ECLI:NL:RBGEL:2025:7500 - Rechtbank Gelderland - 6 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND Zittingsplaats Apeldoorn Zaaknummer: 11360489 EL 24-20 vonnis van de kantonrechter van 16 juli 2025 in de zaak van
[eiser 1]
[eiser 2] , beiden wonende te [woonplaats] , eisende partij in conventie in de hoofdzaak en in het incident, verwerende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident, gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces,
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde partij in conventie in de hoofdzaak en verwerende partij in het incident, eisende partij in reconventie in de hoofdzaak en in het incident, gemachtigde: USG Legal Professionals. Partijen worden hierna [gezamenlijke eisers] (eisers samen, in mannelijk enkelvoud) en Dexia genoemd.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.2. Ten slotte is partijen meegedeeld dat vonnis wordt gewezen.
2 De feiten
2.1. [gezamenlijke eisers] heeft op 18 augustus 2000 een leaseovereenkomst (verder: de overeenkomst) ondertekend, genaamd AEX Plus Effect Maandbetaling, met contractnummer 39283274, waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia.
2.2. Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomst op 27 maart 2006 een eindafrekening opgesteld met een negatief resultaat van € 687,95.
2.3. Volgens opgave van Dexia heeft [gezamenlijke eisers] op grond van de overeenkomst – al dan niet bij wijze van vooruitbetaling – in totaal een bedrag van € 4.356,48 aan maandtermijnen en een bedrag van € 687,95 wegens restschuld aan Dexia betaald. Volgens die opgave heeft [gezamenlijke eisers] € 122,14 aan fiscaal voordeel genoten.
2.4. De gemachtigde van [gezamenlijke eisers] , Leaseproces, heeft bij brief van 17 maart 2006 de nietigheid, vernietiging, dan wel ontbinding van de overeenkomst ingeroepen op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, dwaling, onrechtmatige daad en/of misleidende reclame. Tevens wordt het recht voorbehouden daartoe ook andere gronden nog aan te voeren.
3 De vordering en het verweer in de hoofdzaak en in de incidenten,in conventie en in reconventie
3.1. [gezamenlijke eisers] vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
Dexia ex artikel 843a Rv zal veroordelen een afschrift van het aanvraagformulier aan [gezamenlijke eisers] te verstrekken,
- in de hoofdzaak:
voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gezamenlijke eisers] en/of toerekenbaar is tekort geschoten, voor recht zal verklaren dat [gezamenlijke eisers] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden, Dexia zal veroordelen tot voldoening aan [gezamenlijke eisers] van al datgene dat [gezamenlijke eisers] aan Dexia heeft betaald onder de overeenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, voor recht zal verklaren dat [gezamenlijke eisers] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is, Dexia zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van [gezamenlijke eisers] , met rente, Dexia zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, met rente.
3.2. Dexia stelt ook een incidentele vordering in en voert verweer tegen de vorderingen. Het verweer mondt uit in een tegenvordering. Dexia vordert (samengevat) dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- in het incident:
[gezamenlijke eisers] ex artikel 843a/194 Rv zal veroordelen om aan Dexia een afschrift te verstrekken van het intakeformulier waar de door Leaseproces namens [gezamenlijke eisers] in deze procedure ingenomen feitelijke stellingen aan zijn ontleend,
- in de hoofdzaak:
voor recht zal verklaren dat Dexia na betaling van € 458,63, met wettelijke rente, aan al haar verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan en niets meer aan [gezamenlijke eisers] verschuldigd is, [gezamenlijke eisers] zal veroordelen in de proceskosten.
3.3. Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan. 4. Beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie in de hoofdzaak en in de incidenten
algemeen 4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van 25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [gezamenlijke eisers]
4.2. De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend.
4.3. Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
verjaring
4.4. Voor zover Dexia stelt dat een eventuele vordering van [gezamenlijke eisers] inmiddels is verjaard, wordt dit verweer niet gevolgd. In de jurisprudentie zijn bestendige oordelen te vinden voor wat betreft de stellingen en verweren van partijen die zien op de verjaring.
