Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:3824 - Geen arbeidsovereenkomst ondanks akkoord over primaire arbeidsvoorwaarden - 24 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:382424 juli 2025

Essentie

De rechtbank oordeelt dat geen arbeidsovereenkomst tot stand komt als partijen alleen over de essentiële voorwaarden (loon, uren) overeenstemming hebben. Een sollicitant mag er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat een contract volgt als er nog geen akkoord is over de overige, gebruikelijke bepalingen.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Civiel recht kantonrechter

locatie Utrecht

zaaknummer: 11717622 AE VERZ 25-33 AP/1183

Beschikking van 24 juli 2025

inzake

[verzoeker], wonende te [woonplaats] , verder ook te noemen [verzoeker] , verzoekende partij, gemachtigde: mr. J.T. Groot (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.),

tegen:

de besloten vennootschap [verweerder] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , verder ook te noemen [verweerder] , verwerende partij, gemachtigde: mr. O.M. Bos-Steenbergen.

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kantonrechter gaat uit van de volgende stukken:

1.2. Op 17 juli 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [verzoeker] is verschenen met haar gemachtigde, mr. J.T. Groot. Namens [verweerder] zijn verschenen mevrouw [A] (HR manager) en mevrouw [B] (Director Product & Development, verder ook te noemen [B] ) met hun advocaat, mr. O.M. Bos-Steenbergen. Partijen hebben op elkaars standpunten gereageerd en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van de mondelinge behandeling.

1.3. De beschikking is bepaald op vandaag.

2 De kern van de zaak

De kernvragen in deze procedure zijn of er overeenstemming tussen partijen is bereikt over een arbeidsovereenkomst en als dat niet zo is of [verzoeker] er gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat dat alsnog zou gebeuren. In alle gevallen wil [verzoeker] een vergoeding. De kantonrechter wijst de verzoeken van [verzoeker] af.

3 De achtergrond van het geschil

3.1. Op 10 februari 2025 heeft [verzoeker] gesolliciteerd bij [verweerder] voor de functie van Product Lead Financieel Domein. Er hebben in totaal vier sollicitatiegesprekken plaatsgevonden met acht verschillende personen. [verzoeker] heeft van [B] een rondleiding gekregen door het gebouw en er zijn een aantal telefoongesprekken gevoerd en e-mails gestuurd.

3.2. Op 18 maart 2025 heeft een arbeidsvoorwaardengesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] , [B] en de heer [C] (Head of Product). Er zijn afspraken gemaakt over de ingangsdatum (1 april 2025), het loon, de uren-omvang, het aantal vakantiedagen, de pensioenpremie, de reisvergoeding, telefoon, lunchgeld en thuiswerkvergoeding.

3.3. [verweerder] heeft de gemaakte afspraak in een e-mail van 19 maart 2025 aan [verzoeker] bevestigd. In de e-mail staat onder andere: “Wanneer wij een schriftelijke bevestiging hiervan ontvangen, zullen wij een compleet arbeidscontract gaan opmaken.” Een pro-formaloonstrook en het arbeidsreglement zijn bij de e-mail gevoegd.

3.4. In een e-mail van 20 maart 2025 stelt [verzoeker] een aantal vragen over het (premievrij) pensioen en de onjuiste vermelding van het aantal te werken uren en geeft zij aan onder voorbehoud van de antwoorden op die vragen verder akkoord te zijn.

3.5. Op 24 maart 2025 heeft [verweerder] [verzoeker] de schriftelijke arbeidsovereenkomst gestuurd, ter ondertekening. [verzoeker] heeft geconstateerd dat in die arbeidsovereenkomst een aanzienlijk aantal artikelen stond waar partijen niet over hadden gesproken en waarmee zij ook niet wilde instemmen. [verzoeker] heeft geprobeerd de heer [C] daarover te bellen, maar het gesprek werd op dat moment niet beantwoord.

