Uitspraak inhoud

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht

Bestuursrecht

zaaknummer: UTR 24/6429

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: [eiser] ),

en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: mr. J.J. Kwant).

Inleiding

  1. Deze uitspraak gaat over de aan eiser bij besluit van 29 juli 2024 opgelegde Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG).

1.1. Met het bestreden besluit van 12 oktober 2024 op het bezwaar van eiser is het CBR bij dat besluit gebleven.

1.2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en het CBR heeft daarop gereageerd met een verweerschrift.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 9 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de vader van eiser als gemachtigde en de gemachtigde van het CBR.

Beoordeling door de rechtbank

  1. Eiser is het niet eens met de door het CBR opgelegde EMG. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het CBR aan eiser terecht een EMG heeft opgelegd.

  2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het CBR een EMG aan eiser mocht opleggen*.* Eiser krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond.

  3. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Mocht het CBR een EMG opleggen?

  1. Het CBR heeft op basis van een mededeling van de Politie Eenheid Flevoland-Utrecht, District Utrecht een EMG opgelegd. Voor het opleggen hiervan moet een vermoeden van rijongeschiktheid bestaan. De verbalisant die de mededeling doet, moet voldoende feiten en omstandigheden vermelden waaruit dit vermoeden blijkt.[1] Als iemand tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen verricht die leiden tot rijongeschiktheid, gaat het CBR tot het opleggen van een EMG over.[2]

  2. In dit geval is het vermoeden van rijongeschiktheid vastgelegd in een mutatierapport. In dat mutatierapport heeft de verbalisant opgenomen dat hij op de A1, een driebaansweg, eiser op de linkerbaan zag rijden. De verbalisant reed met gelijkblijvende snelheid ongeveer 100 meter achter eiser en zijn kilometerteller gaf 140 kilometer per uur aan. De verbalisant zag dat eiser op zeer korte afstand, minder dan één autolengte, van zijn voorganger reed. Het voertuig voor eiser veranderde vervolgens van rijbaan (rijstrook 3), waardoor de verbalisant zag dat er op de rijbaan van eiser en die daarnaast rechts van hem (rijstrook 1 en 2) geen verkeer meer reed. De snelheid van eiser was op dat moment 130 kilometer per uur. Eiser ging niet naar rechts. De verbalisant is rechts naast eiser gaan rijden om hem een volgteken te geven en zag vervolgens dat eiser een telefoon in zijn rechterhand had. Het mutatierapport beschrijft verder dat eiser in een zwarte Mercedes Vito met kentekennummer [kenteken] reed.

  3. Volgens het CBR is sprake van dermate rijgedrag dat sprake is van rijongeschiktheid en dat een EMG moet worden opgelegd. In dit geval komt dit door een gebrek aan inzicht voor risico’s in het verkeer, zoals het niet tijdig onderkennen van de invloed van interne en externe factoren.[3] Ook is sprake van incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer, zoals het rijden met een niet aan de snelheid van de overige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid en het op te korte afstand volgen van voorliggers.[4] Verder is er duidelijk gedrag vertoond dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens die zien op de plaats op de weg.[5] Het CBR vindt dat hij uit mag gaan van het mutatierapport, tenzij er bewijs is dat het rapport niet klopt en hij er niet vanuit kan gaan. Dat is er niet. Het CBR acht de verbalisant voldoende in staat om als ervaringsdeskundige verkeersgedragingen van weggebruikers te observeren, registreren en beoordelen. Er is voor de verbalisant geen belang bij om niet gedane waarnemingen aan het rapport toe te voegen. Daarnaast merkt het CBR op dat de EMG een bestuursrechtelijke maatregel en geen strafrechtelijke sanctie is.