tussenpersoon
4.5. [gezamenlijke eisers] heeft de overeenkomst met Dexia afgesloten via de tussenpersoon Pensioen Partners (verder: de tussenpersoon). Tussen partijen is niet in geschil dat de tussenpersoon niet beschikte over de voor beleggingsadvieswerkzaamheden noodzakelijke vergunning. In de prejudiciële beslissing van 10 juni 2022
4.6. De stelplicht en bewijslast dat de tussenpersoon [gezamenlijke eisers] heeft geadviseerd en dat Dexia wetenschap had of behoorde te hebben van het feit dat de tussenpersoon [gezamenlijke eisers] anders dan in algemene zin, een persoonlijk en specifiek op dit product toegesneden advies heeft verstrekt, rusten op [gezamenlijke eisers] als de partij die zich op de rechtsgevolgen van het onrechtmatig handelen van Dexia beroept. De door [gezamenlijke eisers] gestelde feiten en omstandigheden dienen voldoende concreet te zijn en zo mogelijk voorzien van onderbouwing. Voor zover Dexia de gestelde feiten en omstandigheden betwist, dient die betwisting eveneens voldoende gemotiveerd te zijn.Bij de beoordeling of de stellingen voldoende concreet en onderbouwd zijn en of het verweer voldoende gemotiveerd is weegt mee dat beide partijen al zeer lange tijd – in elk geval sinds de opt-out door [gezamenlijke eisers] in 2007 – weten dat over de totstandkoming van de overeenkomst en de afwikkeling daarvan een gerechtelijke procedure gevoerd zal (kunnen) worden, zodat van hen verlangd mag worden de voor hun procespositie relevante informatie en stukken te hebben verzameld en bewaard.
4.7. [gezamenlijke eisers] stelt over de feitelijke gang van zaken het volgende: [gezamenlijke eisers] kwam in contact met Pensioen Partners nadat hij een adviesgesprek had bijgewoond tussen de adviseur en de vrienden van [gezamenlijke eisers] Tijdens het adviesgesprek heeft de adviseur gesproken over de effectenleaseproducten van Bank Labouchere. De vrienden waren enthousiast over deze producten en gaven aan dat de producten ook interessant konden zijn voor [gezamenlijke eisers] De financieel adviseur van Pensioen Partners stelde daarom voor om een afspraak te maken met [gezamenlijke eisers] voor een huisbezoek om ook een financieel adviesgesprek te geven. [gezamenlijke eisers] heeft hiermee ingestemd. Het adviesgesprek werd bijgewoond door Hoften en Hoften-Grotendorst. Tijdens het huisbezoek heeft de adviseur van Pensioen Partners geïnformeerd naar de wensen en de financiële situatie van [gezamenlijke eisers] Zo is met de adviseur gesproken over het inkomen, het spaargeld en de gezinssituatie van [gezamenlijke eisers] Daarnaast is met de adviseur gesproken over de wens van [gezamenlijke eisers] om het pensioen aan te vullen en een voorziening te treffen voor de studie van de kinderen. De adviseur gaf aan dat het mogelijk was om deze doelen te bereiken en dat zij hier een geschikt product voor wist. De adviseur adviseerde [gezamenlijke eisers] om een AEX Plus Effect overeenkomst van Bank Labouchere af te sluiten. Volgens de adviseur was dit een goed renderend product. [gezamenlijke eisers] diende hiervoor maandelijks NLG 150,- in te leggen. De adviseur had tevens geadviseerd om het salaris aan te wenden voor de inleg van het AEX Plus Effect. Volgens de adviseur zou [gezamenlijke eisers] op deze wijze aanzienlijk vermogen opbouwen, waardoor [gezamenlijke eisers] het pensioen kon aanvullen en een voorziening zou kunnen treffen voor de studie van de kinderen. De adviseur onderbouwde haar advies met behulp van rekenvoorbeelden en prognoses. De adviseur toonde aan hoeveel de producten in een periode van oplopend tot 20 jaar zou kunnen opleveren bij een maandelijkse inleg van NLG 150,-. Er werd bij dit voorbeeld echter geen rekening gehouden met eventueel tegenvallende koersresultaten. De adviseur heeft deze stukken weer meegenomen. De adviseur heeft [gezamenlijke eisers] niet geïnformeerd over de specifieke risico's. Zo heeft zij er niet op gewezen dat met geleend geld werd belegd en dat bij tegenvallende koersontwik kelingen, de inleg geheel verloren kon gaan, en er bovendien een schuld kon ontstaan uit hoof de van de effectenleaseovereenkomst. Als [gezamenlijke eisers] op deze risico's gewezen was, had hij het AEX Plus Effect nooit afgesloten. [gezamenlijke eisers] had geen ervaring met beleggen of kennis van complexe financiële producten en vertrouwde daarom volledig op de deskundigheid van de adviseur en haar advies. Om deze reden heeft [gezamenlijke eisers] het advies van de adviseur opgevolgd en een AEX Plus Effect overeenkomst van Bank Labouchere met een maandelijkse inleg van NLG 150,- afgesloten. De aanvraag voor het AEX Plus Effect is door de adviseur in orde gemaakt en de uiteindelijke overeenkomst is op een later moment ondertekend.
