ECLI:NL:RBGEL:2025:8233 - Rechtbank Gelderland - 2 oktober 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/454858 / KG ZA 25-274
Vonnis in kort geding van 2 oktober 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CARGILL B.V., gevestigd te Zaandam, eisende partij, hierna te noemen: Cargill, advocaat: mrs. M.A.R.I.A. Vreeke en M.R. het Lam,
tegen
de naamloze vennootschap LIANDER N.V., statutair gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem, gedaagde partij, hierna te noemen: Liander, advocaat: mrs. T. Nijenhuis en C.L. Klapwijk.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties 1 tot en met 16,
-
de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 12, - de mondelinge behandeling van 4 september 2025, - de pleitnota van Cargill,- de pleitnota van Liander.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. Cargill houdt zich onder meer bezig met het verwerken van cacaobonen en is eigenaar van twee fabrieken gelegen aan [adres 1] (hierna: Aurora) en aan [adres 2] (hierna: De Jonker) in Zaandam. Ook heeft Cargill een derde fabriek in Zaandam, te weten: ZOR.
2.2. Liander is een netbeheerder in de zin van artikel 10 lid 9 Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet). Zij is de beheerder van het openbare elektriciteitsnet in de regio Zaandam.
2.3. De fabrieken Aurora en De Jonker beschikken ieder over een eigen aansluiting op het onderstation Zaandam Noord (hierna: OS Zaandam Noord) van Liander.
2.4. Begin 2020 heeft Cargill Liander laten weten dat zij ten behoeve van haar fabrieken De Jonker en Aurora meer transportvermogen voor levering van elektriciteit nodig heeft. Daarvoor was een verzwaring van de bestaande aansluitingen noodzakelijk. Op dat moment gold ten behoeve van De Jonker een gecontracteerd transportvermogen van 1.800 kW en was er een aansluiting met een capaciteit tussen 1 MVA en 2 MVA (aansluitcategorie AC5) en gold ten behoeve van Aurora een gecontracteerd transportvermogen van 3.762 kW en was er een aansluiting met een capaciteit tussen 2 MVA en 5 MVA (aansluitcategorie AC6a).
2.5. Liander heeft op respectievelijk 14 april 2020 voor De Jonker en op 28 april 2020 voor Aurora offertes aan Cargill uitgebracht. In de offerte van De Jonker is een aanbod gedaan tot het realiseren van een standaardaansluiting op het elektriciteitsnet met een maximumcapaciteit van 5 MVA (een AC6a aansluiting) en in de offerte van Aurora met een maximumcapaciteit van 10 MVA (een AC6b aansluiting). In de offertes is onder “Technische gegevens van de aansluiting” vermeld dat rechtstreeks wordt aangesloten op het OS Zaandam Noord. Verder vermelden de offertes, voor zover relevant, het volgende:
Planning en uitvoering Na ontvangst van uw opdracht starten wij met de voorbereiding van de werkzaamheden. Door de sterke economische groei en volle orderportefeuilles bij onze aannemers staan levertijden onder druk. Liander doet er uiteraard alles aan om aan uw wensen te voldoen. De projectmanager stemt de planning met u af. De planning en uitvoering van de werkzaamheden zijn gebaseerd op het tijdig verkrijgen van de benodigde vergunningen. Als er onverhoopt geen vergunning wordt verstrekt voor het kabeltracé waarop deze aanbieding is bepaald (zie bijlage ‘indicatieve nettekening’), dan zoeken wij in overleg met u een alternatief tracé. Dit zal leiden tot wijziging van deze aanbieding en de planning.
De offerte van Aurora vermeldt daarnaast onder “Planning en uitvoering”:
De doorlooptijd voor het realiseren van deze aansluiting wordt momenteel geschat op 5 jaar.
2.6. Cargill heeft op 13 oktober 2020 de opdrachtformulieren ten behoeve van De Jonker en Aurora ondertekend en aan Liander toegestuurd.
