Uitspraak inhoud

Civiel recht kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 11682949 UC EXPL 25-3889 CD/942

Verstekvonnis van 27 augustus 2025

in de zaak van

de stichting [eiseres], gevestigd in [vestigingsplaats] , eisende partij, gemachtigde: M. Verheij,

tegen:

[gedaagde], wonend in [woonplaats] , gedaagde partij, niet verschenen.

1 De procedure

1.1. De eisende partij heeft een dagvaarding uitgebracht. Zij heeft gevorderd dat de gedaagde partij wordt veroordeeld om een bedrag aan haar te betalen, vermeerderd met rente en een vergoeding voor gemaakte kosten, zoals in de dagvaarding is omschreven.

1.2. De gedaagde partij heeft daar niet (op tijd) op gereageerd en niet gevraagd om op een later moment alsnog te mogen reageren. Daarom heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.

1.3. Daarop volgt nu dit vonnis.

2 De kern van de zaak

2.1. Partijen hebben een overeenkomst gesloten voor de opvang van het kind van de gedaagde partij. Vóór de eerste opvangdag heeft de gedaagde partij de overeenkomst geannuleerd. De eisende partij maakt sindsdien aanspraak op betaling van een annuleringskostenvergoeding. De gedaagde partij heeft al een deel van het in rekening gebrachte bedrag betaald. Zij moet nog meer betalen. Alleen de in rekening gebrachte incassokosten is zij niet verschuldigd.

3 De achtergrond van de vordering

3.1. De gedaagde partij heeft op 20 juni 2024 een overeenkomst gesloten met de eisende partij, die vanaf 1 augustus 2024 vier dagen per week kinderopvang zou verlenen aan het kind van de gedaagde partij. Enkele dagen later hebben partijen afgesproken dat de opvang zou worden uitgebreid tot vijf dagen per week. De gedaagde partij zou daarvoor € 2.536,05 per maand moeten betalen.

3.2. Op 24 juli 2024 heeft de eisende partij het bericht ontvangen dat de overeenkomst werd geannuleerd. De eisende partij maakt nu aanspraak op betaling van een bedongen annuleringskostenvergoeding van € 1.881,70. Dat bedrag komt overeen met de opvangkosten die de gedaagde partij van 1 tot en met 23 augustus zou hebben moeten betalen als zij de overeenkomst niet zou hebben geannuleerd. Ook maakt de eisende partij aanspraak op vergoeding van wettelijke rente (die zij tot en met 26 maart 2025 heeft begroot op € 53,16) en incassokosten.

3.3. De gedaagde partij heeft inmiddels € 1.250,00 betaald. De eisende partij vordert het resterende bedrag in deze procedure.

4 De beoordeling

4.1. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen de eisende partij (een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf) en de gedaagde partij (een consument). Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook zonder dat de consument daar om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd.

4.2. De kantonrechter moet onder andere ambtshalve toetsen of een aantal essentiële informatieplichten is nageleefd. In dit geval gelden de informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De kantonrechter constateert dat alle toepasselijke essentiële informatieplichten zijn nageleefd: alle essentiële informatie van artikel 6:230m lid 1 BW, die vóór de totstandkoming van de overeenkomst moest worden verstrekt (waaronder informatie over het recht om de overeenkomst gedurende veertien dagen kosteloos te herroepen), is duidelijk vermeld in de offerte die aan de gedaagde partij is gestuurd. Nadat de gedaagde partij die offerte had geaccepteerd heeft de eisende partij alle daarin vermelde informatie (waaronder dus ook informatie over het recht om de overeenkomst te herroepen) ook nog op een duurzame gegevensdrager aan de gedaagde partij bevestigd, zoals bedoeld in artikel 6:230v lid 7 BW.[1]

4.3. De kantonrechter moet ook ambtshalve toetsen of in de overeenkomst en/of in de daarop van toepassing zijnde ‘Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016’ (hierna: algemene voorwaarden) en/of ‘Aanvullende algemene voorwaarden [eiseres] ’ (hierna: aanvullende voorwaarden) bedingen staan die niet de kern van de overeengekomen rechten en verplichtingen betreffen, maar die wel relevant zijn voor de beoordeling van de vordering. In deze procedure gaat het met name om de bedingen over annuleringskosten, over rente en over incassokosten. Die zal de kantonrechter nu achtereenvolgens beoordelen.

4.4. In artikel 5 van de overeenkomst is een algemene regeling over annuleringskosten opgenomen, die nader is uitgewerkt in artikel 7 van de algemene voorwaarden en met name in artikel 13 van de aanvullende voorwaarden. Kort gezegd worden voor annulering meer dan drie maanden voor de overeengekomen aanvangsdatum geen kosten in rekening gebracht en voor annulering tussen één en drie maanden voor de overeengekomen aanvangsdatum € 100,00 (minder als het overeengekomen maandbedrag lager is). Annulering minder dan een maand voor de overeengekomen aanvangsdatum wordt in het beding aangemerkt als een opzegging op de aanvangsdatum van de overeenkomst, waarvoor (corresponderend met de eveneens bedongen opzegtermijn van een maand) één keer het overeengekomen maandbedrag in rekening wordt gebracht.

