ECLI:NL:RBGEL:2025:7221 - Rechtbank Gelderland - 21 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 11761991 \ VV EXPL 25-47
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2025
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. [bedrijf], wonende te [woonplaats] , eisende partij, hierna te noemen: [eiser] , gemachtigde: mr. D. van Alst,
tegen
[gedaagde], wonende te [woonplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , gemachtigde: mr. K.T.E. Huisman.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties
-
de aanvullende producties 13 en 14 namens [eiser]
-
de akte overlegging producties namens [gedaagde] met producties 1 tot en met 14
1.2. De zaak is mondeling behandeld op 7 augustus 2025. Verschenen zijn [eiser] en [gedaagde] , bijgestaan door hun gemachtigden. Beide gemachtigden hebben een pleitnota voorgedragen en de griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder is besproken.
1.3. Tot slot is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. [eiser] voert onder de naam [bedrijf] een onderneming die een kledingwinkel exploiteert en voorts diensten verleent op het gebied van haarverzorging, schoonheidsverzorging, pedicures en manicures. Ten behoeve van de uitoefening van deze onderneming huurt [eiser] met ingang van 1 maart 2024 van [gedaagde] de aan laatstgenoemde in eigendom toebehorende winkelruimte aan [adres] (hierna: het gehuurde). De tussen partijen gesloten huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar, en loopt tot en met 28 februari 2029, met - behoudens opzegging - verlenging van telkens vijf jaren. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de 'ALGEMENE BEPALINGEN HUUROVEREENKOMST WINKELRUIMTE en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW' (hierna: AB).
2.2. Artikel 16 AB luidt als volgt:
16.1 Zonder schriftelijke toestemming van verhuurder is huurder bevoegd veranderingen en toevoegingen in, aan of op het gehuurde aan te brengen, die voor de exploitatie van het bedrijf van huurder nodig zijn, mits de veranderingen en toevoegingen niet de (bouwkundige) constructie van het gehuurde en de technische voorzieningen die deel uitmaken van het gehuurde of het gebouw of complex van gebouwen waarvan het gehuurde deel uit maakt, betreffen en deze veranderingen en toevoegingen niet in strijd zijn met voorschriften van de overheid en van de nutsbedrijven met de voorwaarden waaronder de eigenaar van het gehuurde de eigendom van het gehuurde heeft verworven en met andere beperkte rechten.
16.2 Onder de in 16.1 bedoelde veranderingen en toevoegingen vallen niet veranderingen en toevoegingen aan de buitenzijde van het gehuurde, waaronder naamsaanduidingen en reclames van huurder, en veranderingen en toevoegingen als bedoeld in artikel 8.2 van de algemene bepalingen. Daarvoor is steeds de voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder nodig. Het is huurder voorts zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder niet toegestaan ramen en etalages af te plakken of anderszins ondoorzichtig te maken. (…)
16.7 Indien voor een verandering of toevoeging een vergunning, ontheffing of toestemming van een derde vereist is zal huurder deze aanvragen en zal huurder zich houden aan alle daarop betrekking hebbende voorschriften.
16.8 Alle aan de veranderingen of toevoegingen verbonden kosten en leges zijn voor rekening van huurder.
2.3. Het pand aan [adres] is een gemeentelijk monument. De winkelruimte bevindt zich op de begane grond. Op de eerste verdieping bevindt zich een woning.
2.4. In de splitsingsakte d.d. 31 januari 2003 betreffende de opheffing en splitsing in appartementsrechten van het pand aan [adres] zijn onder meer de volgende artikelen opgenomen:
Artikel 9 lid 4: In afwijking van hetgeen in lid 1.a. van dit artikel is bepaald zijn de kozijnen, ramen, deuren en glaswerk en het bang- en sluitwerk welke zich aan de buitengevels van het gebouw bevinden niet gemeenschappelijk.
