ECLI:NL:RBGEL:2025:6556 - Rechtbank Gelderland - 25 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem Parketnummer: 05/095061-02
Datum uitspraak: 25 juli 2025
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[betrokkene] (hierna: betrokkene)
geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen), verblijvende in het [verblijfplaats] , locatie [locatie] te [plaats] (hierna: de kliniek),
Raadsvrouw: mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem.
Procedure
Betrokkene is op 29 oktober 2002 bij vonnis van de rechtbank Arnhem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze maatregel is ingegaan op 25 mei 2003.
Bij beslissing van de rechtbank Gelderland van 18 september 2015 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. Op 2 december 2016 heeft deze rechtbank bevolen dat de verpleging van overheidswege wordt hervat. Bij beslissing van deze rechtbank van 12 juli 2024 is de maatregel voor het laatst verlengd.
Bij vordering van 27 mei 2025, ingekomen op diezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat de maatregel wordt verlengd voor de duur van twee jaren.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de volgende processtukken:
Ter zitting van 11 juli 2025 zijn gehoord:
De standpunten
De officier van justitie heeft ter zitting de vordering tot verlenging van de maatregel voor de duur van twee jaren gewijzigd in een vordering tot verlenging van de maatregel voor de duur van één jaar. Aan de voorwaarden voor verlenging is voldaan. Zij heeft aangevoerd dat een verlenging van één jaar weliswaar niet in lijn met de jurisprudentie is, maar dat zij aan betrokkene toch deze handreiking wil bieden, omdat hij al lang in de tbs zit en de rechtbank dan na één jaar weer de voortgang kan evalueren.
De raadsvrouw van betrokkene heeft primair gepleit voor verlenging van de maatregel met één jaar en aanhouding van de beslissing over de dwangverpleging, zodat de reclassering onderzoek kan doen naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging daarvan. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de maatregel te verlengen met één jaar, zodat de rechtbank een vinger aan de pols kan houden en ter motivatie van betrokkene. Daarnaast heeft de raadsvrouw opgemerkt dat de duur van de maatregel niet meer in verhouding staat tot de ernst van de indexdelicten.
De beoordeling
Indexdelict De terbeschikkingstelling is opgelegd vanwege mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en een poging tot diefstal met geweld*.*Dat betekent dat de maatregel is opgelegd in verband met misdrijven die gericht waren tegen of gevaar veroorzaakten voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel is dus niet gemaximeerd.
Stoornis Uit de rapporten van de kliniek, de psycholoog en de psychiater blijkt dat betrokkene lijdt aan een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken, een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, een stoornis in het gebruik van cocaïne en alcohol (beide in langdurige remissie in een gereguleerde omgeving), een stoornis in het gebruik van cannabis (volgens de kliniek matig en volgens de psychiater matig en gedeeltelijk in remissie in een gereguleerde omgeving) en een licht verstandelijke beperking. Daarnaast concluderen de psycholoog en psychiater dat er sprake is van een (beperkte) neurocognitieve stoornis (door meerdere oorzaken, met gedragsstoornis). Ten slotte is sprake van niet-aangeboren hersenletsel. De stoornissen zijn nog altijd aanwezig.
Verloop van de maatregel Na de vorige verlengingszitting heeft het LAP op 7 augustus 2024 geoordeeld dat hervatting van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is en dat er geen mogelijkheid wordt gezien voor een uitstroomtraject en daarmee ook geen alternatieven voor een LFPZ-plaatsing. Op 12 september 2024 wordt beslist tot handhaving van de LFPZ-status en op 28 oktober 2024 is betrokkene overgeplaatst van [tbs-kliniek] naar de LFPZ-afdeling in [plaats] . De overplaatsing is goed verlopen. Betrokkene is over het algemeen vriendelijk in contact naar begeleiding en groepsgenoten en kan met zijn humor voor een goede sfeer zorgen. Daarnaast is betrokkene langdurig abstinent van cocaïne en alcohol, maar blowt soms nog wel. In november 2024 heeft hij een waterige urinecontrole afgeleverd. Hij ziet zelf geen probleem in het af en toe blowen, maar volgens het behandelteam van de kliniek verandert zijn gedrag na middelengebruik, hij is sneller geïrriteerd, verbaal agressiever en wordt achterdochtig. Hij herkent dit niet bij zichzelf. Ter zitting heeft de deskundige aangegeven dat betrokkene inmiddels ook geen (soft)drugs meer gebruikt. Het dagbestedingsprogramma en de intramurale vrijheden van betrokkene worden in de kliniek langzaam opgebouwd. Duidelijk is dat betrokkene gebaat is bij structuur, helderheid en begrenzing. Hij heeft veel begeleiding nodig, maar aan de andere kant heeft hij ook een grote behoefte aan autonomie. Op een autoritaire benadering reageert betrokkene met weerstand en als er iets gebeurt waar hij het niet mee eens is of als hij zich onjuist bejegend voelt, kan hij geïrriteerd reageren. Hij probeert door middel van ‘shoppen’ alsnog voor elkaar te krijgen wat hij wenst. Na een tijdje komt hij dan doorgaans zelf terug om zijn excuus aan te bieden en over de situatie te praten. In de [tbs-kliniek] was betrokkene gestart met het voldoen aan een ‘verlof-checklist’. Dit is voortgezet op de huidige afdeling. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat hij aan deze checklist inmiddels heeft voldaan. De deskundige heeft ter zitting verklaard dat een verlofaanvraag is uitgezet en de verwachting is dat het AVT hier binnen twee maanden op zal beslissen. Om het verlof te kunnen starten heeft de kliniek ook een lager intern beveiligingsniveau aangevraagd (van matig naar laag), dat op 24 juni 2025 is goedgekeurd door het LAP.