2.7. Op respectievelijk 28 mei 2021 en 7 juni 2021 heeft Liander de opdrachten ten behoeve van Aurora en De Jonker bevestigd. In de aanhangsels “gegevens afnemer” behorende bij de aansluit- en transportovereenkomst (hierna: ATO) is ten aanzien van Aurora een gecontracteerd transportvermogen van 4.250 kW opgenomen en ten aanzien van De Jonker een gecontracteerd transportvermogen van 3.000 kW. Verder vermelden de aanhangsels, voor zover van belang, het volgende:
Ten aanzien van Aurora: Afbeelding
Ten aanzien van De Jonker: Afbeelding
2.8. Bij e-mail van 17 juni 2021 heeft een projectmanager van Liander aan Cargill onder meer het volgende bericht:
Qua planning daar kan ik het volgende over melden dat wij medio 2016 de installaties aan onze zijde trachten gereed te hebben. Er kan natuurlijk altijd iets tussen komen. Mocht dit vandoen zijn dan zullen wij u daarover informeren.
2.9. Op 22 maart 2023 en op 26 september 2023 hebben partijen met elkaar gesproken over het voorstel van Cargill om in plaats van twee aansluitingen één grote aansluiting van 15 tot 20 MVA bij Aurora te realiseren, waarop zij ook haar andere twee fabrieken, De Jonker en ZOR, kan aansluiten.
2.10. In het namens Cargill opgestelde gespreksverslag van 22 maart 2023 is onder meer het volgende vermeld:
Cargill heeft voor haar locatie Aurora en haar locatie De Jonker twee aanvragen tot verzwaring lopen bij Liander (…).
De verzwaring zal plaatsvinden als het nieuwe inkoopstation gerealiseerd ís en De Jonker en Aurora zullen op hetzelfde inkoopstation worden aangesloten. De planning van het inkoopstation was 2026, echter de gemeente geeft op dit moment de vergunningen nog niet vrij en de inschatting is nu dat het inkoopstation in 2030 zal worden gerealiseerd. Liander geeft aan dat na het afgeven van de vergunning zij ongeveer 2 jaar bouwtijd nodig hebben. (…)
**Conclusie:**1 inkoopstation voor de drie Cargill BV fabrieken mag van Liander, daarachter bouwt Cargill dan zijn eigen net. De gecontracteerde GTV (bij de twee nieuwe aansluitingen) wordt overgeheveld naar de nieuwe 20 MVA aansluiting als deze wordt aangevraagd. (…) Als toestemming van de gemeente er is zal Cargill de aanvraag voor 20 MVA n-1 verbinding bij Liander indienen, als deze wordt geaccepteerd vervallen de AC6A en AC6B aanvragen.
2.11. In een intern verslag van Liander van het (vervolg)gesprek op 26 september 2023 is opgenomen dat Cargill een update heeft gegeven over de stand van zaken, dat de twee offertes on-hold staan tot Cargill aangeeft dat de werkzaamheden gestart kunnen worden en dat Cargill op dat moment nog bezig is met onderzoek naar de beste optie: “ieder pand een eigen aansluiting of 1 aansluiting waar de beide fabrieken achter zitten inclusief ZOR”.
2.12. Bij brief van 22 november 2024 heeft Cargill aan Liander meegedeeld dat zij in verband met aangescherpte milieuregelgeving de reductie van de ammoniakemissies van haar fabrieken Aurora en De Jonker op uiterlijk 1 januari 2028 moet hebben gerealiseerd, dat zij hiertoe nieuwe apparatuur dient te plaatsen, dat deze nieuwe apparatuur leidt tot een verhoogde elektriciteitsvraag, dat het nieuwe inkoopstation van Liander door vertraging van de bouw niet eerder kan worden gerealiseerd dan in 2030 en dat de beoogde bouw van het nieuwe gemeenschappelijke inkoopstation van 20 MVA daardoor niet eerder kan worden aangesloten op het net dan in 2030. Om die reden ziet Cargill geen andere oplossing dan terug te vallen op de op 25 juni 2021 aan Liander in opdracht gegeven verzwaringen van de aansluitingen van Aurora en De Jonker. Cargill vermeldt verder dat Liander deze aansluitingen op grond van artikel 23 lid 4 Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet) binnen een redelijke termijn van 18 weken dient te realiseren. Cargill verzoekt Liander te bevestigen dat zij op korte termijn de aansluitwerkzaamheden ter hand zal nemen en binnen de wettelijke termijn van 18 weken zal afronden.
