ECLI:NL:RBGEL:2025:7544 - Rechtbank Gelderland - 8 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/445685 / FA RK 24-4298 Datum uitspraak: 8 september 2025 beschikking gerechtelijke vaststelling ouderschap
naar aanleiding van het verzoek van
[naam verzoekster] (nader te noemen: verzoekster), wonend in [woonplaats] , advocaat mr. J. van Berk te Nijmegen.
Het verzoek heeft betrekking op: [naam man](nader te noemen: de man),wonend in [woonplaats man] , Frankrijk,geboren op [geboortedatum] 1952.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
- [naam moeder] (nader te noemen: de moeder), wonende te [woonplaats] .
1 Het procesverloop
1.1. Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
-
het verzoekschrift, ontvangen op 19 december 2024;
-
het journaalbericht van mr. Van Berk met overlegging productie van 1 april 2025;
-
het bericht van mr. Van Berk met overlegging producties met toelichting van 14 juli 2025;
-
het bericht van mr. Van Berk met overlegging producties met toelichting van 17 juli 2025.
1.2. Op 8 april 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De man is daar niet verschenen. De mondelinge behandeling is aangehouden in afwachting van nadere stukken.
1.3. Op 2 juni 2025 zijn partijen opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 21 augustus 2025. Op de mondelinge behandeling zijn verschenen:
1.4. De man is niet in de procedure verschenen. Uit de door verzoekster overgelegde stukken blijkt dat het verzoekschrift en de oproep aan de man op 2 juli 2025 rechtsgeldig zijn betekend. Bovendien blijkt uit de contacten van verzoekster met de man dat hij op de hoogte was van de inhoud van het verzoekschrift en de datum van de mondelinge behandeling.
2 De feiten
2.1. Verzoekster is op [geboortedatum] 1986 geboren in [geboorteplaats] . De moeder van de vrouw is [naam moeder] . De moeder was ten tijde van de geboorte van de vrouw ongehuwd.
2.2. Verzoekster heeft slechts één juridische ouder, namelijk haar moeder.
2.3. Verzoekster heeft de Nederlandse nationaliteit en de man heeft de Franse nationaliteit.
3 De verzoeken
3.1. De vrouw verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
4 De beoordeling
De bevoegdheid van de rechtbank en het recht dat van toepassing is
4.1. Er zit een internationaal aspect aan deze zaak, gelet op de woonplaats van de man en de Franse nationaliteit van de man. De rechtbank moet daarom eerst beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om te beslissen op de verzoeken en welk recht zij daarbij moet toepassen. De rechtbank overweegt als volgt.
4.2. De Nederlandse rechter komt op grond van artikel 3, onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bevoegdheid toe, omdat de vrouw haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
4.3. Op grond van artikel 10:97 lid 1 gelezen in samenhang met artikel 10:97 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) past de rechtbank Nederlands recht toe op het verzoek over de vaststelling van het ouderschap, omdat een gemeenschappelijke nationaliteit en of gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de moeder en de man ontbreekt. Dan geldt het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind, in dit geval dus Nederland.
Ontvankelijkheid
4.4. Aan de mogelijkheid voor het kind om de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap te vragen, is geen termijn verbonden. Dit betekent dat het kind een in tijd onbeperkte mogelijkheid tot gerechtelijke vaststelling van het ouderschap heeft. Gelet hierop is de vrouw ontvankelijk in haar verzoek.
Het wettelijk kader
4.5. In artikel 1:207 lid 1 aanhef en sub b BW is bepaald dat het ouderschap van een persoon op grond dat deze de verwekker is van het kind door de rechtbank kan worden vastgesteld op verzoek van het kind.
4.6. Vaststelling van het ouderschap op deze voet kan niet wanneer het kind al twee ouders heeft. Dat is niet het geval, zoals blijkt uit de overgelegde geboorteakte en het uittreksel uit de Basisregistratie Personen.