Artikel 13 lid 2: De eigenaar van appartement 1 behoeft niet de in dit artikel van het modelreglement vereiste toestemming, voorzover het betreft het aanbrengen aan de buitenzijde van naamborden, reclame-aanduidingen, uithangborden, zonneschermen, vlaggen, spandoeken, bloembakken, schijnwerpers en in het algemeen van uitstekende voorwerpen, niet hoger dan de bovenkant van de uitstekende rand ter hoogte van de verdiepingsvloer van de bovenwoning op de eerste verdieping. Reclame aan de straatzijde van het pand is toegestaan.
2.5. Op 20 maart 2024 heeft [eiser] de toegangsdeur van het gehuurde geschilderd. Op 21 maart 2024 is zij benaderd door de bewoners van de bovenwoning. Zij spraken haar aan op het feit dat het niet zou zijn toegestaan om de toegangsdeur te schilderen. Vervolgens heeft [eiser] op 23 maart 2024 een e-mail ontvangen van [gedaagde] :
(…) Zoals je weet is winkel een monumentaal pand. Dat betekent dat iedere wijziging/aanpassing van o.a. de gevel aangevraagd zal moeten worden bij de monumentencommissie. Los daarvan dient er ook overleg en toestemming van de VVE te zijn. Afgelopen woensdag (20/3) is de deur van de winkel geverfd. Dit zonder dat er aan bovengenoemde voorwaarden voldaan is. Dit kan niet en dient hersteld te worden. De correcte kleurcode heb je inmiddels ontvangen. Indien de deuren niet voor woensdag (27/3) in deze kleur geverfd zijn, zal ik een schilder opdracht geven dit te doen. De kosten zijn dan voor jouw rekening. Verder wil ik opmerken dat indien er door deze actie extra kosten zullen zijn bij het volgende reguliere schilderwerk, door slordig/slecht werk, deze ook aan jou doorberekend zullen worden.
Ik hoop dat hier sprake is van een incident en er in de toekomst pas dergelijke acties plaatsvinden als er aan alle regels/afspraken/vergunningsvoorwaarden is voldaan.(…)
2.6. De reactie van [naam 1] (de partner van [eiser] ) is als volgt:
Wij zijn vooraf nooit geïnformeerd over het feit dat er een vereniging van eigenaren bestaat en waren ook niet op de hoogte dat de VVe gezamenlijk beslissingen moet nemen voordat er wijzigingen mogen worden doorgevoerd aan jou winkelpand! Dit staat ook nergens vermeld in onze huurovereenkomst. Hierin staat enkel vermeld dat er in goed overleg met de verhuurder, en nadat er toestemming is verleend door de desbetreffende overheidsinstantie veranderingen mogen worden doorgevoerd. Ik citeer jou opmerking “al schilder je het rood, geel of groen, dat interesseert mij niet, zolang er maar geen trammelant van komt” Hierdoor zijn wij er vanuit gegaan dat er alleen iemand van de gemeente een opmerking zou kunnen maken, en dat risico vonden wij acceptabel genoeg om voor een andere kleur voor de deur te kiezen. Jij was notabene zelf aanwezig tijdens de schilderactie van [eiser] . Dat mijn vrouw hier nu wordt neergezet als iemand die zonder overleg een andere kleur op haar winkeldeur aanbrengt is dus niet waar. Pas nadat [naam 2] (de bovenbuurman) de moeite nam om dit telefonisch aan ons uit te leggen wisten wij hoe het zat en hoe het eigenlijk had moeten verlopen. Wij hadden van het begin af aan een goede klik met onze buren, maar door dit voorval hebben zij nu een compleet verkeerd beeld van ons gekregen. Vandaar dat ik nu ook de moeite neem om dit recht te zetten.
Wij kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor de kosten van een schilder die jij opdracht geeft en niet voor de vermelde extra kosten die door slordig/slecht schilderwerk bij het volgende reguliere schilderwerk zouden kunnen ontstaan. Je had ons vooraf moeten informeren over de V.V.e. en de bijbehorende spelregels. Volgens [naam 2] hadden wij ook de overige werkzaamheden die inmiddels zijn gedaan niet mogen doen zonder overleg met de VVe. en het bevoegde gemeentelijk gezag. Jij hebt mij notabene toestemming gegeven om het gehele plafond eruit te strippen en zelfs de kelder erbij te betrekken en er is tijdens dat overleg nooit ter sprake gekomen dat rekening moet worden gehouden met gemeentelijke commissies of de VVe! We hebben het nu letterlijk over een likje verf op de winkeldeur?!