4.8. [gezamenlijke eisers] heeft, ter onderbouwing van zijn stellingen, gewezen op de volgende stukken die in het geding zijn gebracht:
-
een kopie van de overeenkomst van 18 augustus 2000 met contractnummer39283274, voorzien van het adviseursnummer: ATP00962 Pensioen Partners B.V.
-
een kopie van een uittreksel van de KvK van Pensioen Partners met als beschrijving van de werkzaamheden in de periode tussen 26 september 1996 en 9 december 2004 ‘het verstrekken van adviezen op het gebied van oudedagsvoorziening, voorziening en financial planning’,
-een weergave van de website van Pensioen Partners, zoals deze in februari 2001 luidde. Hierop is te lezen: “(…) Voor alle geldzaken heeft de Pensioen Partners Nederland specialisten in huis./ Of het nu gaat om verzekeren, sparen, beleggen, hypotheken of langetermijnplanning: wij zijn op de hoogte en wij adviseren u. Persoonlijk en deskundig (…) wanner u nú een adviesgesprek aanvraagt, komt onze adviseur bij u thuis om in alle rust uw geldzaken te bespreken en al uw vragen te beantwoorden. (…) ”.
4.9. Met deze feitelijke uiteenzetting en stukken heeft [gezamenlijke eisers] voldoende onderbouwd gesteld dat sprake is geweest van vergunningplichtige advisering. Dexia heeft de door [gezamenlijke eisers] geschetste gang van zaken slechts in algemene termen betwist. Dexia had echter meer concreet moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Zo had Dexia moeten uiteenzetten op welke wijze de overeenkomst in haar visie tot stand was gekomen. Dexia heeft weliswaar erop gewezen dat zij op geen enkele wijze betrokken is geweest bij het contact tussen [gezamenlijke eisers] en de adviseur van de tussenpersoon, maar dat kan Dexia niet baten. Voor zover Dexia daardoor in bewijsnood is, komt dat voor haar rekening en risico. Niet alleen had zij zoals hiervoor is overwogen eerder bewijs kunnen verzamelen maar daarbij komt dat Dexia destijds ervan heeft afgezien om eigen voorlichting te geven aan potentiële klanten en gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon voor de afzet van haar producten. Dit terwijl het voor haar als aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van die tussenpersoon cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt. Het had op haar weg gelegen om daarop controle uit te oefenen en ervoor te zorgen dat zij wel over concrete informatie beschikte over de totstandkoming van een contract en de daarbij betrokken (medewerker van de) tussenpersoon.
wetenschap Dexia
4.10. [gezamenlijke eisers] stelt dat Dexia wist, althans behoorde te weten, dat de tussenpersoon een op de persoon van [gezamenlijke eisers] toegesneden beleggingsadvies heeft gegeven. Dexia betwist dit. Uit diverse uitspraken volgt dat Dexia ermee bekend moet zijn geweest dat tussenpersonen op grote schaal individueel persoonlijk financieel advies gaven.
aansprakelijkheid Dexia
4.11. Nu Dexia ondanks het voorgaande toch met [gezamenlijke eisers] de overeenkomst is aangegaan, heeft zij jegens [gezamenlijke eisers] onrechtmatig gehandeld. Dit moet Dexia zwaar worden aangerekend. Weliswaar zijn aan [gezamenlijke eisers] omstandigheden toerekenbaar die tot de schade hebben bijgedragen, maar vanwege de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten, eist de billijkheid in beginsel dat de vergoedingsplicht van Dexia geheel in stand blijft.