Recidivegevaar De kliniek schat het risico op recidive bij beëindiging van de maatregel, als ook bij voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging, in als hoog. Binnen het huidige kader wordt het recidiverisico ingeschat als matig. De psycholoog en psychiater schatten het recidiverisico bij beëindiging van de maatregel in als hoog en binnen het huidige kader als laag-matig. Hieruit blijkt dat de kans op herhaling bij onmiddellijke beëindiging van de terbeschikkingstelling onverminderd groot is.
Conclusie Uit de rapporten van de kliniek en deskundigen komt naar voren dat betrokkene zonder structuur, ondersteuning en verblijf in een (hoog) beveiligde omgeving niet in staat is zijn leven op een voor de maatschappij veilige en verantwoorde manier vorm te geven. Vanwege zijn stoornissen en niet-aangeboren hersenletsel raakt betrokkene snel overvraagd en overprikkeld. Zonder de noodzakelijke ondersteuning wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. Betrokkene verblijft in een LFPZ-afdeling. Dit wordt gezien als de juiste en enige mogelijkheid om hem in een minder veeleisende omgeving meer stabiliteit in zijn leven te kunnen bieden. Het doel voor betrokkene is niet dat hij voor altijd in de LFPZ zal blijven, maar dat hij uiteindelijk zal uitstromen naar de longcare. Een belangrijke stap in dit traject is de opbouw van verlof. Zodra het AVT positief op de aanvraag heeft beslist, kan het verlofplan in gang worden gezet. Ter zitting gaf de deskundige aan het verlof op de gebruikelijke wijze te willen opbouwen, namelijk het eerste jaar dubbel begeleid en het tweede jaar enkel begeleid. Eventueel kan het verlofplan op dit punt worden gewijzigd, maar dit hangt af van het verloop van het traject en de voortgang van betrokkene. Hierin zal betrokkene zich in de samenwerking meewerkend moeten blijven opstellen, geen nieuwe incidenten veroorzaken en medicatietrouw en abstinent van middelen dienen te blijven. Wat dat betreft is hij in de afgelopen periode al goed op weg.
De rechtbank verliest bij haar oordeelsvorming niet uit het oog dat het langdurige traject van betrokkene meermalen en buiten zijn macht om vertraging heeft opgelopen en betreurt dit. Echter, in de jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat, als aannemelijk is dat (verdere) behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan één jaar, de maatregel in beginsel verlengd moet worden met twee jaren. Gelet op hetgeen hierboven is beschreven en de complexe en moeilijk te behandelen problematiek van betrokkene in combinatie met het hoge recidiverisico is het niet te verwachten dat binnen één jaar een (voorwaardelijke) beëindiging aan de orde zal zijn. Het verzoek tot aanhouding voor het onderzoeken van de mogelijkheden daarvoor wordt dan ook afgewezen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat een verlenging met één jaar het traject van betrokkene, waaronder de opbouw van verloven, niet voorspoediger zal laten verlopen. Hierbij merkt de rechtbank op dat de vorige beslissing tot verlenging voor de duur van één jaar gelegen was in het feit dat betrokkene op dat moment - anders dan nu - in een uitzichtloze situatie verkeerde. De rechtbank ziet op dit moment geen aanleiding een “vinger aan de pols” te houden en er is geen sprake van een bijzondere omstandigheid die een verlenging met één jaar vereist. Het motiveren van betrokkene is niet een dergelijke uitzondering. Die motivering zal uiteindelijk vanuit betrokkene zelf moeten komen. Ook de kliniek geeft tenslotte perspectief op plaatsing in een longcare-instelling, maar niet reeds over een jaar. Ten slotte is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van disproportionaliteit, nu het tijdsverloop van de maatregel niet alleen moet worden beschouwd in het perspectief van de ernst van de indexdelicten, maar ook de aard van de stoornis en het actuele recidivegevaar in aanmerking moeten worden genomen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen verlenging van de maatregel eist. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling daarom met twee jaren verlengen.
De beslissing
De rechtbank:
wijst af het verzoek om aanhouding;
__verlengt__de termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] mettwee jaren.