Wij hebben bij jou en bij [naam 2] reeds aangegeven dat wij de buitenkant van de winkel deur netjes gaan schilderen in de oorspronkelijke kleur. Door weersomstandigheden en of werkzaamheden met een hogere prioriteit kan ik niet garanderen dat ons dit voor de gestelde termijn 27/3 lukt.
Tijdens het telefoongesprek met [naam 2] is er afgesproken dat we voor de kleur op het pand van Dille en Camille willen gaan, en dat jullie dit gaan indienen bij de gemeentelijke welstand commissie. Ga jij hier ook mee akkoord?
2.7. Hierop reageert [gedaagde] als volgt:
Ik begrijp uit je mail dat je verrast bent door het bestaan van de VVE. Deze staat idd niet vermeld in het huurcontract. Dit hoeft ook niet aangezien jij huurder bent en geen onderdeel van de VVE. In principe heb jij hier niet mee van doen. Afspraken maak je met mij. Ik overleg, indien nodig, binnen de VVE met de bovenburen. Nogmaals, dat je hierdoor verrast was begrijp ik. Ik had dit in de vorige mail duidelijk uit moeten leggen. Hiervoor mijn excuses. De VVE bestaat uit twee partijen. De bovenburen, [naam 3] en [naam 2] , en de winkel, [naam 4] . Als het in de toekomst over zaken gaat die deze beide partijen aangaan zal ik het dan ook over de VVE hebben.
Ik heb je meerdere malen verteld dat veranderingen aan de buitenkant van de winkel niet zo maar kunnen. Zoals iedere keer besproken moeten wijzigingen aan twee voorwaarden voldoen:
Ten aanzien van de eerste voorwaarde: Het klopt dat het mij niet zoveel uitmaakt in welke kleurstelling het pand geschilderd wordt als er maar geen trammelant van komt. Ik hoef er tenslotte niet tegenaan te kijken. De bovenburen en jij wel. Vandaar de voorwaarde voor overleg en toestemming van bovenburen. Als die akkoord zijn ben ik het ook, dus dan is de VVE akkoord. Ik heb mij als het ware buiten dit overleg geplaatst om vertraging hierin te voorkomen. Door de deur te verven in een andere kleur en ander moment dan met de bovenburen besproken was, waren zij onaangenaam verrast toen zij thuiskwamen en de geverfde deuren zagen. Zij zijn het hier niet mee eens, ik ook niet, en dan kom ik weer in beeld met de melding dat de VVE het hier dus niet mee eens is.
Ten aanzien van de tweede voorwaarde: Er is geen aanvraag gedaan bij de monumentencommissie. Er is dus geen toestemming en/of vergunning van de betreffende overheidsinstantie. Dat alleen al zorgt ervoor dat dit niet had gemogen. Jullie zijn ervan uit gegaan dat alleen iemand van de gemeente een opmerking zou kunnen maken. Dat is dus niet correct. Hiermee hebben jullie, volgens eigen zeggen, bewust een risico genomen.
Ten aanzien van de gang van zaken. Het klopt niet dat ik aanwezig was toen er begonnen werd met het verven van de deuren. Ik was materiaal halen bij de bouwmarkt. Toen ik terugkwam was er al een deur geverfd. Ik stond voor mijn gevoel voor een voldongen feit. Het had toen geen zin meer om te stoppen. Dan had het er niet uitgezien, een deur geverfd en de rest niet. Ik had, achteraf gezien, op dat moment nogmaals moet aangeven dat deze gang van zaken niet akkoord was. Dit omdat het overleg met de bovenburen nog niet was afgerond laat staan dat er een akkoord van de monumentencommissie was.