4.13. De als gevolg hiervan door [gezamenlijke eisers] geleden schade kunnen partijen inmiddels berekenen. De voor vergoeding in aanmerking komende schade bestaat uit de door de afnemer betaalde inleg (termijnbetalingen en eventuele aflossingen) en het niet vergoede gedeelte van de (fictieve) restschuld. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met te verrekenen genoten voordelen, waaronder daadwerkelijk ontvangen dividenduitkeringen, fiscale voordelen en een eventueel in aanmerking te nemen batig saldo uit voorgaande overeenkomsten. Een en ander volgens het door Dexia overgelegde financiële overzicht waarvan de juistheid door [gezamenlijke eisers] niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist. Partijen zijn het er over eens dat het fiscaal voordeel € 122.14 bedraagt. In het geval reeds eerder een schadevergoeding door Dexia is betaald, geldt ten aanzien van de verrekening daarvan hetgeen is overwogen in de beslissing van de Rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:7910). De wettelijke rente is verschuldigd over het door Dexia te restitueren bedrag volgens de uitgangspunten als geformuleerd in HR 1 mei 2015 (ECLI:NL: HR:2015:1198) en HR 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:164, r.o. 3.6.3). [gezamenlijke eisers] heeft aan de hand van het door Dexia overgelegde financiële overzicht in de conclusie van repliek in conventie/antwoord in reconventie de schade berekend op € 4.922,29. Omdat Dexia de berekening niet heeft betwist, zal de kantonrechter uitgaan van dit bedrag. Een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is niet aan de orde. Niet gebleken is dat er meer of andere werkzaamheden aan de orde zijn geweest dan die, welke genoemd zijn in het arrest van de Hoge Raad van 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590.
4.14. Gelet op het voorgaande behoeven de andere door [gezamenlijke eisers] aangevoerde gronden geen nadere bespreking.
de incidentele van [gezamenlijke eisers]
4.15. vordert Dexia op te dragen om een afschrift te verstrekken van het aanvraagformulier. Uit het voorgaande volgt dat [gezamenlijke eisers] in het gelijk zal worden gesteld. Hij heeft dan ook geen belang meer bij deze stukken in deze procedure, zodat de vordering/het verzoek zal worden afgewezen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.
de incidentele vordering van Dexia
4.16. Dexia vordert dat [gezamenlijke eisers] wordt veroordeeld het intakeformulier van zijn gemachtigde aan Dexia te verstrekken. Een zogenoemde “exhibitievordering” komt in beginsel voor toewijzing in aanmerking als is voldaan aan de volgende uit artikel 843a lid 1 (thans 194 Rv) voortvloeiende, cumulatieve voorwaarden:
-
degene die de vordering instelt, dient een rechtmatig /voldoende belang te hebben,
-
het moet gaan om bepaalde bescheiden,
-
aangaande een rechtsbetrekking waarin de eiser of zijn rechtsvoorganger partij is.
4.17. Daargelaten de vraag of aan deze vereisten is voldaan, oordeelt de kantonrechter dat op grond van het derde en vierde lid van artikel 843a /194 Rv geen inzage van het intakeformulier verlangd kan worden. In het derde lid van artikel 843a /194 Rv is, kortgezegd, bepaald dat beoefenaren van vertrouwensberoepen ter zake van hetgeen hen in hun hoedanigheid is toevertrouwd niet gehouden zijn om aan de exhibitievordering te voldoen. In beginsel betreft dit alle met de beroepsbeoefenaar gewisselde stukken en is het aan de beroepsbeoefenaar om te bepalen of die informatie hem in zijn hoedanigheid zijn toevertrouwd. Er is dus bij hoge uitzondering ruimte om van de beroepsbeoefenaar te verlangen dat hij zich niet op zijn verschoningsrecht beroept. Ook van [gezamenlijke eisers] als cliënt(e) van de beroepsbeoefenaar kan (ervan uitgaande dat [gezamenlijke eisers] , althans zijn gemachtigde, in het bezit is van het intakeformulier) geen inzage worden verlangd omdat gewichtige redenen als bedoeld in het vierde lid van artikel 843a /194 Rv, zich daartegen verzetten. Dexia wil kennelijk weten welke gegevens [gezamenlijke eisers] destijds aan Leaseproces heeft verstrekt en vervolgens in het dossier van Leaseproces terecht zijn gekomen. Het verstrekken van informatie aan een rechtsbijstandverlener over een geschil door middel van een gesprek of een intake- of vragenformulier dient onbelemmerd te kunnen plaatsvinden. Daarvan is geen sprake meer als een rechtzoekende er rekening mee moet houden dat de aan zijn rechtsbijstandverlener verstrekte gegevens, via een toegewezen exhibitievordering, bij zijn wederpartij terecht kunnen komen. Het is van groot belang dat het vertrouwelijke karakter van de informatie-uitwisseling tussen de rechtzoekende en diens rechtsbijstandverlener blijft bestaan. Al met al oordeelt de kantonrechter dat de incidentele vordering van Dexia moet worden afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.