4.7. De rechtbank overweegt dat op het kind dat de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap verzoekt de stelplicht en de bewijslast rust. De wet schrijft niet voor dat uitsluitend DNA-onderzoek enig en genoeg bewijs van verwekkerschap kan opleveren. Ook op grond van andere aangedragen feiten kan de rechtbank tot het oordeel komen dat in dit geval de man de verwekker en vader van verzoekster is.
4.8. Verzoekster legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij geboren is uit de relatie tussen haar moeder en de man. Uit de schriftelijke verklaring van de moeder blijkt dat haar moeder en de man vanaf mei 1985 gedurende enkele maanden een affectieve relatie hebben gehad toen de man in Nederland woonde. Die is geëindigd toen de moeder aan de man vertelde dat ze overtijd was. Vervolgens zijn de contacten via een – door de man aangewezen - tussenpersoon gelopen. De moeder en de man hebben nog meerdere malen via deze tussenpersoon contact gehad en de man heeft 3 brieven aan de moeder geschreven, waarvan er twee bewaard zijn gebleven. Bij de laatste afspraak tussen de moeder en de man eind oktober of begin november 1985 heeft de man toegezegd de studiekosten voor verzoekster te willen betalen. De moeder heeft nog een geboortekaartje gestuurd aan de tussenpersoon maar daarna is er geen contact meer geweest.
4.9. Verzoekster geeft aan dat zij spontaan bij de man heeft aangebeld toen zij in [woonplaats man] was. De tweede keer dat ze dat deed werd er open gedaan en had verzoekster haar eerste ontmoeting met de man. Hij gaf haar zijn emailadres en telefoonnummer. Tien jaar later, in 2015, hebben verzoekster en de man weer contact gehad. Vervolgens is er gedurende de jaren daarna meerdere keren contact geweest, via de mail, whatsapp en persoonlijk. Sinds verzoekster aangaf door de man te willen worden erkend (eind 2024), is het contact minimaal geweest.
4.10. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoekster benadrukt dat zij dit verzoekschrift heeft ingediend omdat zij heel graag vastgelegd wil hebben dat de man haar vader is. Die wens is er altijd geweest. Sinds verzoekster zelf moeder is, is het verlangen ontstaan formeel erkend te worden. Het ontbreken hiervan voelt voor haar als een ontkenning van haar bestaansrecht.
4.11. De moeder van verzoekster heeft tijdens de mondelinge behandeling opnieuw verklaard dat zij er 100% zeker van is dat de man de biologische vader is van verzoekster.
4.12. Verzoekster heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende gesteld en onderbouwd om aan te nemen dat de man haar verwekker is. Een en ander blijkt uit de door verzoekster aangedragen feiten in de stukken en op de mondelinge behandeling, de verklaring van de moeder, uit de diverse emailberichten tussen verzoekster en de man, alsmede uit foto’s (selfies) van hen samen.
4.13. Uit die berichten blijkt bovendien dat de man afhoudend is met betrekking tot het contact, maar dat ook niet uit de weg gaat en niet heeft betwist dat hij de verwekker van verzoekster is. Integendeel hij schrijft over een ouder- kind relatie, die wat hem betreft niet formeel behoeft te worden bekrachtigd.
4.14. De rechtbank komt dan ook op grond van de andere aangedragen feiten tot het oordeel dat in dit geval de man de verwekker en vader van verzoekster is en zal het verzoek van daarom toewijzen.
4.15. De rechtbank stuurt zodra deze beschikking onherroepelijk is geworden een afschrift van de beschikking naar de burgerlijke stand. De gemeenteambtenaar registreert dan het vastgestelde ouderschap in het geboorteregister op de geboorteakte van de vrouw.
5 De beslissing
5.1. stelt vast het vaderschap van [naam man], geboren op [geboortedatum] 1952, ten aanzien van [naam verzoekster], geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ;
5.2. verstaat dat de wijziging in de registers van de burgerlijke stand op grond van het bepaalde in onderdeel 5.1. geschiedt doordat aan de desbetreffende geboorteakte latere vermeldingen worden toegevoegd overeenkomstig artikel 1:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek;
5.3. draagt de griffier van deze rechtbank op een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te sturen zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan;
5.4. wijst af het meer of anders verzochte.