Uiteraard wil ik jouw vrouw niet neerzetten als iemand die zonder overleg te werk gaat. Dat overleg was er wel, maar was nog niet afgerond. Als de bovenburen door dit voorval een verkeerd beeld van jullie hadden gekregen, heb ik van iedereen begrepen dat dit tijdens het gesprek met [naam 2] is rechtgezet. Verder heb jij zelf nog tegen mij gezegd dat het beter was geweest als ze met verven had gewacht. Dat zijn we dus met elkaar eens. Mooi dat [naam 2] telefonisch nog een keer uitgelegd heeft hoe het had moeten verlopen Maar dat wist je dus ook al van mij, zie twee voorwaarden eerder genoemd.
Wijzigingen aan het plafond, vloeren en muren zijn geoorloofd zolang er geen wijzigingen in de constructie worden aangebracht en deze met mij besproken worden. Ontsluiten van de kelder had eventueel gekund nadat er een bouwkundige keuring had plaatsgevonden. Dat heb ik ook zo met je besproken toen we deze optie bekeken.
Zoals je nu afgesproken hebt met [naam 2] en [naam 3] ga je de deur weer in de oorspronkelijke kleur blauw verven. Daarna in de kleuren van Dille en Camille, prima wat mij betreft. Verder geef je aan dat je niet kunt garanderen dat dit voor 27/3 gaat lukken. Dat begrijp ik want ik weet dat het opstarten veel tijd kost. Ik neem aan dat je dit wel gedaan wilt hebben voordat de winkel open gaat. Kunnen we afspreken dat deze klus uiterlijk 8 april gedaan is?
2.8. Op 11 april 2024 hebben de bovenburen (namens de VvE) een vergunning aangevraagd voor het schilderen van de hele gevel van het pand in de kleur van Dille & Kamille (een winkelpand in de Lange Hezelstraat in de nabijheid van het gehuurde).
2.9. Op of omstreeks 8 juni 2024 heeft zich een incident voorgedaan tussen [eiser] en de bewoners van de bovenwoning. De aanleiding was een verplaatsbaar kledingrek dat op de stoep voor het gehuurde was geplaatst.
2.10. Op 11 juni 2024 hebben de bovenburen de lopende vergunningaanvraag voor het schilderen van de gevel ingetrokken.
2.11. Op 26 maart 2025 heeft de gemachtigde van [eiser] een brief gestuurd aan [gedaagde] waarin zij hem heeft gevraagd om medewerking te verlenen aan een aantal door [eiser] gewenste voorzieningen. [gedaagde] heeft hierop (bij monde van zijn gemachtigde) afwijzend gereageerd. Vervolgens heeft nog verdere correspondentie tussen de gemachtigden van partijen plaatsgevonden.
3 Het geschil
3.1. [eiser] vordert - samengevat en na wijziging van haar vordering ter zitting - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] :
1. gebiedt om binnen drie dagen na betekening van het te wijzen vonnis aan [eiser] schriftelijk en ondubbelzinnig toestemming te verlenen voor:
2. gebiedt om binnen diezelfde termijn alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan het aanvragen van de eventueel vereiste vergunningen, waaronder in elk geval het (mede)ondertekenen van de vergunningsaanvraag, en vervolgens alles na te laten wat aan verkrijging daarvan in de weg staat.
3. veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte daarvan dat hij in gebreke blijft aan het onder 1 en/of 2 gevorderde te voldoen, met een maximum van € 25.000,00.
4. veroordeelt in de proceskosten.
3.2. [eiser] legt aan haar vorderingen kort gezegd ten grondslag dat [gedaagde] zich niet als een goed verhuurder gedraagt, in strijd met redelijkheid en billijkheid handelt en het huurgenot van [eiser] frustreert door de door [eiser] gevraagde voorzieningen te weigeren. De wijzigingen waarvoor [eiser] toestemming heeft gevraagd zijn stuk voor stuk beperkt van aard, esthetisch verantwoord en passen binnen het karakter van een winkelpand in een historische winkelstraat. Het betreft bovendien geen structurele aanpassingen. [eiser] heeft belang bij deze voorzieningen in het kader van haar bedrijfsvoering. [gedaagde] is op grond van de splitsingsakte zelfstandig bevoegd om toestemming te verlenen voor de door [eiser] gewenste voorzieningen en heeft daarvoor niet de toestemming van de andere VvE-leden (de bovenburen) nodig.
