ECLI:NL:RBGEL:2025:6858 - Rechtbank Gelderland - 9 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11214306 \ CV EXPL 24-5887
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht [eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats] ( [land] ), eisende partij, hierna te noemen: [eiseres] , gemachtigde: [naam 1] ,
tegen
[gedaagde], gevestigd te [vestigingsplaats] , gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde] , gemachtigde: mr. M.J.W. van Osch.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
-
de dagvaarding met producties 1 t/m 4
-
de conclusie van antwoord met producties 5 t/m 10
-
conclusie van repliek met producties A t/m J
-
conclusie van dupliek met productie 11
-
akte uitlaten [eiseres] met producties I en II
-
akte [gedaagde] zonder producties
1.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 mei 2025. Namens [eiseres] is alleen verschenen haar gemachtigde. Namens [gedaagde] zijn verschenen de heer [naam 2] (bestuurder) en haar gemachtigde. Door de griffier zijn aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
2.1. [gedaagde] exploiteert een transportbedrijf en verricht onder meer werkzaamheden voor de partij [bedrijf 1] (hierna [bedrijf 1] ). [bedrijf 1] is een producent van papier en karton en heeft een fabriek in [plaats] .
2.2. Het magazijn van [gedaagde] in [plaats] wordt door [bedrijf 1] gehuurd. [gedaagde] laadt hier wekelijks meer dan 100 trailers/opleggers voor [bedrijf 1] met zware papierrollen. [gedaagde] gebruikt hiervoor speciale heftrucks van 9.000 kilogram die sterk genoeg zijn om de papierrollen te kunnen tillen. De heftrucks zijn eigendom van [bedrijf 1] .
2.3. [bedrijf 1] heeft in deze zaak de partij [bedrijf 2] (hierna [bedrijf 2] ) uit Duitsland ingeschakeld voor het verrichten van transportwerkzaamheden. Uit artikel 11 van de “Carrier Service Agreement” tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] volgt dat [bedrijf 2] de werkzaamheden dient uit te voeren in overeenstemming met de bij de overeenkomst behorende “Carrier Operating Standards’ van [bedrijf 1] .
2.4. Uit artikel 1 van de “Carrier Operating Standards” van [bedrijf 1] is opgenomen dat een standaard papierrol tussen de 1.000 en 3.500 kilogram weegt. Uit artikel 11 volgt onder meer dat de apparatuur die ter belading wordt aangeboden altijd leeg en geschikt moet zijn en dat het wettelijk toegestaan moet zijn om de aangewezen goederen te vervoeren. Tevens volgt uit dit artikel dat er via de achterzijde of via de zijkant wordt geladen en dat er minimaal een ladinggewicht van 25.000 kilogram moet kunnen worden gedragen door het voertuig.
2.5. [bedrijf 2] heeft de opdracht van [bedrijf 1] vervolgens verkocht aan de partij [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ) uit Polen. [bedrijf 3] heeft de opdracht daarna weer doorverkocht aan [eiseres] .
2.6. Namens [eiseres] is op 2 januari 2024 een truck met trailer verschenen bij het magazijn van [gedaagde] in [plaats] om papierrollen op te halen. De trailer van [eiseres] is door de achterassen gezakt op het moment dat een heftruck van [bedrijf 1] de trailer inreed om een eerste papierrol te laden. De heftruck van [bedrijf 1] werd bestuurd door een werknemer van [gedaagde] . De trailer van [eiseres] is hierdoor beschadigd en de kosten van reparatie worden begroot op € 22.098,33.
3 Het geschil
3.1. [eiseres] vordert - samengevat – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade aan de schuifzuiltrailer van [eiseres] en daarom een schadevergoeding verschuldigd is; II. betaling van € 22.098,33 voor reparatie en € 1.000 schadevergoeding voor gederfde winst en kosten chauffeur, te vermeerderen met rente vanaf de dagvaarding; III. betaling van de proceskosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
4 De beoordeling
Rechtsmacht
4.1. Omdat [eiseres] is gevestigd buiten Nederland heeft dit geschil een internationaal karakter en moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt. Deze beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Brussel I bis). Op grond van de hoofdregel van artikel 4 lid 1 Brussel I bis wordt de bevoegdheid van de rechter gebaseerd op de woonplaats van de verweerder. Een grondslag voor afwijking van deze hoofdregel is niet gesteld. Nu [gedaagde] is gevestigd in Nederland is de Nederlandse rechter bevoegd. Gezien de vestigingsplaats van [gedaagde] , is de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem bevoegd om van dit geschil kennis te nemen. Tussen partijen is dit overigens niet in geschil
Toepasselijk recht
4.2. Krachtens de hoofdregel van artikel 4 lid 1 Verordening (EG) nr. 864/2007 (Rome II) is het recht dat van toepassing is op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan. De kantonrechter is van oordeel dat gelet hierop Nederlands recht van toepassing is. Ook dit is tussen partijen niet in geschil.
Juridisch kader
4.3. [eiseres] stelt dat [gedaagde] een onrechtmatige daad jegens haar heeft gepleegd en aldus aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden schade. De gestelde onrechtmatige daad is volgens [eiseres] gepleegd door [gedaagde] . Uit de stellingen van [eiseres] kan worden afgeleid dat een medewerker van [gedaagde] onjuist heeft gehandeld. Ter zitting is door de gemachtigde van [eiseres] uitdrukkelijk verklaard dat [eiseres] haar vordering niet baseert op artikel 6:170 BW, maar enkel op artikel 6:162 BW. Aldus zal de kantonrechter het geschil op laatstgenoemde grondslag beoordelen.
