Terug naar bibliotheek
Rechtbank Gelderland

ECLI:NL:RBGEL:2025:6756 - Rechtbank Gelderland - 13 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBGEL:2025:675613 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: ARN 23/6695

in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. M.I. Bal),

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV (gemachtigde: mr. M.S. Winkel).

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing door het UWV van de aanvraag van eiser om aan hem per 12 september 2022 (datum in geding) een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Eiser is het niet eens met de beslissing van het UWV dat hij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd. Eiser krijgt geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 10 augustus 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV gebleven bij het besluit van 14 maart 2023 waarmee de WIA-aanvraag is afgewezen.

2.1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het (inleidend) beroepschrift gereageerd met een (aanvullend) verweerschrift.

2.2. De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit 3. De rechtbank gaat uit van het navolgende.

3.1. Eiser heeft gewerkt als magazijnmedewerker voor gemiddeld 38,50 uur per week. Eiser heeft een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen. Op 14 september 2020 heeft eiser zich met pijnklachten aan zijn rechter lichaamshelft (arm, schouder en been) ziek gemeld bij het UWV. Eiser is gezien door een (verzekerings)arts.[1] Deze heeft geoordeeld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk. Daarom heeft het UWV aan eiser met ingang van 14 september 2020 ziekengeld toegekend. Na het eerste ziektejaar is eiser opnieuw door een verzekeringsarts[2] gezien en heeft een arbeidsdeskundige beoordeling plaatsgevonden.[3] Omdat eiser door ziekte minder dan 65% van het maatmaninkomen kon verdienen is het ziekengeld voortgezet.

3.2. In het kader van de WIA-beoordeling per datum einde wachttijd, 12 september 2022, is eiser op 1 februari 2023 door een (verzekerings)arts van het UWV gezien en is met eiser gesproken.[4] Door de (verzekerings)arts is op 21 februari 2023 een functionele mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige beoordeling plaatsgevonden.[5] Hierna heeft het UWV de WIA-aanvraag afgewezen.[6]

3.4. In bezwaar heeft (opnieuw) een medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b)[7] en een arbeidsdeskundige beoordeling door de arbeidsdeskundige b&b[8] plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b heeft de eerder door de verzekeringsarts vastgestelde FML gehandhaafd. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige b&b de mate van arbeidsongeschiktheid bepaald op 13,16%. Hierop is het bestreden besluit genomen.

Het geschil 4. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser per 12 september 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en hij daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 12 september 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

4.1. In het aanvullend beroepschrift heeft eiser een grond gericht tegen de berekening van het maatmaninkomen. In het (aanvullend) verweerschrift heeft het UWV de berekening van het maatmaninkomen uiteengezet en is de mate van arbeidsongeschiktheid (opnieuw) bepaald op 28,27%. Omdat eiser nog steeds minder dan 35% arbeidsongeschikt is, houdt het UWV vast aan de afwijzing van de WIA-aanvraag.

4.1.1. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank kan aan dit (motiverings)gebrek voorbijgaan met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. Het is niet aannemelijk dat de eiser door schending van artikel 7:12 van de Awb is benadeeld. Ter zitting heeft eiser deze beroepsgrond namelijk ingetrokken. Daarom passeert de rechtbank het gebrek.

Medische grondslag van het bestreden besluit

Het onderzoek 5. De (verzekerings)arts heeft eiser gezien op een fysiek spreekuur op 16 februari 2023 en heeft lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts kennis genomen van de al bij het UWV bekende medische informatie. Verder is het dagverhaal uitgevraagd, net als de medicatie en de medische voorgeschiedenis.

5.1. De verzekeringsarts b&b heeft kennis genomen van het dossier en de daarin aanwezige (medische) informatie. Bovendien heeft de verzekeringsarts b&b de hoorzitting bijgewoond en is eiser die dag onderzocht door de verzekeringsarts b&b. De verzekeringsarts b&b is daarbij uitgebreid ingegaan op het dagverhaal en de klachten van eiser. Tot slot zijn de bezwaargronden van eiser betrokken.

