Terug naar bibliotheek
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2025:6892 - Rechtbank Gelderland - 2 juli 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBGEL:2025:68922 juli 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Civiel recht

Zittingsplaats Zutphen

Zaaknummer: C/05/452081 / HZ ZA 25-136

Vonnis van 2 juli 2025

in de zaak van

[eiser], te [plaats 1] , eisende partij, hierna te noemen: eiseres, advocaat: mr. J. Peute te Epe,

tegen

[gedaagde], te [plaats 2] , gedaagde partij, hierna te noemen: gedaagde, advocaat: mr. H.J. van Balen te Groningen, niet verschenen.

1 De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de dagvaarding

  • het tegen gedaagde verleende verstek.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De beoordeling

2.1. Eiseres heeft gevorderd zoals is vermeld in de dagvaarding waarmee deze procedure is ingeleid. De inhoud van deze dagvaarding moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

2.2. Gedaagde is niet verschenen, zodat beoordeeld moet worden of tegen haar verstek verleend kan worden. Voorwaarde voor verstekverlening is dat eiseres de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht heeft genomen bij de oproeping van gedaagde.

2.3. Gedaagde is bij beschikking van 17 oktober 2013 van rechtbank Noord-Nederland onder bewind gesteld. Op grond van artikel 1:441 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) vertegenwoordigt de bewindvoerder de rechthebbende tijdens het bewind bij de vervulling van zijn taak in en buiten rechte. De bewindvoerder treedt daarom in een geding over een onder bewind gesteld goed op als formele procespartij ten behoeve van de rechthebbende. In een geding met betrekking tot een onder bewind gesteld goed dient de bewindvoerder, en dus niet de rechthebbende, in rechte te worden betrokken (HR 7 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:525). Nu de vordering van eiseres strekt tot betaling van een geldsom door gedaagde en het vermogen van gedaagde onder bewind staat, is sprake van een geding met betrekking tot een onder bewind gesteld goed. De bewindvoerder van gedaagde had derhalve gedagvaard moeten worden, waardoor eiseres in beginsel niet-ontvankelijk is in haar vordering. Een uitzondering hierop is dat de eisende partij (als derde) op grond van de artikelen 1:439 lid 1 BW en 1:440 lid 1 BW wordt beschermd indien zij het bewind niet kende of niet had behoren te kennen. Uit punt 4 van de dagvaarding blijkt echter dat eiseres op het moment van dagvaarden kennis had van de omstandigheid dat gedaagde onder bewind staat. Eiseres zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.

2.4. Eiseres zal in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op nihil.

3 De beslissing

De rechtbank

3.1. verklaart eiseres niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens gedaagde,

3.2. veroordeelt eiseres in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op nihil.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.M.K.J. Steketee en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025

JV/MS