  4. Eiser is het hier niet mee eens. Eiser stelt dat de bevindingen uit het mutatierapport niet kloppen; eiser heeft niet te hard, te dicht op zijn voorganger en onnodig links gereden. Het was hiervoor te druk op de weg. De vermelde gedragingen waren daarom niet mogelijk. Ook vindt eiser de waarnemingen van de verbalisant niet geloofwaardig. De kleur van de auto klopt niet en de verbalisant heeft eiser niet voor zijn auto, maar rechts naast hem een volgteken gegeven. Dit volgteken had hij – zoals het hoort – voor de auto kunnen geven, omdat er niemand voor eiser zou hebben gereden. Daarnaast vindt eiser het opleggen van de EMG buitenproportioneel. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een intensiteitsrapport van de drukte op de weg en een brief van het Openbaar Ministerie overgelegd. In de brief van het Openbaar Ministerie staat dat een beschikking wordt vernietigd, omdat gestelde gegevens onvoldoende zijn om de gedraging vast te stellen.

  5. Een mutatierapport is naast een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal een aanvaarde vorm waarin door verbalisanten waargenomen feiten en omstandigheden worden vastgelegd. Een mutatierapport is met minder waarborgen omgeven, waardoor er minder bewijskracht aan toekomt dan aan een proces-verbaal. Dat betekent niet dat een mutatierapport zonder betekenis is. Deze bevat een gedetailleerd verslag van de verbalisant waarvan niet is gebleken dat hij een belang heeft bij het onjuist vermelden van wat hij heeft waargenomen.[6] Betwisting van dit rapport is op zichzelf dus onvoldoende om aan de juistheid van het mutatierapport te twijfelen.

10 Wat betreft eisers betwisting ten aanzien van de snelheidsoverschrijding, het op korte afstand volgen van zijn voorgangers en het onnodig links rijden, overweegt de rechtbank dat de ontkenning van deze gedragingen en de daaraan gegeven onderbouwing onvoldoende is om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het mutatierapport. Uit het overgelegde intensiteitsrapport kan mogelijk worden afgeleid dat het die dag druk was op de weg, maar dat zegt niets over de situatie op het moment dat de verbalisant de gedragingen van eiser heeft waargenomen. Ook valt daaruit niet op te maken dat eiser op de opgegeven tijd van de overtreding niet te hard kan hebben gereden, kort op zijn voorganger reed en onnodig links reed. Bovendien heeft eiser geen verklaring kunnen geven voor het feit dat de verbalisant 140 kilometer per uur op zijn snelheidsmeter heeft kunnen waarnemen, terwijl hij achter eiser reed en heeft eiser niet weersproken dat hij volgens de waarnemingen van de verbalisant kort op de voorganger heeft gereden. In zijn beleving was de afstand tot zijn voorganger lastig in te schatten en was er door drukte sprake van een harmonica effect, waarbij soms korter en soms verder weg van de voorganger werd gereden. Daaruit volgt echter geen ontkenning van het op korte afstand van de voorganger rijden. Omdat de rechtbank van de waarneming van de verbalisant uitgaat dat hij met een snelheid van 140 kilometer per uur heeft gereden, kan niet van het genoemde harmonicaeffect worden uitgegaan dat zich vaak bij files voordoet. Daarvoor reed eiser simpelweg te hard. Ook kan op grond van het intensiteitsrapport niet worden vastgesteld dat eiser niet naar een andere baan kon schuiven en dus niet onnodig links reed, zoals gezegd het gaat om een moment van de overtreding waar het rapport geen duidelijkheid over geeft. De ontkenning dat er geen andere weggebruikers voor of naast eiser reden is onvoldoende. Dat de verbalisant eiser een volgteken heeft gegeven toen hij naast eiser in plaats van voor eiser reed, ziet de rechtbank niet als een aanwijzing dat er voor hem een auto heeft gereden. Dit is niet meer dan een keuze die door verbalisant is gemaakt om eiser aan de kant te krijgen. Dit kan op meer manieren, en daarom valt niet in te zien dat hierin een aanwijzing gelegen kan zijn dat er voor eiser auto’s reden waardoor het niet zo was dat hij onnodig links heeft gereden.

