ECLI:NL:RBNHO:2025:10474 - Rechtbank Noord-Holland - 14 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige kamer
Parketnummer: 15/800356-15 Uitspraakdatum: 14 augustus 2025
Beslissing ex artikel 6:6:10 eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum en -plaats], thans verblijvende bij Mesdag, op de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Zuidlaren, hierna: de betrokkene,
met twee jaar.
1 De procedure
Bij vonnis van deze rechtbank van 18 juli 2016 is aan de betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, wegens onder meer poging tot doodslag. De termijn van de terbeschikkingstelling nam een aanvang op 22 augustus 2016.
Bij beslissing van deze rechtbank van 30 augustus 2018 is de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden omgezet in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege (hierna: de tbs-maatregel).
De termijn is laatstelijk verlengd bij beslissing van deze rechtbank van 22 augustus 2023 met twee jaar.
De onderhavige vordering is op 7 juli 2025 bij de rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder:
Op 14 augustus 2025 is de vordering op een openbare terechtzitting behandeld. Zowel de betrokkene als de deskundige van de kliniek, te weten S. Vermeer, regiebehandelaar is met behulp van een videoverbinding gehoord. Verder waren aanwezig de officier van justitie en de raadsman van de betrokkene mr. R.J. Wortelboer, advocaat te Heerhugowaard.
Van het verhandelde tijdens deze zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
2 Het advies van de kliniek
Het advies van de kliniek houdt, voor zover relevant, het volgende in:
De betrokkene is een 41-jarige man die intellectueel functioneert op de grens van zwakbegaafd en beneden gemiddeld niveau. De betrokkene is geclassificeerd met een stoornis in het autismespectrum (ASS) en schizofrenie. De ASS uit zich voornamelijk in beperkingen in de sociale communicatie en interactie. Van de schizofrenie worden sinds adequate instelling op medicatie voornamelijk negatieve symptomen en achterdocht gezien. Daarbij is er vanaf jonge leeftijd sprake van middelenmisbruik en agressief gedrag.
Eind oktober 2022 kon hij worden overgeplaatst naar FPA Zuidlaren locatie Eikenstein, een besloten, kleinschalige afdeling met een laag EE-klimaat waarin structuur, ondersteuning en stimulering geboden worden binnen een meer individuele behandeling. Betrokkene wordt gezien als een eenling die functioneel in contact is en uit zichzelf weinig contact maakt met zijn omgeving. Hij zoekt gaandeweg wel steeds vaker het contact met begeleiding en bespreekt wat er in hem omgaat. Betrokkene houdt zich aan de gemaakte afspraken en is goed ingebed in de structuur op de FPA. De behandeling bestaat nu uit het praktiseren van doelgerichte verloven en dagbesteding in een beveiligde, voorspelbare en rustige setting.
Gezien zijn beperkingen is het de verwachting dat betrokkene langdurig, zo niet blijvend, is aangewezen op structuur, toezicht en begeleiding. Sinds 15 augustus 2024 wordt binnen het kader van proefverlof getoetst of hij het huidige niveau van functioneren kan vasthouden. Hij functioneerde stabiel en er waren geen incidenten of bijzonderheden, totdat begin april 2025 bleek dat betrokkene, naar aanleiding van een voorval tijdens een verlof in het dorp Zuidlaren zich in toenemende mate onveilig is gaan voelen, met oplopende spanning en achterdocht tot gevolg. Betrokkene vertelde aan het behandelteam dat hij de behoefte voelde een mes aan te schaffen om zichzelf te beschermen. Betrokkene was niet van deze gedachte af te brengen en was daarin ook verbaal grensoverschrijdend. Vanwege overeenkomsten met de aanloop naar het indexdelict is besloten betrokkene voor een time-out terug te plaatsen naar het FPC en is zijn verlof tijdelijk opgeschort. Betrokkene voelde zich in eerste instantie ‘verraden’ door het personeel op de FPA. In het FPC is ingezet op het bekrachtigen van zijn openheid en begrip voor zijn gevoelens van angst, anderzijds zijn er ook duidelijk grenzen gesteld aan zijn uitspraken. Betrokkene toont hier begrip voor en pakt de samenwerking snel weer op. Hij is positief gestemd over het feit dat hij nog een kans krijgt op de FPA. Er heeft een medicatiewijziging plaatsgevonden.
