ECLI:NL:RBMNE:2025:4709 - Rechtbank Midden-Nederland - 14 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3880
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, verweerder (gemachtigde: mr. D. Koopmans).
Procesverloop
1.1 In de beschikking van 26 april 2023 heeft de heffingsambtenaar aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Eiser heeft tegen deze naheffingsaanslag bezwaar gemaakt.
1.2 Met de uitspraak op bezwaar van 17 augustus 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.3 Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.4 De zaak is behandeld op de zitting van 30 juli 2025. Eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar hebben deelgenomen aan de zitting.
Overwegingen
-
Op 15 april 2023 stond het voertuig van eiser met kenteken [kenteken] geparkeerd op de Admiraal van Gentstraat in Utrecht, zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was voldaan. Naar aanleiding hiervan is de naheffingsaanslag met aanslagnummer [nummer] om 10:04 uur opgelegd.
-
Eiser voert aan dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd. Hij was op dat moment aan het laden en lossen. Op grond van de foto’s is het volgens eiser onmogelijk om te concluderen dat er geen sprake was van “onmiddellijk laden en lossen”. De foto's zijn gemaakt door een voorbijrijdende auto, de betreffende verbalisant heeft klaarblijkelijk niet de moeite genomen te checken of er wel of geen sprake was van vervoer van goederen. Dat was er wel; de goederen werden op dat moment afgeleverd op een hogerop gelegen bordes van de woning naast de auto, terwijl de alarmlichten aanstonden ter indicatie van het tijdelijk stilstaan. Eiser ziet niet in hoe hij op een andere manier aan had kunnen geven dat er sprake was van laden en lossen. Tijdens de zitting heeft eiser toegelicht dat het om een zaagtafel ging die hij ging afleveren bij zijn zoon.
-
De heffingsambtenaar licht toe dat artikel 225, lid 2 van de Gemeentewet bepaalt, dat onder parkeren wordt verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden en lossen van zaken, op de binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden. Volgens vaste rechtspraak moet het bij het onmiddellijk laden of lossen van zaken gaan om het bij voortduring inladen of uitladen van zaken van enige omvang of enig gewicht, onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht en gedurende de tijd die daarvoor nodig is. De bewijslast dat hier sprake van is rust op eiser. De heffingsambtenaar is van mening dat er geen sprake is van onmiddellijk laden en lossen van zaken. Vervolgens geeft de heffingsambtenaar de werkwijze weer, waarbij er geen naheffingsaanslag wordt opgelegd als uit de foto’s duidelijk blijkt dat sprake is van laden en lossen. Als er daarna door de deskcontrol medewerker getwijfeld wordt of de aanslag terecht is opgelegd, hij kan besluiten om alsnog een parkeercontroleur ter plaatse te laten controleren. Daarvan kan sprake zijn als iemand in het voertuig zit of als de lampen aan staan. In dit geval is er volgens de heffingsambtenaar geen aanleiding geweest om te twijfelen of er al dan niet sprake was van parkeren. Daarom heeft er geen nacontrole plaatsgevonden. Uit de foto’s blijkt niet dat er sprake is van directe laad/los activiteiten, open portieren c.q. laadklep dan wel of sprake is van brandende verlichting. Ook staan er geen personen op het door eiser genoemde bordes, zijn de voordeuren van de woningen gesloten en zijn er geen goederen op het bordes waar te nemen. Tijdens de zitting heeft de heffingsambtenaar toegelicht dat het ook echt moet gaan om zaken die moeilijk anders dan met een auto vervoerd kunnen worden. De bewijslast hiervoor ligt ook bij de bestuurder.
[1] Op de vraag van eiser hoe hij, terwijl hij alleen was had kunnen aantonen dat hij aan het laden en lossen was heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat hij een bord met tekst achter zijn raam had kunnen zetten en bijvoorbeeld getuigenverklaringen had kunnen indienen bij zijn bezwaar dat het om het afleveren van een zaagtafel ging. -
De rechtbank kan de heffingsambtenaar hierin volgen en is dan ook van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Op het moment dat iemand zijn auto neerzet op een plek waar normaal gesproken voor moet worden betaald, en daarbij gebruik wilt maken van een uitzondering op die regel, zoals voor het onmiddellijk laden en lossen, dan moet de bestuurder kunnen aantonen dat daar sprake van is. Dat heeft eiser niet gedaan. Op de door de heffingsambtenaar aangeleverde foto’s blijkt niet dat er een zaagtafel wordt afgeleverd en ook is niet te zien dat de knipperlichten van eisers auto brandden.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser de naheffingsaanslag moet betalen. Er is daarom geen aanleiding voor de vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. van Es – de Vries, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2025.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
ECLI:NL:GHARL:2023:4797 en ECLI:NL:HR:2025:90.