Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:4579 - Rechtbank Midden-Nederland - 27 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:457927 augustus 2025

Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht Kantonrechter

Zittingsplaats Utrecht

Zaaknummer: 11570652 \ UC EXPL 25-1687

Vonnis van 27 augustus 2025

in de zaak van

de rechtspersoon naar buitenlands recht [eiseres] AG, gevestigd te [vestigingsplaats] (Zwitserland), eisende partij, hierna te noemen: [eiseres] , gemachtigde: E.A.P. van Lith,

tegen

[gedaagde], wonend te [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , gemachtigde: mr. A.M.P.M. Adank.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding- de conclusie van antwoord- het bericht van [eiseres] van 23 mei 2025- het bericht van [gedaagde] van 17 juni 2025- het bericht van [eiseres] van 15 juli 2025.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Waar deze zaak over gaat

2.1. [gedaagde] heeft in oktober 2020 zaken besteld op de site [website] en daarbij gekozen voor achteraf betalen. De vordering van [bedrijf] is gecedeerd aan [eiseres] . [eiseres] vraagt betaling van het restant van de koopprijs vermeerderd met rente en kosten.

2.2. [gedaagde] voert verweer en vraagt om de vordering van [eiseres] af te wijzen met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.

2.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3 De beoordeling

De Nederlandse kantonrechter is bevoegd en moet Nederlands recht toepassen

3.1. Omdat [eiseres] is gevestigd in Zwitserland en [gedaagde] in Nederland woont, heeft deze zaak een internationaal karakter. Dit houdt in dat de kantonrechter ambtshalve de vraag moet beantwoorden of de Nederlandse rechter bevoegd is om deze zaak te behandelen. Nederland en Zwitserland zijn beide partij bij het Verdrag van Lugano 2007. Omdat [gedaagde] een consument is en in Nederland woont, is op grond van dit verdrag de Nederlandse rechter bevoegd.[1]

3.2. Verder moet beoordeeld worden welk recht van toepassing is. [eiseres] heeft door middel van cessie een vordering uit hoofde van een consumentenovereenkomst (tussen [bedrijf] en [gedaagde] ) overgedragen gekregen. Voor zover de gecedeerde vordering al een internationaal karakter heeft, geldt dat de betrekking tussen [eiseres] en [gedaagde] wordt beheerst door het recht dat op de gecedeerde vordering van toepassing is.[2] [gedaagde] heeft ten opzichte van [bedrijf] als consument gehandeld. Daarom is op grond van artikel 6 lid 1 Rome I-Verordening Nederlands recht van toepassing.

De procedure wordt niet doorgehaald

3.3. [eiseres] heeft in haar bericht van 23 mei 2025 gevraagd om doorhaling van de procedure. [gedaagde] heeft laten weten daarmee alleen in te stemmen onder voorwaarde dat zijn aan de Raad voor Rechtsbijstand betaalde eigen bijdrage van € 176,00 door [eiseres] vergoed zou worden. [eiseres] is niet akkoord gegaan met dit voorstel van [gedaagde] . Er is dus geen gezamenlijk verzoek tot doorhaling, zodat het verzoek van [eiseres] niet kan worden gehonoreerd.[3]

De vordering van [eiseres] wordt afgewezen

3.4. [gedaagde] heeft in de conclusie van antwoord onderbouwd gesteld dat de vordering van [eiseres] - voor zover die al bestaat - is verjaard. Er is sprake van consumentenkoop en de vordering tot betaling van de koopprijs verjaart dan na twee jaar.[4] [eiseres] heeft daar niets tegen ingebracht, zodat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen omdat die is verjaard.

De proceskosten

3.5. [eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot € 196,00, te weten de € 176,00 die [eiseres] als eigen bijdrage heeft moeten betalen en € 20,00 aan nakosten. De kantonrechter komt tot deze begroting omdat sprake is van nodeloos gemaakte kosten. [eiseres] schrijft immers zelf dat een laatste betalingsherinnering is verstuurd op 21 december 2021, zodat de vordering al ruimschoots voor het uitbrengen van de dagvaarding was verjaard.

4 De beslissing

De kantonrechter

4.1. wijst de vorderingen van [eiseres] af,

4.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 196,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.L Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2025.

Artikel 15 en 16 van het Verdrag van Lugano 2007.

Artikel 14 lid 2 Verordening (EG) 593/2008 (Rome I)

Artikel 246 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Artikel 7:28 Burgerlijk Wetboek


Voetnoten

Artikel 15 en 16 van het Verdrag van Lugano 2007.

Artikel 14 lid 2 Verordening (EG) 593/2008 (Rome I)

Artikel 246 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Artikel 7:28 Burgerlijk Wetboek