vorderingen Dexia
4.18. Gelet op de beoordeling in conventie wordt de vordering van Dexia toegewezen zoals hierna weergegeven. proceskosten
4.19. Omdat [gezamenlijke eisers] inhoudelijk gelijk krijgt, is Dexia aan te merken als de in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [gezamenlijke eisers] gevallen. Omdat het partijdebat in reconventie is samengevallen met het debat in conventie worden de kosten in reconventie tot op heden begroot op nihil. De proceskosten van [gezamenlijke eisers] worden begroot op:
-
dagvaarding € 135,97
-
griffierecht € 87,00
-
salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
-
nakosten € 135,00
Totaal € 899,97.
4.20. De gevorderde rente over de proceskosten zal als na te melden worden toegewezen.
5 Beslissing
De kantonrechter
in de incidenten
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. compenseert de proceskosten,
in conventie
5.3. verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig jegens [gezamenlijke eisers] heeft gehandeld door [gezamenlijke eisers] als cliënt te accepteren terwijl zij behoorde te weten dat de tussenpersoon [gezamenlijke eisers] niet alleen als klant aanbracht maar [gezamenlijke eisers] tevens persoonlijk had geadviseerd en de tussenpersoon geen vergunning daarvoor bezat,
5.4. verklaart voor recht dat [gezamenlijke eisers] schade heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Dexia en Dexia gehouden is die schade te vergoeden,
5.5. verklaart voor recht dat [gezamenlijke eisers] de door Dexia gevorderde restschuld niet verschuldigd is,
5.6. veroordeelt Dexia om aan [gezamenlijke eisers] te betalen een bedrag van € 4.922,29, vermeerderd met de wettelijke rente daarover een en ander zoals weergegeven in r.o. 4.13.,
5.7. veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 899,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.8. veroordeelt Dexia in de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.9. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.10. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.11. verklaart voor recht dat Dexia na betaling van hetgeen waartoe zij in conventie is veroordeeld met betrekking tot de tussen partijen bestaande overeenkomst met nummer 39283274 aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [gezamenlijke eisers] verschuldigd is,
5.12. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [gezamenlijke eisers] gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).
zie onder meer gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 3 november 2020 ECLI:NL:GHARL:2020:8992, gerechtshof Amsterdam, 25 januari 2021, ECLI:NL:GHAMS:2021:1462 en gerechtshof Den Bosch 10 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:23.
Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI :NL:HR:2022:862.
Vergelijk gerechtshof Arnhem Leeuwarden 16 mei 2023 ECLI:NL:GHARL:2023:4177, gerechtshof ’s Hertogenbosch 10 december 2024 ECLI:NL:GHSCHE:2024:3936, gerechtshof Arnhem Leeuwarden 11 februari 2025 ECLI:NL:GHARL:2025:684, ECLI:NL:GHARL:2025:686, ECLI:NL:GHARL:2025:687, ECLI:NL:GHARL:2025:688 en ECLI:NL:GHARL:2025:689, gerechtshof Amsterdam 11 februari 2025 ECLI:NL:GHAMS:2025:379.
Zie bijvoorbeeld Hoge Raad 9 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:882.
Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 r.o. 5.6 en 5.7. Deze lijn is nadien bevestigd in de arresten van de Hoge Raad van 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1935, en van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.