Terug naar bibliotheek
Rechtbank Midden-Nederland

ECLI:NL:RBMNE:2025:3536 - Rechtbank Midden-Nederland - 21 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBMNE:2025:353621 juli 2025

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht
Civiel RechtInformatierecht

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 24/157

(gemachtigde: mr. J. Visscher),

en

(gemachtigde: mr. J.A. van Kippersluis).

Procesverloop

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van het college dat ziet op het niet staken van de verwerking van zijn persoonsgegevens als bedoeld in artikel 21 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De verwerking van de persoonsgegevens houdt verband met de aanmelding persoonsgerichte aanpak (PGA).

1.1. Met het bestreden besluit van 23 november 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.

1.2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

1.1. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 1 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Wat is er gebeurd?

  1. Op 22 december 2022 is eiser via de politie aangemeld voor een PGA. De PGA is een samenwerking tussen verschillende partners in de gemeente Amersfoort die actief zijn op het gebied van hulpverlening en veiligheid. Het is een constructie waaraan de verschillende partners gezamenlijk uitvoering geven om de veiligheid en openbare orde in de gemeente te waarborgen. In het Convenant Privacyreglement Lokale Persoonsgerichte Aanpak (het Convenant) zijn de afspraken tussen de partners vastgelegd. Tussen de partners worden persoonsgegevens over de betrokkene uitgewisseld. De redenen hiervoor zijn vastgelegd in het Convenant. Reden voor de aanmelding van eiser was dat de politie meende dat sprake was van herhaalde klachten van omwonenden over woonoverlast en dat pogingen om met eiser hierover in gesprek te gaan op niets uitliepen.

  2. Bij brief van 8 februari 2024 heeft het college aan eiser laten weten dat zijn PGA-dossier werd gesloten, omdat er geen sprake meer was van (ernstige) overlast en/of politieregistraties. Het college heeft eiser erover geïnformeerd dat zijn gegevens niet langer tussen de partners werden gedeeld, maar nog enige tijd (twee jaar) in het bestand zouden blijven bestaan.

De beoordeling van de rechtbank

  1. De rechtbank beoordeelt in deze procedure of het college terecht de persoonsgegevens van eiser in verband met de aanmelding PGA heeft verwerkt en of er redenen zijn om de verwerking te staken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.

  2. De rechtbank oordeelt dat sprake is van een rechtmatige verwerking van de persoonsgegevens van eiser en dat de verwerking niet hoeft te worden gestaakt*.* Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Heeft eiser procesbelang?

  1. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens, omdat hij vindt dat hij is aangetast in zijn eer en goede naam en dat sprake is van onrechtmatige en onterechte verwerking van zijn gegevens. Daarbij heeft eiser gesteld dat hij een net persoon is en dat zijn toekomstperspectief door de opname in de PGA wordt verslechterd. Volgens eiser is de aanmelding bij de PGA bovendien niet controleerbaar en niet te rechtvaardigen, omdat de feitelijke grondslag ontbreekt. Om die reden mochten zijn persoonsgegevens niet worden verwerkt, aldus eiser. De reputatieschade wenst eiser in een andere procedure te verhalen.

  2. Het college stelt dat eiser geen belang heeft bij deze procedure, omdat er geen sprake is van reputatieschade en er geen doorlopende verwerking van zijn persoonsgegevens bestaat. Door de afsluitbrief van 8 februari 2024 is de gegevensverwerking immers gestopt.