Na overleg tussen de behandelaren van het FPC, de FPA en de reclassering is besloten betrokkene weer terug te laten keren naar FPA, om de getoonde openheid te bekrachtigen. Dit verloopt tot nu toe goed. Wel zijn de vrijheden van betrokkene beperkt. Deze worden geleidelijk weer opgebouwd op basis van het beeld.
In zorg (proefverlof) binnen de FPA wordt de kans op gewelddadig recidive als laag ingeschat. Betrokkene heeft voldoende probleembesef en weet wat zijn risicofactoren zijn, het inzicht hierin is echter beperkt. Hij heeft geleerd dingen te controleren bij verpleging en is niet impulsief in zijn handelen. Betrokkene heeft veel structuur en begeleiding nodig, vooral op het gebied van zelfredzaamheid. Het risicomanagement bestaat met name uit het bieden van een beschermde omgeving en externe structuur. Het is van belang dat bij oplopende achterdocht en wantrouwen betrokkene in staat blijft over zijn belevingswereld te delen. In de huidige setting doet betrokkene dit ook. Hier is de nabijheid en de proactieve houding van het personeel van de FPA cruciaal. De aanloop van de time-out maakt dit des te meer duidelijk. Het huidige ziekte- en risicomanagement is daarmee toereikend gebleken. Er moet geconcludeerd worden dat betrokkenes copingvaardigheden bij oplopende spanning, angst en wantrouwen onvoldoende zijn‚ om het risico in een minder beschermende omgeving met minder nabijheid te waarborgen.
Betrokkene neemt trouw zijn medicatie, echter betreft dit ook een duidelijke voorwaarde. Wanneer betrokkene zonder kader zijn medicatie zou staken en het toezicht zal verdwijnen neemt het risico op psychotische decompensatie snel toe en is de kans op vijandigheid en gewelddadige recidive hoog. Reden waarom voortzetting van het huidig kader van proefverlof geïndiceerd is.
Gezien de problematiek, de beperkte leerbaarheid en het voorval waaruit blijkt dat de risico’s dusdanig kunnen oplopen dat een time-out nodig is, worden zowel door de behandelaren, reclassering als ook de 4-jaars rapporteur betwijfeld of het risicomanagement en het toezicht dat betrokkene behoeft voldoende gewaarborgd kan worden bij de [naam] en is besloten betrokkene hier van de wachtlijst te halen. Betrokkene zal voorlopig nog binnen FPA Zuidlaren verblijven en het uitstroomtraject zal binnenkort opnieuw besproken worden. Gebleken is dat betrokkene veel nabijheid, structuur en toezicht nodig blijft houden en dat de mogelijkheid tot een time-out in een beveiligde omgeving tot de mogelijkheden blijft behoren.
Nu recent is gebleken dat de spanningen bij betrokkene snel op kunnen lopen en het risico op recidive dan nog steeds aanwezig is, zal de komende periode, in samenwerking met alle betrokken partijen gezocht worden naar een meer passend resocialisatieperspectief. Op dit moment is de reclassering bezig om – in overleg met het FPC – de mogelijke vervolgplekken in kaart te brengen. Het valt te verwachten dat het meer dan een jaar zal duren voordat betrokkene naar deze plek zalkunnen en volledig ingebed zal zijn.
Gebleken is dat betrokkene langdurige nabijheid, structuur en toezicht nodig blijft houden. Het kader van proefverlof is hierbij noodzakelijk, reden waarom het FPC adviseert de TBS met dwangverpleging met de duur van twee jaar te verlengen.
De deskundige heeft bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting, namens de kliniek, dit advies gehandhaafd en nader toegelicht.