5.2. De rechtbank komt tot de conclusie dat – ook gezien de inhoud van het beroepschrift van eiser – er geen aanleiding is om te oordelen dat de (verzekerings)artsen (b&b) aspecten van de gezondheidstoestand van eiser hebben gemist. De door eiser genoemde klachten, diagnoses en belemmeringen zijn door de verzekeringsartsen (b&b) onderkend en betrokken bij het medisch onderzoek. Eiser heeft een andersluidende conclusie ook niet gesteld en aannemelijk gemaakt.

De beoordeling van de belastbaarheid 6. De (verzekerings)arts heeft aan de hand van de beschikbare (medische) informatie, verkregen uit onder meer eigen onderzoek en dossierstudie, vastgesteld dat bij eiser sprake is van beperkingen in het bewegingsapparaat (armen, schouders, benen, nek en rug), met name rechts (arm en schouder). Hiervoor zijn beperkingen in het verrichten van arbeid aangenomen, die zijn neergelegd in de FML van 21 februari 2023. Vanwege de samenloop van klachten zijn zwaar tillen, duwen, trekken en dragen beperkt, net als frequente trillingsbelasting. Ook is eiser beperkt geacht op lang zitten, staan en lopen, veelvuldig en diep buigen, langdurig gebogen staan, frequent traplopen en klimmen. Op rechts is eiser beperkt voor het werken boven schouderhoogte, frequent reiken en frequent met kracht schroefbewegingen maken. Voor een urenbeperking (op energetische of preventieve gronden) heeft de (verzekerings)arts geen aanleiding gezien.

6.1. De verzekeringsarts b&b onderschrijft deze medische bevindingen. De verzekeringsarts b&b komt vervolgens, in navolging van de (verzekerings)arts, tot de conclusie dat bij eiser sprake is van beperkingen voor het verrichten van arbeid als objectief en rechtstreeks vast te stellen gevolg van ziekte. De verzekeringsarts b&b handhaaft dan ook de FML van 21 februari 2023.

6.2. Eiser stelt dat de FML onjuist is. Zo is eiser te licht beperkt geacht op trillingsbelasting, tillen, duwen of trekken, lopen en lopen tijdens het werk. Eiser meent dat hiervoor een sterkere beperking had moeten gelden. Eiser wijst in dit verband op het feit dat hij jarenlang zware arbeid heeft verricht, wat tot ernstige gezondheidsproblemen heeft geleid. Hij noemt in dat verband zijn (pijn)klachten. Hiermee is volgens eiser onvoldoende rekening gehouden. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen. De door hem genoemde klachten zijn – zoals hiervoor al is overwogen – door de (verzekerings)artsen erkend en betrokken bij de vaststellen van eisers belastbaarheid. Dat de (verzekerings)artsen dit onjuist hebben gedaan heeft hij – anders dan met blote stellingen – niet aannemelijk gemaakt. Medische gegevens die deze blote stellingen hadden kunnen onderbouwen heeft eiser niet ingebracht. De stelling van eiser dat hij een behandeling niet kan betalen en daarom geen medische informatie kan overleggen, leidt niet tot een ander oordeel. Niet gebleken is dat eiser geen gegevens van bijvoorbeeld zijn huisarts had kunnen inbrengen. Bovendien hebben de (verzekerings)artsen – anders dan eiser kennelijk suggereert[9] – zijn klachten niet buiten beschouwing gelaten. Dat hij altijd consistent is geweest in zijn klachtenpresentatie doet hieraan niet af.

6.3. Anders dan eiser stelt, zijn de (verzekerings)artsen (b&b) niet gehouden om te motiveren waarom afgeweken wordt van een eerdere beoordeling, die in het geval van eiser bovendien in een ander wettelijk kader heeft plaatsgevonden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een beoordeling in het kader van de WIA-aanvraag een nieuwe beoordeling is over een datum die bij de aanvraag in geding is. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b met zijn overweging dat bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling beperkingen zijn aangenomen die niet onderbouwd werden door het medisch substraat inzichtelijk gemotiveerd waarom in het kader van de einde wachttijd beoordeling minder beperkingen zijn genomen.