4.5. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198, geoordeeld dat een dergelijk beding niet onredelijk bezwarend is voor consumenten. De Hoge Raad overwoog toen dat in een kinderopvangovereenkomst waarbij de overeengekomen vergoeding per maand wordt betaald een bedongen opzegtermijn van een maand geoorloofd is. De kinderopvangorganisatie heeft gedurende die maand nog recht op betaling, aldus de Hoge Raad (ook als de consument in die maand geen gebruik meer maakt van zijn recht op opvang). De kinderopvangorganisatie heeft immers een opvangplek vrijgehouden, zich beschikbaar gehouden om de overeengekomen opvangwerkzaamheden te verricht en daarvoor kosten gemaakt. Als de overeenkomst voortijdig wordt opgezegd zal de vrijgehouden opvangplek in de regel niet onmiddellijk door een ander kind kunnen worden ingevuld. Die kosten komen dan voor vergoeding in aanmerking. Een annulering binnen één maand voor de aanvangsdatum moet volgens de Hoge Raad worden aangemerkt als een opzegging op de aanvangsdatum. Ook in dat geval heeft de kinderopvangorganisatie recht op een maand betaling.

4.6. De kantonrechter overweegt dat het oordeel in deze procedure tussen de eisende partij en de gedaagde partij niet anders is. Het annuleringskostenbeding in artikel 5 van de overeenkomst, artikel 7 van de algemene voorwaarden en artikel 13 van de aanvullende voorwaarden komt inhoudelijk overeen met het beding waarover de Hoge Raad in zijn genoemde arrest heeft geoordeeld. En ook in de nu ter beoordeling voorliggende procedure geldt dat de kosten van de eisende partij voor vergoeding in aanmerking komen. Dat de eisende partij een hogere vergoeding heeft bedongen naarmate de annuleringsdatum dichterbij de aanvangsdatum ligt is begrijpelijk, omdat dan al meer werkzaamheden ten behoeve van de opvang zullen zijn uitgevoerd en de kans om op korte termijn een ander kind te plaatsen op de vrijgehouden opvangplek kleiner zal zijn.

4.7. Het enige verschil met de aan de Hoge Raad voorgelegde procedure is dat de gedaagde partij in de nu ter beoordeling voorliggende procedure na het sluiten van de overeenkomst óók nog (omdat de overeenkomst op afstand is gesloten) de mogelijkheid heeft gehad om de overeenkomst binnen veertien dagen kosteloos te herroepen. Van die mogelijkheid, waarover zij duidelijk is geïnformeerd, heeft de gedaagde partij echter geen gebruik gemaakt. In plaats daarvan heeft zij de overeenkomst op een later moment, een week voor de overeengekomen aanvangsdatum, geannuleerd, waardoor de eisende partij, ter dekking van haar kosten, recht heeft op de bedongen annuleringskostenvergoeding.

4.8. Overigens maakt de eisende partij aanspraak op een lager bedrag dan het bedongen bedrag: zij heeft (niet onredelijk bezwarend) bedongen dat voor een annulering minder dan een maand voor de overeengekomen aanvangsdatum één keer het overeengekomen maandbedrag in rekening kan worden gebracht. Zij had dus, uitgaande van de overeengekomen aanvangsdatum 1 augustus 2024, aanspraak kunnen maken op de tot en met 31 augustus 2024 verschuldigde vergoeding van € 2.536,05. De eisende partij gaat echter uit van de datum van ontvangst van de annulering op 24 juli 2024 en maakt daardoor slechts aanspraak op vergoeding tot en met 23 augustus 2024 (te weten € 1.881,70). Uit het voorgaande volgt dat die aanspraak rechtsgeldig is.

4.9. De eisende partij maakt ook rechtsgeldig aanspraak op wettelijke rente. Zij heeft daarover iets bedongen in artikel 17 lid 5 (in samenhang met artikel 17 lid 4) van de algemene voorwaarden. Dit beding komt inhoudelijk overeen met de wettelijke regeling over de verschuldigdheid van rente en is daarom per definitie niet onredelijk bezwarend.

4.10. De eisende partij vordert daarnaast een vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. In artikel 7 lid 6 van de overeenkomst, artikel 17 lid 6 van de algemene voorwaarden en artikel 14 lid 6 van de aanvullende voorwaarden staat een incassokostenbeding, wat er kort gezegd op neerkomt dat in geval van achterstallige facturen buitengerechtelijke kosten in rekening kunnen worden gebracht en dat de omvang daarvan wettelijk is beperkt.