4.4. In artikel 6:162 BW is bepaald dat hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, verplicht is de schade te vergoeden die de ander dientengevolge lijdt. Voor het slagen van een actie uit onrechtmatige daad moet aan vijf eisen zijn voldaan: onrechtmatigheid, toerekenbaarheid, schade, causaliteit en relativiteit.
Onrechtmatigheid
4.5. [eiseres] stelt dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld doordat met een heftruck geladen met een papierrol de trucktrailer die eigendom is van [eiseres] is binnen gereden. De trailer was hier niet tegen bestand en is toen door zijn as gezakt. [eiseres] stelt zich concreet op het standpunt dat [gedaagde] veiligheidsnormen heeft geschonden, omdat zij de waarschuwingsstickers aan de binnen- en zijkant van de trailer heeft genegeerd. Op de waarschuwingsstickers staat namelijk dat de maximale asbelasting slechts 7.000 kilogram is. Desondanks is [gedaagde] met een te zware heftruck de trailer binnen gereden, aldus [eiseres] . [gedaagde] had ervoor moeten kiezen om de trailer vanaf de zijkant te laden. Dit duurt langer maar was in dit geval wel veiliger geweest. Door de trailer via de achterkant te laden en dus voor de snellere optie te kiezen heeft zij ervoor gekozen de trailer op een onveilige manier te laden. Dit is onrechtmatig, aldus [eiseres] .
4.6. [gedaagde] betwist dat er veiligheidsnormen zijn geschonden. De twee medewerkers van [gedaagde] laden 40 trailers per dag en hebben geen tijd om bij elke trailer naar eventuele instructies op de deuren van de trailers te kijken. In de “Carrier Operating Standards” staan duidelijke instructies waaraan de trailers moeten voldoen die worden gebruikt voor het vervoer van (zware) papierrollen. De medewerkers moeten er dan ook op kunnen vertrouwen dat de trailer geschikt is om de papierrollen te vervoeren. De waarschuwingsstickers op de trailer van [eiseres] waren überhaupt niet zichtbaar voor de heftruckchauffeur omdat de deuren altijd open staan bij het laden via de achterkant, aldus nog steeds [gedaagde] . Bovendien blijkt uit de waarschuwingstickers dat de maximale aslast weliswaar 7.000 kilogram is, dit geldt echter per as. De trailer van [eiseres] heeft drie assen en zou dat een maximale aslast van 21.000 kilogram moeten kunnen dragen. Deze aslast heeft [gedaagde] naar eigen zeggen niet overschreden. Dat het laden via de achterkant van de trailer een onveiligere manier van laden is, wordt door [gedaagde] betwist. De gewone trailers worden altijd via de achterkant geladen en dat is tot nu toe altijd goed gegaan. Enkel in het geval (in de woorden van [gedaagde] ) megarollen papier moeten worden vervoerd, worden de trailers via de zijkant geladen. Deze rollen zijn hoger en aanzienlijk zwaarder dan de normale papierrollen. Voor de megarollen is ook altijd een verstevigde trailer noodzakelijk. Daarvan is in casu geen sprake.
4.7. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] mede gelet op de betwisting van [gedaagde] onvoldoende rechtsfeiten heeft gesteld waaruit zou moeten volgen dat [gedaagde] zelfstandig onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar. [eiseres] stelt dat de onrechtmatigheid blijkt uit het schenden van veiligheidsnormen en het onveilig laden van de trailer door te kiezen voor het laden via de achterkant. Dat de heftruckchauffeur de waarschuwingssticker op de trailer niet heeft gelezen, maakt nog niet dat veiligheidsnormen door [gedaagde] zijn geschonden. Bovendien zou dit een gedraging van de heftruckchauffeur opleveren en niet van [gedaagde] . Uitdrukkelijk heeft [eiseres] haar vordering niet willen baseren op de grondslag dat [gedaagde] , als werkgever, risicoaansprakelijk is voor fouten van een ondergeschikte. Daarnaast is door [gedaagde] onvoldoende weersproken gesteld dat de maximale draagkracht van de drie assen van de trailer van 21.000 kilogram niet is overschreden. Ook is het laadvermogen van 32.435 kilogram feitelijk niet gehaald. De betrokken trailer is al door de assen gezakt bij een belasting van grofweg 12.500 kilogram (de heftruck met één rol papier). Het heeft er dan ook alle schijn van dat de trailer niet geschikt was om de papieren rollen te vervoeren, dan wel dat sprake is van een technisch gebrek. Zonder nadere onderbouwing neemt de kantonrechter niet aan dat het laden via de achterkant onveilig zou zijn. [eiseres] heeft ook daarvoor te weinig rechtsfeiten gesteld. Temeer nu onweersproken is dat door [gedaagde] dagelijks vele trailers op deze wijze worden geladen en dit tot op heden nooit tot problemen heeft geleid. Verder overweegt de kantonrechter nog dat niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] haar werknemers onvoldoende opleiding geeft, met ongeschikt materieel laat werken, haar medewerkers tegen beter weten in verplicht veiligheidsinstructies te negeren of anderszins. Dit alles maakt dat niet is vast komen te staan dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. De vordering op grond van onrechtmatige daad zal gelet hierop worden afgewezen.
De proceskosten
4.8. [eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
5 De beslissing
De kantonrechter
5.1. wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
61389 / 51588