6.4. Gelet op wat hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het bestreden besluit.

6.5. Eiser moet vanaf 12 september 2022 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 21 februari 2023.

Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit 7. De arbeidsdeskundige heeft de arbeidsmogelijkheden van eiser per de datum in geding aan de hand van de FML van 21 februari 2023 beoordeeld. De conclusie van de arbeidsdeskundige is dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als magazijnmedewerker maar wel voor ander werk.[10] Ook de arbeidsdeskundige b&b is van mening dat eiser zijn eigen werk niet meer kan verrichten maar heeft één functie verworpen die door de arbeidsdeskundige is geduid, omdat eiser niet vier uur per dag kan staan.[11] De arbeidsdeskundige b&b stelt zich op het standpunt dat eiser de overige door de arbeidsdeskundige geduide functies wel kan verrichten.

Opleidingseis/taaleis, beroepsmatig besturen en schroefbewegingen

7.1. Volgens eiser zijn de geduide functies met SBC-code 272043 en 267071 niet geschikt, omdat hij niet voldoet aan de opleidingseis, niet beroepsmatig kan besturen en geen schroefbewegingen kan maken. Ook wordt zijn belastbaarheid overschreden op trillingsbelasting.

7.1.1. De rechtbank volgt eiser hierin niet.

7.1.2. De arbeidsdeskundigen (b&b) hebben in hun rapporten en het resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser.

7.1.3. Uit de arbeidsmogelijkhedenlijst volgt dat voor de geduide functies als opleidingsniveau is vereist dat basisonderwijs is gevolgd en eventueel meerdere jaren vervolgonderwijs. Ervaring is niet vereist. De arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat eiser basisonderwijs en voortgezet praktijkonderwijs heeft gevolgd in zijn geboorteland.[12] Verder heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiser 30 jaar in Nederland in de horeca heeft gewerkt, waarna hij magazijnwerk is gaan verrichten. Eiser heeft ook een heftruckbewijs en een rijbewijs B gehaald. Tot slot heeft de arbeidsdeskundige in het persoonlijk onderhoud met eiser vastgesteld dat eiser het Nederlands redelijk verstaat en matig spreekt.[13] De arbeidsdeskundige b&b onderschrijft deze bevindingen.[14] Eiser heeft deze bevindingen niet betwist. Met zijn stelling dat het onderwijs in het buitenland is gevolgd waardoor zijn taalbeheersing en rekenvaardigheid minder ontwikkeld is en dat hij niet enkele jaren VMBO heeft gevolgd, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat hij de geduide functies voor wat betreft opleiding niet kan verrichten.

7.1.4. Ook de overige knelpunten zijn beoordeeld. De arbeidsdeskundigen (b&b) hebben toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen. De stelling van eiser dat de functie met SBC-code 111230 ongeschikt is, omdat zijn belastbaarheid wordt overschreven op het item beroepsmatig besturen laat de rechtbank buiten beschouwing omdat deze functie niet aan de schatting ten grondslag is gelegd.

Tillen en dragen

7.2. Eiser stelt zich tot slot op het standpunt dat de functie met SBC-code 272043 niet passend is. Eiser is in de FML beperkt geacht voor het tillen en dragen van ongeveer vijf kilogram, incidenteel tot tien kilogram. Omdat eiser in deze functie elke werkdag en (ook) elk werkuur twee keer één minuut achtereen tien kilogram moet tillen is volgens eiser geen sprake van ‘incidenteel’ tillen en dragen van tien kilogram maar van ‘structureel’ tillen en dragen. Volgens eiser had de arbeidsdeskundige deze functie, vanwege de structurele aard van het tillen en dragen van tien kilogram, moeten verwerpen. De arbeidsdeskundige heeft echter ten onrechte aan de verzekeringsarts de vraag voorgelegd of deze functie, ondanks de structurele aard van de belasting, toch geschikt is. Dat is, zo stelt eiser, enkel gebeurd met de kennelijke bedoeling om hem een WIA-uitkering te kunnen weigeren.