3 De adviezen van de onafhankelijke gedragsdeskundigen
3.1. Het advies van de psychiater In het rapport van de psychiater is onder meer het volgende opgenomen:
Bij betrokkene is sprake van een autismespectrumstoornis, een psychotische stoornis – waarbij de classificatie ‘schizofrenie’ passend is - en een stoornis in het gebruik van diverse middelen (stimulantia, zoals GHB en amfetamine, cocaïne, cannabis en alcohol), in remissie in een gereguleerde omgeving.
Het risico op gewelddadig gedrag vloeit voort uit betrokkenes stoornissen. Door zijn autismespectrumstoornis toont betrokkene een gerichtheid op eigen behoeftes, hij is niet in staat om rekening te houden met anderen en hij heeft moeite met het herkennen van grenzen van anderen. Hij is kwetsbaar voor prikkels en er is sprake van een gebrekkige affectregulatie; deze factoren kunnen leiden tot agressie. Daarnaast is er sprake van psychotische kwetsbaarheid bij betrokkene: hij kan achterdochtig worden naar anderen; dit heeft in de totstandkoming van het indexdelict een rol gespeeld. Betrokkenes verslavingsgevoeligheid is ook een risicofactor, omdat het gebruik van middelen de uitingen van zijn autismespectrumstoornis en zijn psychotische stoornis kan verergeren en de drempel om over te gaan op geweld kan verlagen. Hiertegenover staat, dat betrokkene binnen zijn beperkingen meewerkt aan de interventies om het risico op gewelddadig gedrag te verlagen. De belangrijkste externe beschermende factoren zijn het type setting waar hij verblijft (een gestructureerde forensische setting met 24-uurs zorg en met intensieve aansturing), de structuur die betrokkene wordt aangeboden en de medicatie (waarbij clozapine, met zijn sterke impuls-, agressie- en zuchtremmende werking een belangrijke rol speelt). Betrokkene werkt aan al deze aspecten van het externe risicomanagement mee, waardoor de inschatting is, dat het risico op gewelddadig gedrag in de huidige setting laag/matig is. Het risico kan oplopen tot matig wanneer sprake is van overprikkeling, verhoogde stress en de daaruit voortvloeiende waanvorming of wanneer sprake zou zijn van een terugval in middelengebruik. Als het TBS-kader nu zou komen te vervallen, dan zouden de nodige forensische context en zorg komen te vervallen. In dat geval is de inschatting dat het risico op gewelddadig gedrag snel zou oplopen tot hoog. Op grond van de ernst van betrokkenes problematiek zullen toezicht en controle ook in de komende tijd nodig zijn.
Het verdere traject is op dit moment nog niet helemaal helder. Wat wel helder is, is dat betrokkene langdurig extern forensische risicomanagement nodig heeft. In het verlengde daarvan wordt er geadviseerd om de maatregel TBS met twee jaar te verlengen en de verpleging te continueren.
3.2. Het advies van de psycholoog In het rapport van de psycholoog is onder meer het volgende opgenomen:
De betrokkene is een thans 41-jarige man, die op zwakbegaafd niveau functioneert. Bovenal bepalen echter een mengbeeld van schizofrenie en een autismespectrumstoornis het functioneren. Verder is er retrospectief sprake van stoornissen in het gebruik van alcohol, GHB, cocaïne en cannabis. Betrokkene heeft een zeer beperkt probleembesef en geen ziekte inzicht.
In een situatie uit zorg, aan zichzelf overgeleverd, is er een hoge kans op delictrecidivering. Te verwachten valt dat het angstniveau dan acuut toe zal nemen en de paranoïde psychotische dynamiek -al dan niet versterkt door middelengebruik- verder op zal stuwen, ook bij continuering van gebruik van antipsychotische medicatie. De kans op angstig, paranoïde psychotisch gemotiveerd gewelddadig gedrag, waarbij betrokkene zich door anderen belaagd of bedreigd weet neemt dan toe. Er is een hoog risico op gewelddadig gedrag in de breedte.