2.13. Op 8 januari 2025 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden. In de namens Cargill opgestelde notulen van dit gesprek is onder meer het volgende opgenomen:
Cargill heeft in 2020 een aanvraag voor verzwaring van haar aansluitingen van Aurora en de Jonker. (…) De offertes gaan uit dat zowel de Jonker als Aurora worden aangesloten op OS Zaandam Noord. Tijdens het offerte traject is door Liander gecommuniceerd dat de aansluiting gerealiseerd wordt op een nog te bouwen nieuwe onderstation, maar omdat het tarief gereguleerd is, is bepaald op het dichtstbijzijnde station met capaciteit. (…)
In begin 2023 is er contact geweest tussen Cargill en Liander om de mogelijkheid te bespreken de bestaande aanvragen om te zetten naar één grote aansluiting 15-20 MVA op Aurora, waarbij Cargill zelf De Jonker zal aansluiten. (…)
De gemeente heeft op 22 Oktober 2024 gereageerd dat zij niet toestaan dat Cargill een eigen net in publiek grond legt en stelt dat Liander het alleen recht heeft deze netten aan te leggen (of opdracht hiertoe te geven). Cargill heeft jurídisch advies ingewonnen en op 18 november de notitie gedeeld waarin het juridische kader wordt geschetst en heeft de gemeente gevraagd n.a.v. de notitie hun beslissing te herzien. Op 19 november heeft de gemeente aangegeven dat zij hun beslíssing opnieuw tegen het licht zullen houden en hierop terug te komen.
Op 28 november heeft Cargill een brief verzonden naar Liander dat gezien de druk vanuit de gemeente om te voldoen aan de emissie eis, zij op dit moment geen andere weg [zien, toevoeging vzr] om de bestaan de aanvraag van de ]onker en Aurora te laten realíseren binnen de wettelijke termijn van 18 weken en verzoeken Liander om schríftelijk te bevestigen dat e.e.a. ín opdracht wordt gegeven en de aansluitingen binnen 18 weken zijn gerealiseerd. (…) In het overleg komt Liander terug op de oorspronkelijke aanvraag, in de aanvraag destijds is een tijdspad van 5 jaar afgegeven en dat de twee aansluitingen gerealiseerd worden op hetzelfde nieuw te bouwen onderstation. Op dit moment is de verwachting nog steeds dat dit niet eerder is als 2030. Als Cargill zou kiezen voor een 15-20 MVA aansluiting zou deze ook op dit onderstation worden aangesloten, dit zou niet leiden tot een snellere realisatie. (…) Edwin van den Broek geeft aan dat er wellicht nog een kleine mogelijkheid ís om tijdelijk extra capaciteit naar Aurora te transporteren, er is nog een vrij veld op OS Zaandam Noord beschikbaar, er zal dan een enkele kabel naar Aurora kunnen worden gelegd en de ínstallatie díe daarop aangesloten wordt moet dan niet verbonden zijn met de overíge installaties van Aurora (galvanische scheiding). Dit is geen permanente oplossíng, waarbij er ook geen redundante aansluiting is en deze zal weer moeten worden verwijderd als het níeuwe onderstation klaar ís, dit om één volledige aansluiting te realiseren met storingsreserve en een aansluitíng te realiseren waarop heel Aurora ís aangesloten. Daarnaast is het de vraag of er wel capaciteit beschíkbaar is op OS Zaandam Noord om het veld te voeden, Liander zal dit uitzoeken.
2.14. Bij e-mail van 11 februari 2025 heeft Liander het volgende aan Cargill geschreven:
Hierbij kom ik terug op uw brief van 22 november 2024. Daarin geeft u aan dat Cargill alsnog de twee afzonderlijke aansluitingen, waarvoor in 2020 aanvragen zijn ingediend die daarna zijn stilgelegd, gerealiseerd wenst te zien. Het gaat om twee grote aansluitingen direct op OS Zaandam Noord. Om te beginnen merkt Liander op dat de redelijke aansluittermijn in dit geval beduidend meer dan 18 weken bedraagt.
Op het OS Zaandam Noord zijn helaas geen vrije velden beschikbaar via welke de aansluitingen met het station en het achterliggende net verbonden kunnen worden. Het is om die reden op dit moment niet mogelijk om de aansluitingen met de verlangde transportcapaciteit te realiseren. Dat is wel mogelijk nadat het station is uitgebreid. Helaas kunnen wij nog niet concreet aangeven wanneer dit exact gereed is, prognose is nu na q2 van 2028. Na het gereedkomen ervan zullen de aansluitingen zo spoedig mogelijk gerealiseerd worden.