3.6. [verzoeker] heeft vervolgens op 25 maart 2025 een e-mail gestuurd aan de HR afdeling van [verweerder] , met [B] in de cc. Bij de e-mail zat een word-document waarin [verzoeker] heeft aangegeven met welke artikelen zij niet instemde. Het betrof in totaal 16 artikelen. Voor het overgrote deel is het commentaar beperkt tot ‘Niet besproken, niet akkoord’. In de e-mail geeft [verzoeker] aan: “Mijn vragen en opmerkingen heb ik artikelsgewijs opgenomen in bijgesloten Word document. Graag jullie aandacht en medewerking hiervoor, waarvoor alvast bedankt!”

3.7. Op 25 maart 2025 heeft [B] telefonisch contact opgenomen met [verzoeker] . Zij heeft haar verbazing uitgesproken over het aantal bepalingen waar [verzoeker] niet mee akkoord ging en de manier waarop zij dat had gecommuniceerd. Namens [verweerder] heeft zij vervolgens gezegd dat [verweerder] de sollicitatieprocedure en de onderhandelingen over de inhoud van de arbeidsovereenkomst niet zou voortzetten.

3.8. In een e-mail van 27 maart 2025 aan [B] stelt [verzoeker] ervan uit te gaan dat [verweerder] blijft bij haar besluit om af te zien van de samenwerking.

3.9. Op 31 maart 2025 bevestigt [B] dat er volgens [verweerder] geen arbeidsverhouding tot stand is gekomen.

4 De beoordeling

4.1. De kantonrechter wijst de verzoeken van [verzoeker] af. Hieronder wordt uitgelegd waarom.

4.2. De kantonrechter stelt bij haar beoordeling het volgende voorop. Een arbeidsovereenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan[1]. Ook de bepalingen over de wilsverklaring[2] en de vertrouwensleer[3] zijn op de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst van toepassing. Daarbij speelt mede een rol hetgeen partijen, gelet op elkaars verklaringen en gedragingen, over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten[4].

4.3. Partijen zijn een sollicitatieprocedure met elkaar ingegaan. Dat traject is naar zijn aard bedoeld om te bezien of de kandidaat in kwestie geschikt is voor een vacante functie. Afhankelijk van de functie kan een sollicitatieprocedure soms meerdere rondes en gesprekken omvatten. Partijen in een sollicitatieprocedure staat het, ook al is de procedure al in een vergevorderd stadium, in hoge mate vrij op enig moment te besluiten om toch niet met elkaar in zee te gaan. Een sollicitant mag in een sollicitatieprocedure dan ook niet te snel aannemen dat er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen of zal komen. Bepalend is of de aspirant-werkgever zijn kennelijke wil kenbaar heeft gemaakt om een definitieve arbeidsovereenkomst aan te gaan of dat er nog stappen moeten worden gemaakt ter afronding van dat proces. Daarnaast is van belang of de sollicitant er in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een arbeidsovereenkomst tot stand zou komen. Met gerechtvaardigd vertrouwen wordt niet alleen bedoeld welk gevoel en welke verwachting de kandidaat heeft op basis van de tot dan toe gevoerde gesprekken, maar ook welke objectief bepaalbare aanwijzingen aan dat vertrouwen ten grondslag liggen. Hoe zwaarder de functie, hoe hoger de eisen die mogen worden gesteld aan de totstandkoming van een (eventuele) arbeidsovereenkomst.