7.3. De rechtbank stelt voorop dat de arbeidsdeskundige (b&b) zal moeten toelichten waarom een geduide functie (toch) passend is als in die functie belastingen aan bod komen waarvoor in de FML een beperking is aangenomen en door het Claim Borgings- en Beoordelingssysteem een signalering wordt gegeven. Als er geen signalering volgt, bijvoorbeeld omdat de belasting in de functie en de beperking van de verzekerde met elkaar in evenwicht zijn, dan hoeft de arbeidsdeskundige (b&b) niet(s) toe te lichten.[15] Het is de verzekeringsarts (b&b) die de FML aan de hand van de medisch objectiveerbare beperkingen vaststelt. Als door de verzekeringsarts (b&b) op een item geen beperking is aangenomen en er dus geen signalering volgt, dan hoeft de arbeidsdeskundige (b&b) niet toe te lichten waarom de geduide functie op die items (toch) passend is. Als wel een signalering volgt en de verzekeringsgeneeskundige rapportage, gelezen in samenhang met de FML onvoldoende duidelijkheid geeft over de vraag of de te duiden functie ondanks de signalering passend is, zal de arbeidsdeskundige (b&b) de verzekeringsarts (b&b) moeten raadplegen en om een afzonderlijk verzekeringsgeneeskundig oordeel voor wat betreft die signalering moeten vragen. Het is immers de verzekeringsarts (b&b) die niet alleen kan beoordelen of maar ook met welke invulling zoals de frequentie een bepaalde taak past binnen de medische belastbaarheid van en de beperkingen die betrokkene heeft.

7.3.1. Dat eiser zich in deze systematiek niet kan vinden, mag zo zijn, maar dat betekent niet dat, in de woorden van eiser, “de spelregels gedurende het spel zijn gewijzigd met de kennelijke bedoeling aan hem een uitkering te ontzeggen” zoals eiser tijdens zitting naar voren heeft gebracht.

7.3.2. Uit de FML volgt dat eiser onder meer is beperkt op de items 4.13 Tillen tijdens het werk (beperkt, kan ongeveer vijf kg tillen, incidenteel tot tien kg) en 4.14 Dragen tijdens het werk (beperkt, kan ongeveer vijf kg tillen, incidenteel tot tien kg).

7.3.3. In het resultaat functiebeoordeling is bij de functie met SBC-code 272043 een signalering gegeven op zowel item 4.13 als op item 4.14. In beide gevallen ziet de signalering op ‘zware voorwerpen tillen/dragen’. Volgens de arbeidsdeskundige wordt in de functie twee keer per uur ongeveer één minuut achtereen tien kilogram getild. Naar het oordeel van de rechtbank is, anders dan eiser stelt, in deze functie sprake van ‘incidenteel’ tillen en dragen, ook al komen deze bewegingen elke werkdag meerdere keren voor.[16]

7.3.4. De rechtbank wijst in dat verband op het volgende. Volgens de NIOSH-methode[17], die door Gezondheidsraad[18] wordt onderschreven en ook door de Nederlandse Arbeidsinspectie wordt gehanteerd[19], wordt twee keer of minder per uur tillen[20] als ‘incidenteel’ aangemerkt. Omdat in de geduide functie deze frequentie niet wordt overschreden, is sprake van incidenteel tillen (en dragen), ook al maakt dat een structureel, want behorend tot de dagelijkse werkzaamheden, onderdeel uit van de functie. Tegen die achtergrond heeft de (verzekerings)arts op vragen van de arbeidsdeskundige voldoende inzichtelijk gemotiveerd waarom deze functie toch passend is.

7.3.5. Dragen[21] ligt in het verlengde van tillen. Gelet op de (lage) frequentie per uur en het geringe aantal keren per werkdag dat eiser meer dan vijf kilogram (want (tot) tien kilogram) moet dragen, heeft de (verzekerings)arts de passendheid van de functie ook op dat item voldoende toegelicht.

7.3.6. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Het UWV heeft de WIA-aanvraag van eiser terecht afgewezen.

9. Omdat het UWV in beroep de mate van arbeidsongeschiktheid opnieuw heeft vastgesteld, ziet de rechtbank wel aanleiding om aan eiser een vergoeding van zijn proceskosten toe te kennen. Deze vergoeding bedraagt op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1.814 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Daarnaast zal het UWV het griffierecht van eiser moeten vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep ongegrond;

  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50 aan eiser moet vergoeden;

  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van mr. K.V. van Weert, griffier.

Uitgesproken in het openbaar op

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Medische rapportage Ziektewet van 14 september 2020.

Medische rapportage Eerstejaars Ziektewetbeoordeling van 24 november 2021.

Arbeidsdeskundig onderzoek van 20 december 2021.