2.15. Bij brief van 25 februari 2025 heeft de advocaat van Cargill aan Liander meegedeeld dat Cargill besloten heeft een kort geding procedure aanhangig te maken om de in opdracht gegeven aansluitingen af te dwingen.
3 Het geschil
3.1. Cargill vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
3.2. Cargill legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag. Liander is op grond van de bestaande ATO’s verplicht het gecontracteerde transportvermogen van respectievelijk 4.250 kW (Aurora) en 3.000 kW (De Jonker) beschikbaar te stellen op de nog te realiseren verzwaarde aansluitingen. Op grond van artikel 23 lid 4 E-wet is Liander verplicht om binnen een redelijke termijn aan te sluiten. Zowel wanneer er gerekend wordt vanaf de opdrachtverstrekking in 2021 als vanaf heden tot 1 augustus 2027 is sprake van een redelijke termijn in de zin van voornoemd artikel. Op grond van de offertes van Liander en de e-mail van de projectmanager van 17 juni 2021 rust op Liander de contractuele verplichting om de verzwaarde aansluitingen medio 2026 gerealiseerd te hebben. Liander heeft laten weten deze deadline niet te halen en zij handelt daarmee in strijd met de contractuele afspraken. Op grond van de offertes moet er worden aangesloten op het bestaande OS Zaandam Noord. Dat dit mogelijk is volgt uit de mededeling die namens Liander op 8 januari 2025 is gedaan over de beschikbaarheid van een veld op dit onderstation. De werkzaamheden, waaronder het trekken van een aansluitkabel over een tracélengte van respectievelijk 925 meter en 430 meter, zijn eenvoudig binnen enkele weken, hooguit maanden uit te voeren. Het is de eigen keuze van Liander om de overeengekomen verzwaarde aansluitingen aan te sluiten op een nieuw te bouwen onderstation, hetgeen leidt tot aanzienlijke vertraging in de oplevering van die aansluitingen. Dat is geen overmacht van Liander. Liander kan vanwege de ‘realisatievrijheid’ de aansluitingen ook elders op het openbare net aansluiten. Uit artikel 16 lid 1 onderdeel d E-wet volgt dat een netbeheerder voldoende reservecapaciteit moet aanhouden en daarom is er altijd wel capaciteit beschikbaar. Het (spoedeisend)belang van Cargill bij toewijzing van de vorderingen is gelegen in het voorkomen van hoge boetes en dreigende sluiting van haar fabrieken. Naar aanleiding van aangescherpte milieuwetgeving (het Besluit activiteiten leefomgeving hierna te noemen: BAL) moet Cargill met ingang van 1 januari 2028 de ammoniakemissies van haar fabrieken Aurora en De Jonker reduceren. De Omgevingsdienst zal handhavend optreden als in strijd wordt gehandeld met deze wetgeving in de vorm van het opleggen van aanzienlijke boetes en/of het intrekken van omgevingsvergunningen. In verband met het nemen van een (omvangrijke) investeringsbeslissing heeft Cargill op korte termijn duidelijkheid nodig over de opleverdatum van de aansluitingen zodat zij uiterlijk in januari 2026 kan starten met bouwactiviteiten, waaronder plaatsing van nieuwe apparatuur zoals een naverbrander.