4.11. De kantonrechter overweegt dat de omvang van de in rekening te brengen incassokostenvergoeding inderdaad wettelijk is beperkt, namelijk in artikel 6:96 lid 5 BW en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: Besluit). Maar de wetgever heeft niet alleen de omvang beperkt. In artikel 6:96 lid 6 BW is óók benadrukt dat die vergoeding niet meteen bij het ontstaan van een betalingsachterstand is verschuldigd, maar dat éérst een aanmaningsbrief, de zogenoemde veertiendagenbrief, moet worden verstuurd, waarin een termijn van veertien dagen moet worden vermeld, waarbinnen het verschuldigde bedrag nog zonder extra kosten kan worden betaald.[2]

4.12. De mogelijkheid om een achterstand nog zonder aanvullende kosten in te lossen ontbreekt in de overeenkomst en ook in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden en aanvullende voorwaarden is die mogelijkheid niet vermeld, waardoor incassokosten kennelijk direct in rekening kunnen worden gebracht. Daarmee wijkt het beding ten nadele van consumenten zoals de gedaagde partij aanzienlijk af van de wettelijke regeling over de vergoeding van incassokosten en dat maakt het beding onredelijk bezwarend. Daarom wordt het beding door de kantonrechter vernietigd en als gevolg daarvan heeft de eisende partij geen recht op enige vergoeding voor gemaakte incassokosten.

4.13. De conclusie is dat de eisende partij recht heeft op € 1.881,70, vermeerderd met de wettelijke rente daarover (tot en met 26 maart 2025 begroot op € 53,16) tot de voldoening, waarop het door de gedaagde partij reeds betaalde bedrag van € 1.250,00 in mindering strekt. Aldus zal de kantonrechter (€ 1.881,70 + 53,16 = € 1.934,86 -/- € 1.250,00 =) € 684,86 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over (€ 684,86 -/- € 53,16 =) € 631,70 vanaf 27 maart 2025 tot de voldoening, omdat dit hem niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt.

4.14. De vordering is grotendeels toewijsbaar. Daarom wordt de gedaagde partij in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. De kosten van de eisende partij worden begroot op:

  • dagvaarding € 146,14

  • griffierecht € 340,00

  • salaris gemachtigde € 82,00 (1 punt x tarief € 82,00)

- nakosten € 41,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)

Totaal € 609,14

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1. veroordeelt de gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting € 684,86 aan de eisende partij te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 631,70 vanaf 27 maart 2025 tot de voldoening;

5.2. veroordeelt de gedaagde partij om binnen veertien dagen na aanschrijving de proceskosten van € 609,14 te betalen; als de gedaagde partij niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, moet de gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;

5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.

De eisende partij verwijst in de offerte en de bevestiging met hyperlinks naar toepasselijke algemene voorwaarden en aanvullende voorwaarden. Die zijn niet op een duurzame gegevensdrager verstrekt, maar dat hoeft ook niet. Artikel 6:230v lid 7 BW eist immers alleen dat de in artikel 6:230m lid 1 BW vermelde informatie op een duurzame gegevensdrager wordt bevestigd. Dat is gebeurd. Andere informatie, zoals de in de algemene voorwaarden en aanvullende voorwaarden opgenomen informatie, mag ook op andere wijze worden verstrekt (zie ook artikel 6:233 onder b BW in samenhang met artikel 6:234 BW). Alleen als voor de in artikel 6:230m lid 1 BW vermelde informatie gebruik wordt gemaakt van algemene voorwaarden, moeten die voorwaarden op een duurzame gegevensdrager worden verstrekt.

Dit is door de Hoge Raad nog verduidelijkt in het arrest van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.


Voetnoten

De eisende partij verwijst in de offerte en de bevestiging met hyperlinks naar toepasselijke algemene voorwaarden en aanvullende voorwaarden. Die zijn niet op een duurzame gegevensdrager verstrekt, maar dat hoeft ook niet. Artikel 6:230v lid 7 BW eist immers alleen dat de in artikel 6:230m lid 1 BW vermelde informatie op een duurzame gegevensdrager wordt bevestigd. Dat is gebeurd. Andere informatie, zoals de in de algemene voorwaarden en aanvullende voorwaarden opgenomen informatie, mag ook op andere wijze worden verstrekt (zie ook artikel 6:233 onder b BW in samenhang met artikel 6:234 BW). Alleen als voor de in artikel 6:230m lid 1 BW vermelde informatie gebruik wordt gemaakt van algemene voorwaarden, moeten die voorwaarden op een duurzame gegevensdrager worden verstrekt.

Dit is door de Hoge Raad nog verduidelijkt in het arrest van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.