  3. In tegenstelling tot wat het college stelt, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank belang bij beantwoording van de vraag of sprake is van een rechtmatige opname in de PGA. Eiser stelt immers reputatieschade te hebben geleden door de opname in de PGA. Dat eiser als gevolg van de opname in de PGA schade heeft geleden, is op voorhand niet onaannemelijk. Als immers komt vast te staan dat eiser onterecht in de PGA is opgenomen, is hij binnen de integrale aanpak bekend komen te staan als overlastgever, terwijl hij niet tot die categorie mocht worden geschaard. Hieruit kan reputatieschade ontstaan. Verder volgt de rechtbank het college niet in het standpunt dat geen sprake meer is van doorlopende verwerking van zijn persoonsgegevens. In de brief van 8 februari 2024 heeft het college geschreven dat de gegevens van eiser niet langer meer werden gedeeld, maar nog wel enige tijd in haar bestand bleven bestaan. Als er na twee jaar nog geen sprake was van nieuwe overlast, zouden de gegevens over de PGA definitief worden verwijderd. De rechtbank overweegt dat het begrip verwerking (ook) wordt gedefinieerd als het opslaan van persoonsgegevens.[1] Het bewaren van de persoonsgegevens is daarom een vorm van verwerking. Hierdoor staat vast dat de verwerking van de gegevens van eiser op dit moment nog tot 8 februari 2026 plaatsvindt. Er is dus sprake van een doorlopende verwerking. Gelet op het bovenstaande komt vast te staan dat eiser belang heeft bij deze procedure.

  4. Het college heeft het bezwaar van eiser behandeld als een beroep op staking van de verwerking van zijn persoonsgegevens.[2] Het college heeft daarbij beoordeeld dat er dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking van de persoonsgegevens aanwezig zijn, die in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van eiser om de verwerking van de persoonsgegevens in het kader van de PGA te staken. Het college heeft zich zowel schriftelijk als op zitting op het standpunt gesteld dat de vraag of de aanmelding van eiser voor de PGA onrechtmatig is, geen punt is dat in deze procedure aan de orde komt. Het college heeft dit desondanks wel in het primaire besluit beoordeeld en is daarbij tot de conclusie gekomen dat de verwerking rechtmatig was. In het bestreden besluit heeft het college volstaan met een belangenafweging. Naar het oordeel van de rechtbank dient in deze procedure te worden beoordeeld of in het licht van de aangevoerde beroepsgronden de verwerking van eisers persoonsgegevens rechtmatig is geweest.[3] De rechtbank gaat daartoe hieronder over. Is de verwerking van eisers persoonsgegevens rechtmatig?

  5. Om de persoonsgegevens rechtmatig te mogen verwerken moet de verwerking noodzakelijk zijn voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de gemeente is opgedragen.[4] Daarvoor moet allereerst beoordeeld worden of het doel waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt welbepaald en uitdrukkelijk is omschreven. Vervolgens moet worden beoordeeld of met de aan de orde zijnde verwerking van de persoonsgegevens het doel daadwerkelijk wordt bereikt. Het doel moet dan passen binnen de taak van algemeen belang. Ook moet de verwerking noodzakelijk zijn.

Is het doel van de verwerking welbepaald en uitdrukkelijk omschreven?

  1. Na de aanmelding houdt het college met beperkte informatie het verloop van de lokale PGA bij. Daarvoor verwerkt de gemeente de persoonsgegevens van de betrokkene.[5] Het doel van die verwerking is het beschermen van de openbare orde en de veiligheid in de gemeente, door het vaststellen en uitvoeren van de PGA voor de inwoner die door zijn gedrag herhaaldelijk de openbare orde verstoort en/of herhaaldelijk de veiligheid van zichzelf of van anderen bedreigt.[6] Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank het doel van de verwerking welbepaald en uitdrukkelijk omschreven.[7]

Wordt met de gegevensverwerking een taak van algemeen belang vervuld?

  1. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde.[8] Het doel van de verwerking vloeit voort uit de verplichting van de burgemeester om de openbare orde te handhaven. Dat is een taak van algemeen belang, zodat de verwerking van persoonsgegevens door de burgemeester (en daarmee het college) een vervulling van die taak is.

Is de verwerking van eisers persoonsgegevens noodzakelijk?