  1. Eiser heeft verder niet weersproken dat hij een telefoon in zijn hand heeft gehad tijdens het rijden en dat dit risico’s voor de verkeersveiligheid kan meebrengen. Eiser heeft in dat kader de brief van het Openbaar Ministerie overgelegd. Los van het feit dat uit de brief niet kan worden afgeleid dat deze ziet op een boete die is opgelegd voor het vasthouden van de telefoon, is dit een beslissing die is genomen in de strafrechtelijke procedure. De bestuursrechtelijke procedure tot het opleggen van een EMG en de strafrechtelijke procedure staan los van elkaar. De EMG wordt opgelegd ter bevordering van de verkeersveiligheid en om de cursist bewust te maken van risicovol verkeersgedrag. Dat het Openbaar Ministerie een andere afweging heeft gemaakt, is voor deze procedure niet doorslaggevend. In het bestuursrecht gelden immers andere bewijsregels dan in het strafrecht. De feiten hoeven niet wettig en overtuigend te zijn bewezen. Dit kan wel zo zijn als de brief de inhoud van het mutatierapport onderuit zou halen of op een andere manier een ander licht zou werpen op de feiten en omstandigheden.[7] In deze zaak blijkt dat niet uit die brief; er staat niet in waarom het Openbaar Ministerie tot dit oordeel is gekomen en welke omstandigheden daaraan hebben meegewogen.

  2. Aan het voorgaande doet niet af dat de verbalisant een verkeerde kleur van de auto in zijn mutatierapport heeft opgenomen. Dit is hooguit onzorgvuldig, maar betekent niet dat geen waarde kan worden toegekend aan de overige waarnemingen. De verklaringen van eiser bieden onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van deze overige bevindingen, zoals is uitgelegd in rechtsoverweging 10 en 11. Eiser heeft verder ook niet betwist dat hij in het voertuig reed dat de verbalisant hem heeft staande gehouden en dat het juiste kenteken is genoteerd.

  3. Tot slot kan de rechtbank eiser niet volgen in het standpunt dat de EMG buitenproportioneel is. De bij de EMG behorende wetgeving en regeling hebben een dwingendrechtelijk karakter, waardoor er geen ruimte is voor een belangenafweging. De door eiser genoemde omstandigheden, dat de combinatie van de EMG met de boetes veel is en dat het invloed heeft op zijn werk en daardoor veel geld kost, kunnen daarom niet worden meegenomen in de beoordeling. Ook het feit dat eiser niet eerder roekeloos rijgedrag zou hebben vertoond, maakt dit niet anders. Het gaat hier immers om de beoordeling van de gedragingen die aan het mutatierapport ten grondslag liggen en of deze het opleggen van een EMG rechtvaardigen.

  4. Het bovenstaande betekent dat is komen vast te staan dat eiser tijdens de rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht die leiden tot rijongeschiktheid en het CBR op basis van het mutatierapport een EMG aan eiser mocht opleggen.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de EMG terecht aan hem is opgelegd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van J.B. Thépass, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2025.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Dit volgt uit artikel 130 en 131 van de Wegenverkeerswet 1994.

Dit volgt uit artikel 2 en 14 in combinatie met Bijlage 1, onder A, onderdeel III van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling).

Bijlage 1, onder A, onderdeel III, lid 2 en onder c, van de Regeling.

Bijlage 1, onder A, onderdeel III, lid 3 en onder a en d, van de Regeling.

Bijlage 1, onder A, onderdeel III, lid 4 en onder a, van de Regeling.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 31 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR6338.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2551.


Voetnoten

Dit volgt uit artikel 130 en 131 van de Wegenverkeerswet 1994.

Dit volgt uit artikel 2 en 14 in combinatie met Bijlage 1, onder A, onderdeel III van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling).

Bijlage 1, onder A, onderdeel III, lid 2 en onder c, van de Regeling.

Bijlage 1, onder A, onderdeel III, lid 3 en onder a en d, van de Regeling.

Bijlage 1, onder A, onderdeel III, lid 4 en onder a, van de Regeling.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 31 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR6338.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2551.