4.4. In dit geval zijn er tussen partijen aantal gesprekken gevoerd, waarin is gekeken of [verzoeker] beschikte over de vereiste vaardigheden, of zij binnen het team zou passen en waarin is gesproken over een aantal essentiële zaken zoals het salaris en de urenomvang. Op basis van die gesprekken waren beide partijen positief over het vooruitzicht met elkaar te gaan samenwerken en hebben dat vertrouwen ook naar elkaar uitgesproken. Het welkom heten van [verzoeker] bij de organisatie moet in dat licht worden gezien. Dat partijen het op hoofdzaken eens zijn betekent echter niet zonder meer dat er ook al een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen of naar alle waarschijnlijkheid zal komen. [verweerder] heeft er in de e-mail van 19 maart 2025 nadrukkelijk op gewezen dat er nog een schriftelijke arbeidsovereenkomst zou worden opgestuurd. Het ligt in de lijn der verwachting dat daar meer in staat dan het selecte aantal voorwaarden waar partijen het tot dat moment over eens zijn geworden. De beoogde functie van [verzoeker] is bovendien van dien aard dat van haar verwacht mag worden dat zij zich realiseert dat een arbeidsovereenkomst op dat niveau doorgaans meer omvat dan de summiere punten die in de e-mail van 19 maart 2025 door [verweerder] waren bevestigd. Daarbij merkt de kantonrechter op dat de voorwaarden in de arbeidsovereenkomst waarmee [verzoeker] het uiteindelijk niet eens was voorwaarden zijn waarvan het op zich redelijk gebruikelijk is dat zij in arbeidsovereenkomsten (kunnen) worden opgenomen. Dat betekent niet dat [verzoeker] daar om die reden mee zou moeten instemmen, maar wel dat zij er bedacht op had moeten zijn dat die voorwaarden in de arbeidsovereenkomst zullen staan en dat daar mogelijk nog over overlegd zal moeten worden. Partijen waren er, ondanks het wederzijdse vertrouwen dat het wel goed zou komen, simpelweg nog niet. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerder] ook niet de indruk heeft gewekt dat dat wel zo was. Er is daarom naar het oordeel van de kantonrechter geen arbeidsovereenkomst tot stand gekomen. Omdat er geen arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen hoeven de verzochte vergoedingen die verband houden met de beëindiging daarvan niet te worden besproken.

4.5. De kantonrechter oordeelt dat [verzoeker] er ook nog niet gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er een arbeidsovereenkomst tot stand zou komen en er geen sprake is van het onrechtmatig afbreken van onderhandelingen. Over een flink aantal gebruikelijke voorwaarden in de arbeidsovereenkomst was nog niet gesproken tussen partijen en [verzoeker] heeft duidelijk laten weten niet in te stemmen met de voorwaarden die [verweerder] in de arbeidsovereenkomst had opgenomen. De wijze waarop zij dat heeft gedaan was voor [verweerder] de reden om daarover niet verder te onderhandelen met [verzoeker] . [verweerder] had er geen vertrouwen meer in dat het tot een vruchtbare samenwerking zou kunnen komen en wilde daarom niet verder in gesprek met [verzoeker] . De kantonrechter vindt dat niet onbegrijpelijk en daarom hoeft [verweerder] ook de vergoeding die op die grondslag is verzocht niet te betalen. Alle verzoeken van [verzoeker] zullen daarom worden afgewezen.

4.6. De proceskosten komen voor rekening van [verzoeker] , omdat haar verzoeken worden afgewezen. De proceskosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing,

4.7. De proceskosten zullen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard als verzocht. Dat betekent dat [verzoeker] ze meteen moet betalen, ook als zij in hoger beroep gaat.

5 De beslissing

De kantonrechter:

5.1. wijst de verzoeken van [verzoeker] af;

5.2. veroordeelt [verzoeker] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [verweerder] , tot de uitspraak van deze beschikking begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten), te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend;

5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. I.L. Rijnbout, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025.

als bedoeld in artikel 6:217 Burgerlijke Wetboek

artikel 3:33 Burgerlijk Wetboek

artikel 3:35 Burgerlijk Wetboek

zie de conclusie van de A-G bij de Hoge Raad van 31 mei 2013, ECLI:NL:PHR:2013:BZ5355, vgl. ook gerechtshof Amsterdam, 29 november 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BV7208


Voetnoten

als bedoeld in artikel 6:217 Burgerlijke Wetboek

artikel 3:33 Burgerlijk Wetboek

artikel 3:35 Burgerlijk Wetboek

zie de conclusie van de A-G bij de Hoge Raad van 31 mei 2013, ECLI:NL:PHR:2013:BZ5355, vgl. ook gerechtshof Amsterdam, 29 november 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BV7208