  1. Eiser is aangemeld voor de PGA, omdat het college meende dat eiser voldeed aan de criteria voor een aanmelding.[9] Een aanmelding voor de PGA kan plaatsvinden als 1) een ketenpartner op basis van herhaalde contacten en interventies meent dat het voortzetten van interventies vanuit de eigen keten niet volstaat, 2) het gedrag of de problematiek een integrale aanpak vanuit twee of meer ketens noodzakelijk maakt en 3) als minimaal twee politieregistraties in een periode van twaalf maanden zijn gebleken die zien op het verstoren van de openbare orde en of het bedreigen van de veiligheid van de inwoner zelf of zijn omgeving. Deze criteria zijn naar het oordeel ook voldoende duidelijk en nauwkeurig en de toepassing daarvan zijn gebaseerd op de wettelijke verplichtingen ter vervulling van de handhaving van de openbare orde.

Is aan de criteria tot deelname aan PGA voldaan en zijn daarbij waarborgen in acht genomen?

  1. De rechtbank mag uitgaan van de juistheid van de inhoud van een op ambtseed opgemaakte bestuurlijke rapportage, tenzij er aanwijzingen zijn die aanleiding geven hierover te twijfelen. Eiser heeft in deze procedure niet geconcretiseerd welke feiten en omstandigheden naar zijn mening niet kloppen, terwijl wel is gebleken dat hij op 26 januari 2023 een gezamenlijk gesprek heeft gehad waarbij hij over de situatie is ingelicht. Het had daarom op zijn weg gelegen om op dit punt meer inzicht in de situatie te verschaffen en dit verder te onderbouwen. De rechtbank ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor het standpunt dat de inhoud van de bestuurlijke rapportage onvoldoende feitelijke grondslag biedt voor de aanmelding PGA. Het document met daarin opgenomen een lijst van buren biedt onvoldoende onderbouwing om niet uit te gaan van de juistheid van de bestuurlijke rapportage. Deze is namelijk onvoldoende verifieerbaar en er bestaat onduidelijkheid over de totstandkoming daarvan. Dit betekent dat de rechtbank hierna van de juistheid van de bestuurlijke rapportage uitgaat.

  2. Uit het dossier dat de rechtbank ter beschikking staat, leidt de rechtbank het volgende af. Het college heeft een bestuurlijke rapportage van de politie van 19 juli 2024 overgelegd. Uit deze bestuurlijke rapportage volgt dat eiser meerdere keren negatief in beeld is geweest bij de politie. Zijn gedragingen bestonden volgens deze op ambtseed opgemaakte rapportage voornamelijk uit het uitschelden, bespugen en intimideren van anderen. Ook heeft er een aantal keer een fysieke confrontatie plaatsgevonden. De politie heeft in de periode van 30 september 2021 tot 30 september 2022 in ieder geval vijftien meldingen over eiser in het kader van het verstoren van de openbare orde en/of het bedreigen van de veiligheid van hemzelf en de omgeving ontvangen. Na 30 september 2022 is eiser nog een aantal keer in beeld gekomen bij de politie. De laatste melding dateert van 7 februari 2023. Uit het primaire besluit leidt de rechtbank in aanvulling daarop het volgende af. De politie heeft als ketenpartner vervolgens aanleiding gezien om een integrale aanpak vanuit twee of meer ketens te laten plaatsvinden en heeft daarom de gemeente ingeschakeld. Daarop is door een PGA-expert geoordeeld dat een integrale aanpak zinvol was, omdat de politie en een hulpverlenende organisatie niet zelfstandig in staat bleken om met eiser in gesprek te gaan en om met hem te bespreken wat er nodig was om de situatie ten positieve te keren.

  3. De rechtbank is van oordeel dat aan de criteria voor een aanmelding is voldaan en dat het college voldoende waarborgen in acht heeft genomen bij de plaatsing van eiser in de PGA.[10] In het dossier bevinden zich geen aanwijzingen dat de vaststelling van de politie over de noodzaak van de integrale aanpak niet juist was. Deze vaststelling is ook nog eens bevestigd door de PGA-expert, waarbij is beoordeeld of eiser voldeed aan de hiervoor vermelde criteria. Ook acht de rechtbank van belang dat uit de bestuurlijke rapportage volgt dat er sprake is van vijftien meldingen die zich over een langere periode hebben voorgedaan. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt verder dat er tenminste twee politieregistraties in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan de PGA-melding zijn opgemaakt.

