat VNN een succesvolle behandeling bevestigt en meldt dat eiser abstinent is. Er is geen bewijs dat eiser ADHD heeft, noch dat er nog sprake is van amfetaminemisbruik. Daarnaast volgt uit het rapport van 13 juni 2024 dat eiser rijgeschikt is.

5.1. Het CBR stelt dat het psychiatrisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies goed onderbouwd zijn. Eiser heeft zijn bezwaren niet met objectieve gegevens onderbouwd, bijvoorbeeld door middel van een contra-expertise. Het rapport van 13 juni 2024 is geen contra-expertise, maar onderdeel van een andere procedure en ziet op een ander moment en een andere situatie.

5.2. De rechtbank overweegt dat naar vaste rechtspraak een besluit tot ongeldigverklaring van een rijbewijs bij de diagnose misbruik niet in stand kan worden gelaten, als de daaraan ten grondslag gelegde rapportage naar inhoud en de wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig is of anderszins onvoldoende concludent is, zodanig dat het bestuursorgaan zich daar niet op had mogen baseren.

5.3. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) wordt onder drugsmisbruik verstaan de psychiatrische diagnose, gebaseerd op alle klinische relevante gegevens en/of de DSM-IV-TR classificatie drugsmisbruik en/of drugsafhankelijkheid.[2] Eveneens volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kan de bestuursrechter zich niet inhoudelijk over de diagnose drugsmisbruik uitlaten.[3] Het is niet aan de bestuursrechter en ook niet aan het CBR om te beoordelen of voor het psychiatrisch oordeel voldoende feitelijke grondslag bestaat. Dit laat evenwel onverlet dat het CBR zich ervan moet vergewissen dat de aan hem uitgebrachte rapportage zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk niet tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is. Dit kan door de bestuursrechter worden getoetst.

5.4. De rechtbank is van oordeel dat de conclusie van de psychiater, mede gelet op de in paragraaf 8.8 van de bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 genoemde strenge opstelling, navolgbaar is. De psychiater heeft inzichtelijk gemotiveerd waarom er sprake is van ongeschiktheid en amfetaminemisbruik in de zin der wet en het rapport maakt duidelijk welke aanwijzingen er zijn voor deze conclusie. De diagnose is op meerdere relevante bevindingen gebaseerd. In het rapport is naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze de keurend arts tot haar conclusie is gekomen. De keurend arts heeft op basis van specialistische kennis en klinische ervaring op basis van de gevonden aanwijzingen voor drugsmisbruik, een psychiatrische diagnose gesteld. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat niet van de juistheid van dit rapport had mogen worden uitgegaan.

5.5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat er getwijfeld moet worden aan de zorgvuldigheid van de procedure omdat de psychiater eiser maar tien minuten heeft gesproken. Voor de rechtbank is niet gebleken dat de psychiater daardoor geen goed onderzoek heeft kunnen uitvoeren. Het CBR heeft dan ook naar het oordeel van de rechtbank het rapport van de psychiater aan het ongeldig verklaren van eisers rijbewijs ten grondslag mogen leggen. Eisers beroepsgrond slaagt dus niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het CBR het rijbewijs van eiser terecht ongeldig heeft verklaard. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Lenting, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994 Artikel 130

1. Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.

Artikel 131

1. Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:

a. (..), of

b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.

Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van de mededeling, genomen. Artikel 133

Artikel 134

Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 Artikel 27 Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene:

Regeling eisen geschiktheid 2000 Artikel 2 De eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage. Bijlage behorende bij de Regeling eisen geschiktheid 2000 Hoofdstuk 8. Psychiatrische stoornissen 8.8. Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs) Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht. Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3760.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2019.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3525.


Voetnoten

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3760.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2019.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3525.