3.3. Liander voert daartegen aan dat het technisch gezien onmogelijk is om de door Cargill aangevraagde verzwaarde aansluitingen op het OS Zaandam Noord, dan wel (tijdelijk) elders in de omgeving op een alternatief reeds bestaand onderstation te realiseren. Behoudens twee reservevelden zijn alle velden van het OS Zaandam Noord in gebruik. Ter onderbouwing is een EMS schema overgelegd. De twee beschikbare reservevelden zijn zodanig verouderd dat zij niet kunnen worden gebruikt en er zijn geen onderdelen meer te verkrijgen om deze velden te vernieuwen. Zoals ook uit het in 2020 gestarte haalbaarheidsonderzoek van [bedrijf] is gebleken, is dit een van de redenen dat het onderstation moet worden vernieuwd omdat dit een risico voor de continuïteit van de transportdienst vormt. De conclusie is volgens Liander dan ook dat de verzwaarde aansluitingen enkel te realiseren zijn op het nieuwe, nog te bouwen, onderstation. Zij tracht dat nieuwe onderstation zo snel mogelijk, de prognose is in het vierde kwartaal van 2029, gereed te hebben maar zij is daarbij afhankelijk van externe factoren, waaronder het verkrijgen van vergunningen, de medewerking van TenneT, bouwvergunningen en medewerking van de grondeigenaar, op wiens grond het onderstation wordt gebouwd. Op grond van jurisprudentie (ECLI:NL:RBGEL:2023:6637, ECLI:NL:RBGEL:2024:3272, ECLI:NL:RBGEL:2025:5433)) en een geschilbesluit van 10 juni 2025 van de ACM wordt de redelijke aansluittermijn als bedoeld in artikel 23 lid 4 E-wet in dit geval opgeschort tot het nieuwe onderstation in bedrijf is gesteld. In dat verband is ook van belang dat Cargill nog steeds geen keuze heeft gemaakt over de gewenste aansluiting waardoor de redelijke termijn eveneens is opgeschort. In de periode volgend op de aankondiging van dit kort geding heeft Cargill laten weten dat zij nog steeds voornemens is om eind mei 2025 een vergunning aan te vragen bij de gemeente voor het realiseren van één grote aansluiting in plaats van de aangevraagde twee aansluitingen. Van een contractueel overeengekomen aansluittermijn is geen sprake omdat de offerte van Aurora slechts een geschatte doorlooptijd bevat en ook wordt in de offertes vermeld dat de planning afhankelijk is van het verkrijgen van de benodigde vergunningen. Liander heeft Cargill er steeds op gewezen, ook reeds in het offertetraject, dat er geen duidelijkheid was over de opleveringsdatum en dat de aansluitingen moesten worden gerealiseerd op een nieuw te bouwen onderstation. Tot slot betwist Liander het spoedeisend belang en moet volgens haar de gevorderde dwangsom worden afgewezen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Spoedeisend belang
4.1. Vooropgesteld wordt dat Cargill het spoedeisend belang bij haar vorderingen voldoende heeft onderbouwd. Op 28 mei 2021 en 7 juni 2021 heeft Liander de opdrachten strekkende tot het verzwaren van de aansluitingen van Aurora en De Jonker bevestigd. Gebleken is dat tot op heden geen concreet zicht bestaat op het moment waarop de verzwaring zal worden gerealiseerd, terwijl Cargill op korte termijn beslissingen moet nemen over investeringen die noodzakelijk zijn om per 1 januari 2028 aan aangescherpte milieuwetgeving te kunnen voldoen. Volgens Cargill kan, in tegenstelling tot wat Liander aanvoert, op bestaande onderstations worden aangesloten en is aansluiting dus niet afhankelijk van de bouw van het nieuwe onderstation. Zij wil op dit punt in verband met het nemen van investeringsbeslissingen op korte termijn zekerheid krijgen en daarmee heeft zij een voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorlopige voorzieningen.
4.2. Het geschil spitst zich toe op de vraag of Liander kan worden veroordeeld om de door Cargill gewenste aansluitingen ten behoeve van haar fabrieken De Jonker en Aurora uiterlijk op 1 augustus 2027 te realiseren.
(On)mogelijkheid van aansluiting op reeds bestaand onderstation
4.3. Liander betwist gemotiveerd dat aansluiting op het bestaande OS Zaandam Noord, dan wel andere reeds bestaande onderstations in de regio tot de mogelijkheden behoort. Ter onderbouwing van de capaciteitsproblemen en het gebrek aan uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande onderstations heeft zij verwezen naar de Raadsbrief en berichten op de website van de gemeente Zaanstad. Zij voert verder aan dat de onderstations verouderd zijn, onderdelen niet meer verkrijgbaar zijn en aanpassing van de twee velden op OS Zaandam Noord daarom onmogelijk is. De netarchitect van Liander heeft het voorgaande ter zitting bevestigd. Volgens de netarchitect is het algemeen bekend dat kabels en onderstations overal in Nederland tegen de grenzen van hun capaciteit aanlopen en dat geldt ook voor de regio Zaandam en gaat het bovendien om het verzwaren van twee aansluitingen met een aanzienlijk hoge maximumcapaciteit. Verder wijst Liander erop dat uit de notulen van het gesprek van 8 januari 2025 niet volgt dat het vrije veld van het bestaande OS Zaandam Noord tijdelijk een oplossing kon bieden maar dat dit zou worden onderzocht door Liander.