  4. Ook blijkt uit het primaire besluit en het verweerschrift voldoende duidelijk door wie en hoe de afweging is gemaakt om eiser daadwerkelijk in de PGA te plaatsen en welke procedure daarbij is gevolgd. Daarin staat ook de betrokkenheid van de PGA-expert vermeld die de noodzakelijkheid van een PGA heeft onderzocht. Die noodzakelijkheid is in het primaire besluit en het verweerschrift voldoende concreet toegelicht. Ook op dit punt heeft eiser niet concreet gemaakt wat aan de beoordeling van de PGA-expert onjuist is. Bovendien heeft eiser ook niet weersproken dat op 26 januari 2023 een gezamenlijk gesprek heeft plaatsgevonden waarin de PGA-aanpak door de PGA-expert is uitgelegd en waarop eiser kon reageren.

  5. Dat eiser later een afsluitbrief heeft ontvangen, doet aan het voorgaande niet af. De gemeente stuurt een dergelijke brief als over een periode van een jaar geen sprake meer is van overlast en/of politieregistraties. Uit de bestuurlijke rapportage is gebleken dat sinds 7 februari 2023 geen politieregistraties meer hebben plaatsgevonden, zodat deze brief mocht worden verzonden. De verzending van die brief maakt geen verschil voor de beoordeling van de periode die daaraan is voorafgegaan.

  6. Het bovenstaande betekent dat er voldoende (feitelijke) grondslag was om de persoonsgegevens van eiser te verwerken.

Moet het college de doorlopende verwerking van de persoonsgegevens staken?

  1. Het college heeft het beroep van eiser opgevat als een beroep op het staken van de verwerking van de persoonsgegevens. Een betrokkene kan vanwege met zijn specifieke situatie verband houdende redenen bezwaar maken tegen de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens. Het college moet de verwerking dan staken, tenzij er dwingende gerechtvaardigde gronden bestaan om dit voort te zetten.[11] De rechtbank stelt voorop dat, los van de vraag of het bezwaar van eiser als een beroep op het staken van de persoonsgegevens had moeten worden aangemerkt, het bij de beoordeling van het beroep van eiser op een belangenafweging aankomt. Deze belangenafweging is van belang, omdat het college terechte redenen kan hebben om de persoonsgegevens van eiser te verwerken, maar dit mag niet betekenen dat de rechten van eiser eenvoudigweg terzijde worden geschoven. De belangenafweging is in dat geval noodzakelijk om te beoordelen welk belang in deze situatie zwaarder weegt. Het gaat daarbij enerzijds om de belangen van eiser en anderzijds om de belangen van het college die het gerechtvaardigd belang vormen voor de uitvoering van de taak van algemeen belang.

  2. Eiser stelt dat hij belang heeft bij de staking van de verwerking van zijn persoonsgegevens, omdat hij zich wil richten op de toekomst en er bij toekomstige belastende besluiten zal worden teruggekeken naar het verleden. De PGA kan van invloed zijn op zijn toekomstperspectief.

  3. Het belang van het college is gelegen in het feit dat de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk is om de doelen uit het privacyreglement te bereiken. De PGA moet zorgen voor een verbetering van de openbare orde en veiligheid in Amersfoort en is ook ter bescherming van de veiligheid van betrokkene en anderen. Het college vindt het van toegevoegde waarde om eiser en zijn woonomgeving te kunnen ondersteunen in het zich richten op een rustige woonsituatie. Ter zitting heeft de gemachtigde van het college toegelicht dat het bewaren van de persoonsgegevens noodzakelijk is voor het geval er (opnieuw) problemen in de wijk ontstaan.