3.3. [gedaagde] voert verweer en concludeert dat [eiser] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, althans dat de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. [gedaagde] betwist kort gezegd dat sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van [eiser] . Daarnaast voert hij aan dat de gevraagde voorzieningen niet noodzakelijk zijn voor een goede bedrijfsvoering van [eiser] . Bovendien zijn er alternatieven beschikbaar om de door [eiser] gewenste effecten te bereiken. [gedaagde] maakt zich zorgen over het mogelijk ontstaan van schade aan het monumentale pand door het aanbrengen van (planten)haakjes, schroefringen en een tweede vlaggenmast. Ook om die reden kan hij niet instemmen met de gevraagde voorzieningen.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1. Het gaat hier om in kort geding gevorderde voorlopige voorzieningen. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorzieningen een spoedeisend belang heeft. Van een spoedeisende zaak is in het algemeen sprake als van de eisende partij niet kan worden gevergd dat hij/zij de uitkomst van de bodemprocedure afwacht. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
4.2. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op dit moment sprake is van een zodanig spoedeisend belang tot het treffen van de gevorderde voorzieningen dat de beslissing in een bodemprocedure niet kan worden afgewacht. Daartoe is het volgende redengevend.
4.3. [eiser] stelt dat de door haar verzochte voorzieningen aan de buitenzijde van haar winkelpand functioneel noodzakelijk zijn voor de exploitatie van haar winkel. Het is van wezenlijk zakelijk belang voor haar om de winkelpui een uitstraling te kunnen geven die past bij haar winkel en verder aantrekkelijk en representatief is. Iedere dag dat de voorzieningen zoals gevraagd ontbreken, lijdt zij commercieel nadeel in de zin van gemiste klandizie, omzetderving en verlies van concurrentiepositie, aldus nog steeds [eiser] . [gedaagde] betwist dat sprake is van een spoedeisend belang. Hij wijst hierbij allereerst op het tijdsverloop; [eiser] weet al geruime tijd dat [gedaagde] niet akkoord gaat met de door haar gevraagde voorzieningen en heeft nu pas deze kort gedingprocedure gestart. Daarnaast betwist [gedaagde] de noodzakelijkheid van de voorzieningen. Het gehuurde is volgens hem ook zonder deze voorzieningen prima te gebruiken voor de exploitatie van de winkel. Bovendien zijn er voldoende alternatieven beschikbaar die geen schade aan het pand opleveren. Gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] had het op de weg van [eiser] gelegen niet alleen blote stellingen in te nemen ten aanzien van het spoedeisend belang, maar deze tevens te onderbouwen. Dat heeft zij echter nagelaten. Zonder die onderbouwing is niet aannemelijk dat [eiser] commercieel nadeel ondervindt van het uitblijven van toestemming. Bij gebrek aan een voldoende spoedeisend belang zal de kantonrechter de vorderingen in kort geding dienen af te wijzen. Aldus zal de kantonrechter beslissen.
4.4. Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog als volgt. Ook als de kantonrechter wel spoedeisendheid zou aannemen, zou hij de verzochte voorzieningen nu niet geven. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.5. Op grond van de artikelen 16.1 en 16.2 AB is het uitgangspunt dat voor veranderingen aan de buitenzijde van het gehuurde altijd schriftelijke toestemming van de verhuurder nodig is. Indien de verhuurder de toestemming niet verleent, kan de huurder vorderen dat de rechter hem zal machtigen tot het aanbrengen van veranderingen.
4.6. [eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
4.7. Tot slot het volgende. Zoals tijdens de mondelinge behandeling reeds besproken, raadt de kantonrechter partijen aan om in overleg met elkaar te treden over de wijze waarop zij in de toekomst met elkaar communiceren en hoe zij omgaan met gewenste wijzigingen van of voorzieningen aan het pand. De huurovereenkomst loopt immers nog tot eind februari 2029 door, zodat partijen nog een aantal jaren met elkaar te maken hebben als huurder en verhuurder. Aangezien de bovenburen een rol spelen in de discussies, zou het goed zijn ook hen bij het overleg te betrekken. 5. De beslissing
De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
41245 / 51588
Artikel 7:215 lid 3 BW.