4.4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Liander voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het technisch niet mogelijk is om de twee (verzwaarde) aansluitingen van Cargill aan te sluiten op het reeds bestaande OS Zaandam Noord, dan wel aan ander reeds bestaand onderstation, en dat uitbreiding van een reeds bestaand onderstation evenmin tot de mogelijkheden behoort. Dat betekent dat Liander voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de twee aansluitingen pas kunnen worden gerealiseerd wanneer het nieuwe onderstation is gebouwd. Op dit moment kan niet met zekerheid worden gezegd wanneer de bouw van dit nieuwe onderstation gereed zal zijn. Naar verwachting van Liander zal dit ongeveer plaatsvinden in het vierde kwartaal van 2029 maar zij heeft in dat verband toegelicht van welke externe factoren zij daarvoor nog afhankelijk is, hetgeen Cargill onvoldoende heeft weersproken. Onder die omstandigheden is het veroordelen van Liander om de aansluitingen uiterlijk op 1 augustus 2027 te realiseren feitelijk onmogelijk. De voorzieningenrechter ziet geen aanknopingspunten op grond waarvan zij een andere redelijke termijn kan bepalen. Dat betekent dat de vorderingen van Cargill reeds om die reden zullen worden afgewezen.
Contractuele/wettelijke verplichting van Liander
4.5. Overigens is in het bestek van dit kort geding ook niet aannemelijk geworden dat Liander contractueel en/of wettelijk verplicht is om de gewenste aansluitingen uiterlijk op 1 augustus 2027 te realiseren. Liander heeft dat gemotiveerd weersproken.
4.6. Volgens Liander heeft zij tijdens het offertetraject al aan Cargill meegedeeld dat zal worden aangesloten op het nieuw te bouwen onderstation en dat daarom de aansluittermijn nog onzeker is. Zij wijst in dit verband op de notulen van het gesprek tussen partijen op 8 januari 2025, waarin dat is vermeld. Verder volgt dit volgens Liander ook uit de offerte aan Aurora waarin een geschatte doorlooptijd van vijf jaren is opgenomen, hetgeen duidt op het uitvoeren van netwerkzaamheden. Liander wijst er verder op dat dit een geschatte en geen definitieve doorlooptijd betreft en dat daarom ook de data inbedrijfstelling van de aansluiting en data van aanvang van de aansluitdienst in de aanhangsels behorende bij de ATO’s zijn opengelaten. Volgens Liander was de aanvang van de diensten op het moment van ondertekening van de offerte dus nog onbekend en bestaat er nu nog geen recht op het gecontracteerde transportvermogen van 3.000 kW en 4.250 kW. Weliswaar is in de offertes opgenomen dat zal worden aangesloten op het bestaande OS Zaandam Noord, maar volgens Liander dient de verwijzing daarnaar uitsluitend om het aansluittarief te kunnen berekenen. Om vast te kunnen stellen wat partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst zijn overeengekomen, althans waarop Cargill ten tijde van het sluiten van de overeenkomst mocht vertrouwen, is nader onderzoek naar de feiten en mogelijk bewijslevering noodzakelijk. Een kort geding procedure leent zich daar niet voor.
4.7. Liander is als netbeheerder op grond van artikel 23 lid 1 E-wet verplicht om eenieder die daarom verzoekt van een aansluiting te voorzien op het door haar beheerde net. Op grond van lid 4 van dit artikel wordt een dergelijke aansluiting gerealiseerd binnen een redelijke termijn. Indien voor de gewenste aansluiting netwerkzaamheden (de bouw van een nieuw onderstation) moeten worden uitgevoerd, dan is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de redelijke termijn van voormeld artikel onderbroken. Dat is in het onderhavige geval aan de orde. Zoals hiervoor is overwogen heeft Liander voldoende aannemelijk gemaakt dat de bouw van het nieuwe onderstation naar verwachting pas in 2029 gereed zal zijn.
De conclusie
4.8. De conclusie is dat de vorderingen zullen worden afgewezen. Een belangenafweging kan niet tot een ander oordeel leiden.
De proceskosten
4.9. Cargill is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Liander worden begroot op:
4.10. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen van Cargill af,
5.2. veroordeelt Cargill in de proceskosten van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Cargill niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3. veroordeelt Cargill tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
1780