Betrokkene is een zeer kwetsbare man met een zeer beperkte leerbaarheid. De komende periode kan worden benut om een passende doorstroomvoorziening te zoeken en betrokkene hier zorgvuldig naar toe te leiden. Hierbij valt in het denken naar een FPA met -naast expertise met betrekking tot psychoseproblematiek- , ook expertise op het gebied van autisme, zoals bijvoorbeeld FPA De Boog in Warnsveld. Andere denkbaar passende voorzieningen betreffen FBW Het Witte Huis (eveneens gelegen op het terrein van GGZ Lentis Zuidlaren) en de eigen long care TMV voorziening, fysiek gelieerd aan de Van Mes- dagkliniek (betrokkene wil dit liever niet).
Geadviseerd wordt de maatregel tbs te verlengen met de duur van twee jaar.
Gedragskundig valt niet te verwachten dat over een jaar de behandeling/resocialisatie in die mate gevorderd is, dat dan voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging, of andere afschaling van de maatregel, aan de orde kan zijn.
4 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met twee jaar.
5 Het standpunt van betrokkene
De betrokkene heeft verzocht de verlenging te beperken tot één jaar.
Namens de betrokkene heeft de raadsman naar voren gebracht dat de betrokkene inmiddels negen jaar verblijft in de tbs-maatregel en dat het einde vooralsnog niet in zicht is. De raadsman geeft evenwel aan dat er op dit moment geen alternatief lijkt te zijn voor een verlenging van twee jaar. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om direct uitspraak te doen.
6 De beoordeling
De rechtbank is, gelet op de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling van de betrokkene vereist. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de tbs-maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank acht redengevend voor de verlenging van de tbs-maatregel dat uit het advies van de kliniek en de adviezen van de gedragsdeskundigen blijkt dat bij beëindiging van de tbs-maatregel het risico op gewelddadige recidive hoog is.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden met welke termijn de tbs-maatregel dient te worden verlengd. Volgens vaste jurisprudentie van het hof Arnhem-Leeuwarden wordt de tbs-maatregel in beginsel verlengd met twee jaren, tenzij te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig zijn die een beëindiging van de tbs-maatregel rechtvaardigen.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting volgt dat de betrokkene recentelijk – in april 2025 – tijdens een verlof betrokken is geweest bij een voorval in het dorp Zuidlaren. Als gevolg daarvan zijn de risico’s dusdanig opgelopen dat de betrokkene een time-out heeft gekregen, is teruggeplaatst naar het FPC en zijn verloven zijn opgeschort. De betrokkene verblijft op basis van een proefverlof inmiddels weer op de FPA, maar zijn vrijheden zijn momenteel beperkt en de betrokkene is vanwege het genoemde voorval, zijn problematiek en zijn beperkte leerbaarheid van de wachtlijst gehaald voor een beoogde uitstroom naar een open setting met 24-uurs zorg, de [naam]. De komende periode zal door alle betrokken partijen gezocht worden naar een andere, voor de betrokkene passende, doorstroomvoorziening, om de betrokkene daar zorgvuldig en geleidelijk naartoe te leiden. Gelet daarop, de bestaande problematiek van de betrokkene, en de risicoprognose adviseren zowel de kliniek als de psycholoog en de psychiater om de tbs-maatregel te verlengen met twee jaar. De kliniek en de deskundigen verwachten niet dat binnen een jaar de behandeling en resocialisatie in die mate gevorderd zullen zijn, dat beëindiging van de tbs-maatregel aan de orde kan zijn. De rechtbank kan zich in dat advies vinden en zal de tbs-maatregel daarom met twee jaar verlengen.
De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
7 De beslissing
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege van [betrokkene] met twee jaar.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Deze beslissing is gegeven door mr. D.H. Bakker, voorzitter, mr. J.M. Jongkind en mr. A. Talmricht, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Verheul en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2025.