  4. Naar het oordeel van de rechtbank weegt het belang van het college bij het bewaren van de persoonsgegevens van eiser zwaarder dan het belang van eiser bij het staken van die verwerking. Het doel van de bewaring van de gegevens voor de PGA is, zoals ook uit de brief van 8 februari 2024 blijkt, om oude gegevens op te vragen als er nieuwe aanmeldingen zijn van woonoverlast. Dit kan helpen bij het aanbieden van de juiste, nieuwe hulp en bijdragen aan de bescherming van de veiligheid van eiser en anderen. Het door eiser geschetste gevolg weegt in dit geval niet op tegen het belang dat het college heeft bij de bewaring van de gegevens. De bewaring van de gegevens kan er namelijk aan bijdragen dat snel de ernst van de situatie en de juiste interventie kunnen worden bepaald, waarbij ook eiser gebaat is in het kader van de borging van zijn veiligheid en woonomgeving. Bovendien heeft de bewaring van zijn persoonsgegevens al meer dan een jaar plaatsgevonden en is niet gesteld of gebleken dat daaruit nadelige gevolgen voor eiser zijn gebleken. Eiser heeft de nadelige gevolgen verder ook niet concreet gemaakt. De belangen van het college zijn gelet op het voorgaande dwingend gerechtvaardigd, waardoor zij de verwerking van de persoonsgegevens van eiser niet hoeft te staken.

Het bestreden besluit is gebrekkig

  1. Dat de verwerking van de persoonsgegevens gerechtvaardigd is en dat deze ook niet hoeft te worden gestaakt, betekent niet dat het bestreden besluit stand kan houden. Hiervoor is van belang dat het college pas in beroep met het verweerschrift en de bestuurlijke rapportage voldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd welke feiten en omstandigheden aan de aanmelding en plaatsing in de PGA ten grondslag liggen. Het standpunt dat de aanmelding PGA in deze procedure niet aan de orde komt, is in dit verband onjuist. Het bestreden besluit bevat enkel een belangenafweging en is daarom gebrekkig. Dit betekent dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt en dat het beroep gegrond is. Gelet op het hiervoor overwogene laat de rechtbank evenwel de rechtsgevolgen in stand.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd onder instandlating van de rechtsgevolgen. Dat betekent dat de verwerking van de persoonsgegevens van eiser niet wordt gestaakt. Eiser krijgt het griffierecht terug. Hij krijgt ook vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep gegrond;

  • vernietigt het besluit van 23 november 2023;

  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;

  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;

  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 21 juli 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Dit volgt uit artikel 4, tweede lid, van de AVG.

Zoals bedoeld in artikel 21 van de AVG.

Zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid en onder e, van de AVG.

Dit volgt uit artikel 6, eerste lid en onder e, van de AVG.

In artikel 12 van het Convenant is opgenomen welke gegevens bij de PGA worden opgenomen.

Dit volgt uit artikel, tweede lid, van het Convenant.

Zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid en onder b, van de AVG.

Dit volgt uit artikel 172 van de Gemeentewet en artikel 38 en 39 van de Politiewet.

Zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Convenant.

Zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Convenant.

Dit volgt uit artikel 21, eerste lid, van de AVG.


Voetnoten

Dit volgt uit artikel 4, tweede lid, van de AVG.

Zoals bedoeld in artikel 21 van de AVG.

Zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid en onder e, van de AVG.

Dit volgt uit artikel 6, eerste lid en onder e, van de AVG.

In artikel 12 van het Convenant is opgenomen welke gegevens bij de PGA worden opgenomen.

Dit volgt uit artikel, tweede lid, van het Convenant.

Zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid en onder b, van de AVG.

Dit volgt uit artikel 172 van de Gemeentewet en artikel 38 en 39 van de Politiewet.

Zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Convenant.

Zoals bedoeld in artikel 2, tweede lid, van het Convenant.

Dit volgt uit artikel 21, eerste lid, van de AVG.