Medische rapportage Beoordeling WIA per einde wachttijd van 16 februari 2023.

Arbeidsdeskundig rapport van 10 maart 2023.

Besluit van 14 maart 2023.

Medische rapportage in bezwaarschriftprocedure van 4 juli 2023.

Arbeidsdeskundig onderzoek in bezwaar van 24 juli 2023.

Eiser stelt namelijk dat het moeilijk is om zijn klachten medisch te onderbouwen, maar dat dat niet maakt dat ze er niet zijn.

Productiemedewerker textiel (SBC-code 272043), textielproductenmaker (SBC-code 111160), assemblagemedewerker (SBC-code 267071), medewerker binderij, drukkerij (SBC-code 268030) en bezorger pakketten (SBC-code 111230).

Het gaat hier om de functie met SBC-code 268030.

Egypte.

Overigens hebben ook de (verzekerings)artsen (b&b) vastgesteld dat eiser Nederlands verstaat maar beperkt spreekt.

Onder meer in zijn Arbeidsdeskundig onderzoek in beroep.

Deze systematiek volgt uit de Basisinformatie Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS).

Item 4.13.2 Zware voorwerpen tillen komt dagelijks niet meer dan 4 uren voor en item 4.14.2 Zware voorwerpen komt dagelijks gedurende ongeveer 1 uur voor.

Wat is de NIOSH-methode? | Arboportaal

201236Tillentijdenswerk.pdf, advies van 20 december 2012 van de Gezondheidsraad aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Wat zegt de wet over tillen en dragen? | Tillen en dragen | Arboportaal

In het CBBS is ‘Tillen’ het met de hand(en) oppakken van minimaal 500 gram, gedurende korte tijd vasthouden en weer neerzetten van voorwerpen.

In het CBBS is ‘Dragen’ het verplaatsen van voorwerpen van minimaal 500 gram met gebruik van de hand(en) en arm(en), waarbij er meer dan één meter gelopen moet worden en/of de last meer dan tien seconden moet worden vastgehouden.


Voetnoten

Medische rapportage Ziektewet van 14 september 2020.

Medische rapportage Eerstejaars Ziektewetbeoordeling van 24 november 2021.

Arbeidsdeskundig onderzoek van 20 december 2021.

Medische rapportage Beoordeling WIA per einde wachttijd van 16 februari 2023.

Arbeidsdeskundig rapport van 10 maart 2023.

Besluit van 14 maart 2023.

Medische rapportage in bezwaarschriftprocedure van 4 juli 2023.

Arbeidsdeskundig onderzoek in bezwaar van 24 juli 2023.

Eiser stelt namelijk dat het moeilijk is om zijn klachten medisch te onderbouwen, maar dat dat niet maakt dat ze er niet zijn.

Productiemedewerker textiel (SBC-code 272043), textielproductenmaker (SBC-code 111160), assemblagemedewerker (SBC-code 267071), medewerker binderij, drukkerij (SBC-code 268030) en bezorger pakketten (SBC-code 111230).

Het gaat hier om de functie met SBC-code 268030.

Egypte.

Overigens hebben ook de (verzekerings)artsen (b&b) vastgesteld dat eiser Nederlands verstaat maar beperkt spreekt.

Onder meer in zijn Arbeidsdeskundig onderzoek in beroep.

Deze systematiek volgt uit de Basisinformatie Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS).

Item 4.13.2 Zware voorwerpen tillen komt dagelijks niet meer dan 4 uren voor en item 4.14.2 Zware voorwerpen komt dagelijks gedurende ongeveer 1 uur voor.

Wat is de NIOSH-methode? | Arboportaal

201236Tillentijdenswerk.pdf, advies van 20 december 2012 van de Gezondheidsraad aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Wat zegt de wet over tillen en dragen? | Tillen en dragen | Arboportaal

In het CBBS is ‘Tillen’ het met de hand(en) oppakken van minimaal 500 gram, gedurende korte tijd vasthouden en weer neerzetten van voorwerpen.

In het CBBS is ‘Dragen’ het verplaatsen van voorwerpen van minimaal 500 gram met gebruik van de hand(en) en arm(en), waarbij er meer dan één meter gelopen moet worden en/of de last meer dan tien seconden moet worden vastgehouden.